PP TT Flashcards

1
Q

Wat wordt bedoeld met het cognitief gedragsmodel?

A

Het cognitief gedragsmodel beschrijft de interactie tussen gedachten, gedrag en emoties. Het legt uit dat om emoties en gedrag aan te passen, er gewerkt moet worden aan de onderliggende gedachten die deze beïnvloeden. Ook de context van de situatie speelt hierbij een belangrijke rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is het belangrijk om de rationale van een behandeling uit te leggen aan een cliënt?

A

Het uitleggen van de rationale bevordert de therapeutische relatie, geeft de cliënt meer gevoel van controle over het proces en kan weerstand tegen de behandeling verminderen. Het helpt ook om de cliënt te betrekken bij het proces, en stimuleert hen om vragen te stellen en het behandelingsplan beter te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen het etiologische model en het veranderingsmodel?

A

Het etiologische model richt zich op het verklaren van de oorsprong van het probleem (hoe het is ontstaan), terwijl het veranderingsmodel zich richt op hoe het probleem kan worden aangepakt en veranderd tijdens de behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het doel van introceptieve exposure en bij welke stoornis wordt het vooral toegepast?

A

Het doel van introceptieve exposure is om angst te verminderen door blootstelling aan lichamelijke sensaties zonder dat de cliënt deze vermijdt. Dit helpt om de negatieve verwachting te weerleggen. Het wordt vooral toegepast bij paniekstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt bedoeld met de paniekcirkel en hoe speelt het een rol in introceptieve exposure?

A

De paniekcirkel verwijst naar het patroon waarbij lichamelijke sensaties (zoals hartkloppingen) leiden tot angst, die op zijn beurt de sensaties verergert, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat. In introceptieve exposure wordt geprobeerd deze cirkel te doorbreken door de cliënt bloot te stellen aan de sensaties zonder dat ze vermijding toepassen, waardoor de angst afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt de holistische theorie in bij het begrijpen van klachten?

A

De holistische theorie kijkt naar de onderlinge relaties tussen verschillende klachten en onderzoekt in welke mate deze met elkaar verbonden zijn. Het ziet de klachten niet als losse symptomen, maar als elementen die samenhangen en elkaar kunnen beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het doel van een betekenisanalyse en hoe wordt het uitgevoerd?

A

De betekenisanalyse is gericht op het begrijpen van de specifieke betekenis die een cliënt aan een bepaalde situatie hecht. Dit wordt gedaan op basis van klassieke conditionering, waarbij een voorheen neutrale situatie (CS) beladen is geworden en een geconditioneerde respons (CR) oproept. Door het identificeren van de onderliggende betekenis van de situatie, kan inzicht worden verkregen in hoe de geconditioneerde respons ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het doel van een functieanalyse en hoe verschilt het van een betekenisanalyse?

A

De functieanalyse richt zich op het begrijpen van de factoren die het probleemgedrag van de cliënt in stand houden, gebaseerd op operante conditionering. Het onderzoekt hoe een bepaalde situatie (Sd) bepaald gedrag (R) oproept, en wat de gevolgen van dit gedrag zijn. In tegenstelling tot de betekenisanalyse, die kijkt naar de betekenis van een situatie, kijkt de functieanalyse naar de gevolgen van gedrag en hoe deze het gedrag versterken of in stand houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen graded exposure, flooding en random exposure in vivo?

A

Graded exposure houdt in dat de cliënt begint met situaties die laag in de angsthierarchie staan en geleidelijk moeilijkere situaties oefent.
Flooding betekent dat de cliënt direct de moeilijkste stap uit de angsthierarchie oefent.
Random exposure is een realiteitsgebaseerde strategie waarbij verschillende stappen uit de angsthierarchie door elkaar worden geoefend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is vermijding problematisch in de context van angst, volgens de rationale van vermijding?

A

Vermijding biedt op de korte termijn een beloning, omdat de angst uitblijft of afneemt. Echter, hierdoor worden catastrofale cognities niet gecorrigeerd of gefalsifieerd, en blijft de associatie tussen de situatie en de angst sterk. Dit voorkomt de leerervaring van tolerantie en habituatie, waardoor de angst op de lange termijn niet vermindert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het doel van gedragsactivatie bij depressie?

