Privaatrecht Flashcards

1
Q

privaatrecht

A

de verhouding tussen burgers onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

overeenkomst gesloten, kun je nog terug?

A

niet meer mogelijk om eenzijdig terug te trekken
pacta sunt servanda = afspraken moeten nagekomen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

andere namen voor het privaatrecht

A

burgerlijk recht
civiel recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

drie rechtsgebieden

A

personen en familierecht
rechtspersonenrecht
vermogensrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gelaagde structuur

A

BW
10 boeken
van algemeen naar bijzonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vermogensrecht

A

het op geld waardeerbare vermogen zoals het goederen en verbintenissenrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

goederenrecht

A

verhouding tussen een persoon en een goed
absoluut recht = werkt tegenover iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verbintenissenrecht

A

verhouding tussen twee of meer personen
relatieve recht (individueel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschil rechtsobject en subject

A

object = een goed of voorwerp, dingen die geen rechten en plichten zelf kunnen dragen
subject = personen, natuurlijke en rechtspersonen, vlees en bloed en stichtingen zoals de school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

goed

A

Art. 3:1 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zaak

A

Art. 3:2 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vermogensrechten

A

Art. 3:6 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rechtsfeit

A

een feit dat een rechtsgevolg heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

blote rechtsfeiten

A

geen invloed op hebben
18 jaar worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

menselijke handelingen

A

wel invloed op de gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

rechtshandelingen

A

Art. 3:33 BW
wil en verklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

feitelijke handelingen

A

de wil ontbreekt hier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke twee manieren kan een verbintenis ontstaan

A

uit een rechtshandeling
of uit de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

uit een rechtshandeling

A

eenzijdig of meerzijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

uit de wet

A

de rechtmatige of onrechtmatige daad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de overeenkomst artikel

A

Art. 6:213 BW
meerzijdig
plicht en recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Art. 6:217 BW

A

totstandkoming
aanbod en aanvaarding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waar staan de aanvullende regels hiervan

A

alle artikelen na 217

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Art. 3:32 BW

A

ieder natuurlijk persoon mag een overeenkomst aangaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

welke twee uitzonderingen op het feit dat iedereen een overeenkomst mag aangaan

A

handelingsonbekwaamheid
minderjarig of onder curatele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wanneer kun je een aanbod intrekken?

A

moet nog niet zijn aanvaard
mag nog niet onherroepelijk zijn gemaakt
Art. 6:219 lid 1 en 2 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

De wilsgebreken

A

Art. 6:228 BW
dwaling

Art. 3:44 BW
bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

twee soorten geschillenbeslechting

A

formeel = rechtspraak
informeel = ADR (alternative dispute resolution) oftewel mediation, maatwerk wat een rechter niet kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

3 rechtsgebieden in de rechtspraak

A

burgerlijk recht = Art. 112 lid 1 GW, schadevergoeding
bestuursrecht = Art. 112 lid 2 GW, hoogte ziektewet
strafrecht = Art. 113 GW, berechten van geschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

De indeling van de rechterlijke macht

A

Art. 116 GW
verder uitgewerkt in de RO
Art. 2 RO = achterin privaatrecht bundel
rechtbanken, Art. 42 tm 45 RO, eerste aanleg, 11 stuks, 1 per arrondissement
gerechtshoven, Art. 60 RO, hoger beroep, 4 stuks in resort
hoge raad, Art. 78 RO, beroep in cassatie, Den Haag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

absolute en relatieve competentie

A

R= welke rechtbank en waar.
A= welke rechter is bevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

het gewoonterecht

A

ongeschreven
rechtsbeginselen = het recht steunt op dit principe, je kunt er een beroep op doen in de rechtbank
basis = eerlijk proces, Art. 6 EVRM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

beginsel, de terechtzitting is openbaar

A

iedereen mag aanwezig zijn, burgers kunnen de rechter controleren
een uitzondering = personen en familierecht, kinderen betrokken, privevelang weegt dan zwaarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

de uitspraak is openbaar

A

geen uitzonderingen
alles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

de rechter is onafhankelijk

A

machtenscheiding
rechter wordt namelijk voor het leven benoemd

36
Q

de rechter is onpartijdig

A

stelt zich tijdens het proces neutraal op
denkt iemand dat dit niet klopt? vragen aan de rechter om te wraken, nieuwe rechter betekend dit

37
Q

de rechter moet de uitspraak motiveren

A

waarom hij hiertoe is gekomen

38
Q

beide partijen moeten worden gehoord

A

beginsel van hoor en wederhoor

39
Q

binnen een redelijke termijn

A

procedure
kan invloed hebben op de uitspraak
strafvermindering

40
Q

wordt gedaan door beroepsrechters

A

opgeleide juristen
geen jury zoals in amerika

41
Q

wanneer gelden deze beginselen

A

altijd
en in elk rechtsgebieden

42
Q

algemene beginselen binnen de rechtsgebieden

A

bestuursrecht = abbbs
privaatrecht = redelijkheid en billijkheid
strafrecht = legaliteitsbeginsel en ne bis in idem beginsel

43
Q

contractsvrijhejd

A

iedereen is vrij om een overeenkomst te sluiten

44
Q

procederen in het civiele recht

A

in eerste aanleg bij de rechtbank
dagvaardingsprocedure
kanton = geen advocaat, max 25.000 euro behalve arbeidsrechtelijke geschillen
civiel = verplicht advocaat