A

Het doel van gedragsactivatie is om cliënten te helpen activiteiten weer op te pakken die zij tijdens hun depressie vaak niet meer doen. Dit helpt hen gevoelens van controle en voldoening te ervaren, wat bijdraagt aan het doorbreken van de vicieuze neerwaartse spiraal van depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de diathese-stress hypothese in en hoe is het gerelateerd aan gedragsactivatie?

A

De diathese-stress hypothese erkent de biologische kwetsbaarheid voor depressie, maar benadrukt de rol van omgevingsfactoren in het ontstaan en instandhouden van de aandoening. Gedragsactivatie speelt hierop in door omgevingsfactoren (zoals activiteiten en sociale interacties) te manipuleren om de depressieve symptomen te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil in voordelen tussen gedragsactivatie en antidepressiva bij de behandeling van depressie?

A

Gedragsactivatie heeft als voordeel dat het geen bijwerkingen heeft, terwijl antidepressiva wel bijwerkingen kunnen veroorzaken. Bovendien is er een groter risico op een terugval bij het stoppen met medicatie, en er zijn vaak problemen met non-compliance en medicatieresistentie bij antidepressiva, wat bij gedragsactivatie niet het geval is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de rationale achter gedragsactivatie bij depressie?

A

De rationale is dat depressie een neerwaartse spiraal vormt waarbij gedrag en gevoelens elkaar versterken. Gedrag kan worden gebruikt om deze spiraal te doorbreken door doelgericht gedrag te verhogen (outside-in benadering), in plaats van te wachten op gevoelens (inside-out benadering). Dit verhoogt zelfbekrachtiging en helpt de negatieve spiraal te doorbreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt “graded task assignment” in en hoe wordt het gebruikt bij gedragsactivatie?

A

“Graded task assignment” houdt in dat taken die te groot of overweldigend lijken, worden opgesplitst in kleinere, behapbare stappen. Dit maakt het makkelijker voor de cliënt om te beginnen en succeservaringen op te doen, wat helpt bij het doorbreken van de negatieve spiraal van depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen automatische gedachten en schema’s in de cognitieve therapie?

A

Automatische gedachten zijn specifieke, vaak korte gedachten over een bepaalde situatie, terwijl schema’s diepgewortelde, stabiele overtuigingen zijn over jezelf die zijn ontstaan in de jeugd en die de automatische gedachten sturen. Schema’s vormen een patroon van gedachten die psychopathologie kunnen instandhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn conditionele assumpties en hoe hangen ze samen met schema’s?

A

Conditionele assumpties zijn (levens-)regels die gebaseerd zijn op de schema’s van een persoon. Ze bepalen hoe iemand denkt dat hij of zij zich moet gedragen in bepaalde situaties om negatieve gevolgen te voorkomen, en worden vaak onbewust toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de rationale achter cognitieve therapie?

A

De rationale van cognitieve therapie is dat disfunctionele cognities (onrealistische of negatieve gedachten) maladaptieve emoties en gedrag veroorzaken. Door deze disfunctionele gedachten uit te dagen, kan het gedrag en de emotionele reactie van de cliënt verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem twee voorbeelden van denkfouten en leg ze uit.

A
  • Te snel conclusies trekken/ willekeurige gevolgtrekking bij gebrek aan bewijs
  • Catastrofieren: Specifiek geval van willekeurige gevolgtrekking, leidend tot slecht eind
  • Toekomst voorspellen: Overtuigd zijn dat iets slecht uitpakt
  • Overgeneraliseren: Op basis van 1 detail een algemene conclusie trekken
  • Personalisatie/buitensporige verantwoordelijkheid: denken dat je de oorzaak bent van gebeurtenissen
  • Vergroten/Verkleinen: negatieve ervaringen overdrijven, Belang van positieve ervaringen onderschatten
  • Kans overschatten: Overschatten van de kans dat iets zich voordoet
  • Gedachtenlezen: denken dat je weet wat een ander denkt
  • Absoluut/zwart-wit denken: Denken in categorieen ipv schaal
  • Moeten: te hoge/onduidelijke eisen aan jezelf stellen
  • Meten met twee maten: voor jou gelden andere normen dan voor anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de neerwaartse pijltechniek en hoe wordt deze gebruikt in cognitieve therapie?

A

De neerwaartse pijltechniek houdt in dat de therapeut de cliënt vraagt om de automatische gedachte die een angst of zorgen oproept als waar aan te nemen en vervolgens te onderzoeken wat het ergste is dat kan gebeuren als deze gedachte waar zou zijn. Dit helpt de cliënt om te begrijpen hoe disfunctionele gedachten zich verhouden tot onderliggende schema’s of overtuigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de drie belangrijkste doelen van cognitieve therapie (CT)?

A

Het vervangen van disfunctionele cognities en schema’s door helpende of functionele cognities.
Het verminderen van de hevigheid van emoties.
Het verhogen van de motivatie om ander, adaptief gedrag te vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem en leg kort één uitdaagtechniek uit die gebruikt wordt in cognitieve therapie.

A

Bewijzen: voor en tegen argumenten voor de automatische gedachte afwegen. Onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve argumenten
- Kosten-batenanalyse: voor en nadelen van de disfunctionele cognities evalueren
- Perspectief wijzigen: Perspectief in tijd of van persoon
- Het ergste van het ergste: Gebruik van neerwaarste pijltechniek, niet uitdagen maar aannemen, en wat dan?
- Meerdimensionaal evalueren: op een schaal zetten en van een algemeen punt naar specifieke punten en beoordelen op uiterste aspecten van de schaal
- Taartdiagram: Hierbij gaat het vaak om een te hoge verantwoordelijkheid, de diagram wordt gebruikt om de verdeling van verantwoordelijkheid weer te geven
- Kans berekenen: Er vind vaak een overschatting van kans plaats dat een bepaalde uitkomst plaats vind
- Gedragsexperimenten: uitvoeren van nieuw gedrag om de assumpties te testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarom kunnen uitdaagtechnieken in sommige gevallen niet effectief zijn?

A

Uitdaagtechnieken kunnen niet effectief zijn wanneer:
De gedachte die wordt uitgedaagd klinisch niet relevant is.
De negatieve cognitie realistischer is dan de therapeut denkt.
De functionele cognitie ongeloofwaardig is voor de cliënt.
Er een verschil is tussen rationele en emotionele acceptatie van de gedachte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het doel van Emotion Focused Therapy (EFT)?

A

Het doel van EFT is om veranderingen te bewerkstelligen in emoties, fysiologische responsen en geverbaliseerde cognities, zodat deze samenkomen en leiden tot adaptief gedrag. Dit wordt bereikt door emoties centraal te stellen en te verwerken, wat kan bijdragen aan de vermindering van psychopathologie en stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe wordt emoties in EFT benaderd en welke rol spelen ze in psychopathologie?

A

In EFT worden emoties als centraal beschouwd in de behandeling. Emotieregulatieproblemen vormen vaak de basis voor diverse psychopathologieën en komen transdiagnostisch voor. Emoties triggeren actietendensen, die gedragsneigingen vormen zoals vechten, vluchten of terugtrekken, die essentieel zijn voor overleving. Het begrijpen en reguleren van deze emoties is cruciaal voor het verbeteren van het functioneren en het aanpakken van psychische klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de rol van de ‘window of tolerance’ in EFT en welke vormen van emotieregulatieproblemen kunnen optreden?

A

De ‘window of tolerance’ verwijst naar het bereik van emoties dat een persoon kan verwerken zonder overbelast te raken. Bij onderregulatie voelt iemand zich overspoeld door emoties en heeft hulp nodig om emoties te downreguleren. Bij overregulatie onderdrukt iemand emoties, en hierbij helpt de therapeut met het versterken, tolereren en accepteren van deze emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn primaire en secundaire emoties, en hoe kunnen ze elkaar beïnvloeden in EFT?

A

Primaire emoties zijn de eerste reacties op een situatie, terwijl secundaire emoties een reactie zijn op de primaire emoties. Maladaptieve secundaire emoties kunnen destructief zijn en adaptief gedrag blokkeren. EFT richt zich op het versterken van primaire emoties en het transformeren van maladaptieve secundaire emoties naar meer adaptieve emoties, wat kan leiden tot gezonde gedragsveranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de belangrijkste techniek van de ‘bottom-up aanpak’ in EFT en hoe wordt het toegepast?