45
Q

verloop procedure

A

dagvaarding = door advocaat, plaats tijd en deurwaarder
conclusie van antwoord = reactie van de gedaagde, op bovenstaande en schriftelijk
comparitie/zitting = rechter leest beide stukken en wil vragen stellen
vonnis = uitspraak rechter, 4 weken na zitting, gronden staan ook vermeld
verloop hiervan komt vaak voor maar is niet altijd hetzelfde

46
Q

besluit zittingsplaatsen gerechten

A

blz. 2823

47
Q

lijdelijkheid rechter

A

hij beslist alleen op de punten die de partijen zelf naar voren brengen

48
Q

een van de twee niet verschenen in de rechtbank

A

verstekvonnis, vaak de gedaagde

49
Q

beide personen niet verschenen

A

vonnis op tegenspraak

50
Q

twee vormen van cassatie instellen

A

verzuim van vormen of schending van het recht

51
Q

een uitvoerbaarverklaring bij voorraad

A

heft de schorsende werking van een rechtsmiddel op

52
Q

kort geding

A

spoedeisende gevallen

53
Q

termijn hoger beroep

A

3 maanden
Art. 339 Rv

54
Q

obligatoire overeenkomst

A

door twee partijen gesloten met het doel dat daaruit rechten en plichten voortvloeien

55
Q

wederkerige overeenkomst

A

iemand verkrijgt een recht en de andere persoon neemt een plicht op zich

56
Q

voorbeeld van een eenzijdige overeenkomst

A

een schenkingsovereenkomst

57
Q

wilsverklaring

A

deze moet met elkaar overeenstemmen om een overeenkomst tot stand te laten komen

58
Q

wilsgebrek en wilsontbreken

A

wilsgebrek = de wil is gebrekkig tot stand gekomen
wilsontbreken = de wil ontbreekt

59
Q

wils vertrouwensleer of dubbele grondslagleer

A

wanneer partijen er op mochten vertrouwen dat de verklaring en de wil in overeenstemming waren komt er ook een overeenkomst tot stand

60
Q

4 soorten wilsgebreken

A

dwaling, als de persoon het wist had hij het nooit gedaan
bedrog, iemand onjuiste informatie verschaffen
misbruik van omstandigheden, noodtoestand of stoornis
bedreiging, iemand dingen met middelen om een rechtshandeling aan te gaan

61
Q

nietigheid

A

overeenkomst niet geldig
in strijd met de goede zede of openbare orde
overeenkomst heeft nooit bestaan, Art. 3:40 BW

62
Q

handelingsonbekwaam

A

minderjarigen, Art. 1:253ha
onder curatele gestelde personen, vernietigbaar

63
Q

de rechtsgevolgen van een overeenkomst

A

de wet
de gewoonte
redelijkheid en billijkheid

64
Q

de wet

A

rechten en plichten

65
Q

de gewoonte

A

regels die partijen niet hoeven af te spreken maar al gelden

66
Q

redelijkheid en bilijkheid

A

Art. 6:248
aanvullende of beperkende werking

67
Q

wanprestatie

A

Art. 6:74 lid 1 BW
te late, niet deugdelijke of geen nakoming
allemaal dus een tekortkoming in de nakoming

68
Q

genuszaak

A

niet geindividualiseerd

69
Q

speciezaak

A

wel voor een persoon

70
Q

ingebrekestelling

A

schriftelijke aanmaning aan het adres
redelijke termijn hierin

71
Q

verkeersopvatitting

A

wat mensen normaal vinden en in het algemeen wordt aanvaard

72
Q

ontbinding

A

beide partijen worden dan bevrijd van de verplichtingen
alleen wederkerig

73
Q

verzuim

A

Art. 6:265 lid 2 BW

74
Q

nakoming niet mogelijk

A

schadevergoeding of ontbinding

75
Q

drie soorten opschortingsrechten

A

exceptio non adimplenti contractus = Art. 6:262 BW, eerst de ander laten presteren
onzerheidsexceptie = Art. 6:263 BW, vrezen dat er niet nagekomen gaat worden
recht van retentie = Art. 3:290 BW, iemand heeft roerende zaak, garagehouder eerst geld dan auto terug

76
Q

unusrechtspraak

A

een rechter spreekt alleen recht

77
Q

aardvorderingen

A

alle vorderingen met betrekking tot een bepaald soort overeenkomst

78
Q

alleensprekende rechters

A

kinderrechter of politierechter

79
Q

locatie van de rechtbank

A

woonplaats gedaagde
persoon die voor de rechter wordt gesleept

80
Q

minnelijke schikking

A

rechter wil beide partijen water bij de wijn laten doen

81
Q

bewijsaandraagplicht

A

precies aangeven op welke wijze hij denkt gelijk te krijgen

82
Q

vorderingsprocedure

A

eindigt in een rechterlijke beslissing

83
Q

verzoekprocedure

A

algemene belangen spelen een grote rol

84
Q

drie rechtsmiddelen in de civiele procedure

A

verzet = je schakelt een deurwaarder in, de rechter verleent verstek, verweerder niet gemeld, tegen dit verstek kun je verzet aantekenen
hoger beroep = moet binnen drie maanden, appellant genoemd
cassatie = ook binnen drie maanden

85
Q

Kort geding

A

Art. 81 RO
spoedeisend belang
voorzieningenrechter