A

De bottom-up aanpak in EFT houdt in dat veranderingen in emoties leiden tot veranderingen in cognities en gedrag. Het richt zich eerst op het ervaren en reguleren van emoties (emotie-ervaring) voordat cognitieve of gedragsveranderingen plaatsvinden. Deze aanpak helpt cliënten om zich bewust te worden van hun emoties en deze te verwerken, wat uiteindelijk leidt tot positieve gedragsveranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn enkele belangrijke technieken voor het transformeren van emoties in EFT?

A

Enkele technieken die in EFT worden gebruikt om emoties te transformeren zijn:

Enactment: Het uitbeelden van emoties om ze beter te begrijpen.
Imaginatie: Het voorstellen van alternatieve reacties of scenario’s om emotionele patronen te veranderen.
Cognitieve betekenisverlening: Het herinterpreteren van emoties en situaties om een nieuwe betekenis te geven.
Modeling: Het tonen van nieuw gedrag door de therapeut, zodat de cliënt dit kan integreren in zijn of haar eigen reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de beperkingen van cognitieve gedragstherapie (CGT) bij persoonlijkheidsproblematiek?

A

Diffuus probleem: De klacht is vaak niet duidelijk afgebakend, waardoor het moeilijk is om concrete doelen te stellen.
Extreme vermijding: Cliënten kunnen moeite hebben met het herkennen en confronteren van negatieve gedachten en gevoelens.
Rigide overtuigingen: Cliënten kunnen het moeilijk vinden om afstand te nemen van vaste, diepgewortelde gedachten, wat de effectiviteit van gedachte-uitdaging kan verminderen.
Interpersoonlijke problemen: Cliënten hebben vaak moeite in interpersoonlijke relaties, wat de therapeutische relatie kan beïnvloeden en samenwerking bemoeilijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een belangrijk verschil tussen schema-focused therapie (SFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) bij de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen?

A

Schema-focused therapie richt zich meer op diepgewortelde, maladaptieve schema’s die al vanaf de jeugd aanwezig zijn en zich in de loop van de tijd versterken. In tegenstelling tot CGT, dat zich vaak richt op het veranderen van specifieke, disfunctionele gedachten, biedt SFT een meer integratieve benadering die het verleden, interpersoonlijke aspecten en de therapeutische relatie benadrukt, met een langere behandelingsduur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de vijf schema domeinen die centraal staan in schema-focused therapie

A

Onverbondenheid en afwijzing: Verwachting van een gebrek aan veiligheid, empathie en begrip.
Verzwakte autonomie en functioneren: Verwachting dat het moeilijk is om onafhankelijk te functioneren of succesvol te zijn.
Verzwakte grenzen: Problemen met grenzen en het stellen van lange termijn doelen.
Gerichtheid op anderen: Overmatige focus op de behoeften van anderen ten koste van eigen behoeften.
Overmatige waakzaamheid en inhibitie: Excessieve nadruk op het onderdrukken van eigen emoties, impulsen en beslissingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de rol van ‘limited reparenting’ in schema-focused therapie?

A

Limited reparenting’ houdt in dat de therapeut een correctieve ervaring biedt door een therapeutische relatie op te bouwen die tegen de maladaptieve schema’s ingaat. Dit proces helpt cliënten om een meer adaptieve ervaring van zorg en ondersteuning te ontwikkelen, die mogelijk een vervangende ervaring biedt voor de disfunctionele opvoeding die heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schema’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke drie schema coping mechanismen worden vaak gebruikt in schema-focused therapie en wat houden ze in?

A

Overgave: Cliënten functioneren op een manier die in overeenstemming is met hun disfunctionele schema’s.
Vermijding: Cliënten vermijden activatoren van hun schema’s om pijnlijke gevoelens of gedachten te vermijden.
Overcompensatie: Cliënten gedragen zich op een manier die het tegenovergestelde is van hun schema’s, bijvoorbeeld door overmatig bewijs te leveren van hun waarde om afwijzing te vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe wordt in schema-focused therapie omgegaan met interpersoonlijke problemen van cliënten?

A

Interpersoonlijke problemen worden in schema-focused therapie gezien als een weerspiegeling van maladaptieve schema’s die zich vaak in relaties met anderen manifesteren. De therapeutische relatie zelf wordt gebruikt als een instrument om deze schema’s aan te pakken, waarbij de therapeut een correctieve ervaring biedt die het disfunctionele gedrag en de overtuigingen van de cliënt uitdaagt. Daarnaast worden interpersoonlijke vaardigheden en gedragingen geëxploreerd en veranderd om gezonde, adaptieve relaties te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen de benaderingen van Beck en Ellis in de cognitieve therapie?

A

Beck en Ellis deelden de overtuiging dat cognitieve processen een centrale rol spelen in de ontwikkeling van psychische stoornissen. Beck richtte zich meer op het identificeren en uitdagen van negatieve automatische gedachten, terwijl Ellis met zijn Rational Emotive Behavior Therapy (REBT) de nadruk legde op het veranderen van irrationele overtuigingen die ten grondslag liggen aan emoties en gedrag. Beck focust meer op de hier-en-nu situatie, terwijl Ellis breder kijkt naar de fundamentele overtuigingen die over tijd gevormd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de rol van ‘gedrags-experimenten’ binnen cognitieve therapie?

A

Gedrags-experimenten binnen cognitieve therapie worden gebruikt om alternatieve gedragingen te oefenen die passen bij de nieuwe, meer rationele gedachten. Dit helpt cliënten om disfunctionele overtuigingen te testen door daadwerkelijk ander gedrag uit te voeren, wat vaak leidt tot een wijziging in hun gedachten en de daarmee samenhangende emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat houdt de ‘socratische dialoog’ in binnen de context van cognitieve therapie, en wat is het doel ervan?

A

De socratische dialoog in cognitieve therapie houdt in dat de therapeut vragen stelt die de cliënt aanmoedigen om zelf inzichten te krijgen over hun automatische gedachten en overtuigingen. Het doel is om cliënten bewust te maken van hun denkpatronen en om hen te helpen meer rationale, flexibele gedachten te ontwikkelen. Dit wordt bereikt door het uitdagen van disfunctionele gedachten en het stimuleren van alternatieve interpretaties van situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke technieken worden gebruikt om automatische gedachten uit te dagen binnen cognitieve therapie?

A

Verschillende technieken worden gebruikt om automatische gedachten uit te dagen, zoals:
Het zoeken naar voor- en tegenargumenten voor de automatische gedachte.
Het onderzoeken van alternatieve interpretaties van de situatie.
Het stellen van ‘stel dat’-vragen, waarbij de cliënt wordt gevraagd zich voor te stellen wat het ergste is dat kan gebeuren als de automatische gedachte waar is.
De neerwaartse-pijltechniek, waarbij de cliënt verder wordt uitgedaagd om de consequenties van de gedachte te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van automatische gedachten volgens Beck en Ellis?

A

Automatische gedachten zijn snel en spontaan, vaak zonder dat we ons ervan bewust zijn. Ze komen meestal zonder overwegingen of redenering op en zijn vaak kort en situatie-specifiek. Deze gedachten zijn sterk verbonden met de emoties die de persoon ervaart op dat moment en worden op dat moment als geloofwaardig ervaren, ondanks dat ze vaak irrationeel of onjuist kunnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het doel van de betekenisanalyse (BA) binnen het gedragstherapeutisch proces?

A

Het doel van de betekenisanalyse (BA) is om te onderzoeken hoe specifieke gebeurtenissen of situaties bij de patiënt geassocieerd worden met bepaalde emotionele reacties. BA helpt de therapeut om te achterhalen welke onderliggende associaties, cognitieve schema’s of negatieve ervaringen de huidige problemen van de patiënt in stand houden. Dit helpt bij het ontwikkelen van gerichte therapieën en interventies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is het verschil tussen sequentiële en referentiële associaties binnen de betekenisanalyse? Geef een voorbeeld van elke vorm.

A

Sequentiële associatie verwijst naar de verwachting dat een specifieke gebeurtenis (CS) een andere gebeurtenis (UCS/UCR) zal voorspellen. Een voorbeeld is een fobie waarbij iemand een specifieke situatie als gevaarlijk beschouwt, zoals een angst voor honden die leidt tot de verwachting dat een aanval van de hond zal volgen.

Referentiële associatie verwijst naar het oproepen van herinneringen aan eerdere, vaak traumatische ervaringen door de waarneming van een situatie (CS). Een voorbeeld is PTSS, waarbij een bepaalde geur of geluid herinneringen oproept aan een traumatische gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn de vier belangrijkste elementen in het schema van de betekenisanalyse?

A

De uitlokkende stimulusconstellatie (CS), de situatie die de emotionele reactie triggert.

De cognitieve representatie van de betekenisvolle situatie (de UCS/UCR-representatie), die de emotionele betekenis van de gebeurtenis bevat.

De associatie tussen de CS en de UCS/UCR-representatie.

De emotionele reactie (CR) die het gevolg is van de geactiveerde associatie tussen CS en UCS/UCR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe wordt een hypothese over de UCS/UCR-representatie opgesteld binnen de betekenisanalyse?

A

De hypothese over de UCS/UCR-representatie wordt opgesteld door middel van verschillende technieken, zoals de neerwaartse-pijltechniek, waarin steeds verder wordt gezocht naar de diepere betekenis achter een gebeurtenis of angst. Het kan ook door intrinsieke betekenisverlening worden onderzocht, waarbij de therapeut met de cliënt op zoek gaat naar de betekenis achter specifieke gebeurtenissen, vaak gerelateerd aan zelfbeeld of kernthema’s. Daarnaast kan de leergeschiedenis van de cliënt, die bijvoorbeeld verwijst naar opvoeding of eerdere ervaringen, een belangrijke rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is de ‘tovervraag’ en hoe wordt deze gebruikt in de betekenisanalyse?

A

De ‘tovervraag’ is een vraag die wordt gesteld in gedachtenexperimenten om de houdbaarheid van de hypothese over de associatie tussen CS en UCS/UCR te testen. De vraag is: “Stel dat X nooit meer gebeurt, is de CS dan nog steeds een probleem?” Deze vraag helpt om te bepalen of de gepercipieerde betekenis van de situatie (CS) werkelijk in verband staat met de oorspronkelijke trauma- of emotionele ervaring (UCS/UCR) of dat het probleem zich verder uitstrekt. Het helpt bij het evalueren van de effectiviteit van de hypothese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Waarom is het belangrijk om action plans af te stemmen op de cliënt, en welke factoren moeten in overweging worden genomen bij het opstellen van een action plan

A

Het is belangrijk om action plans af te stemmen op de cliënt om ervoor te zorgen dat het plan haalbaar en motiverend is. Factoren die in overweging moeten worden genomen zijn onder andere de persoonlijkheid en karakteristieken van de cliënt, het huidige niveau van distress, de motivatie van de cliënt, en intellectuele vaardigheden. Door het plan persoonlijk relevant te maken, verhoogt de kans op succesvolle uitvoering en draagt het bij aan de effectiviteit van de therapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat zijn enkele belangrijke strategieën om de uitvoering van een action plan te verhogen?

A

Het afstemmen van het plan op de cliënt, rekening houdend met hun persoonlijkheid, motivatie en vaardigheden.
Het duidelijk uitleggen van de rationale achter het action plan zodat de cliënt begrijpt waarom het belangrijk is.
Het samen met de cliënt opstellen van het action plan en het gemakkelijker maken door het in kleinere stappen te verdelen.
Het geven van expliciete instructies en het instellen van een reminder systeem (bijv. alarmen of post-its).
Het beginnen van het action plan in de sessie om de cliënt direct te betrekken.

48
Q

Hoe kun je negatieve uitkomsten van een action plan hanteren en ervoor zorgen dat de cliënt tevreden blijft met hun eigen handelen, zelfs als het gewenste resultaat niet wordt bereikt?

A

Het is belangrijk om de cliënt voor te bereiden op mogelijke negatieve uitkomsten door samen te bespreken wat er kan gebeuren als het actieplan niet het gewenste resultaat oplevert. Hierbij is het essentieel om de nadruk te leggen op het proces en de eigen inzet van de cliënt, zodat ze trots kunnen zijn op hun pogingen, zelfs als het resultaat niet perfect is. Dit helpt de cliënt om zichzelf positief te evalueren en om niet ontmoedigd te raken door tijdelijke tegenslagen.

49
Q

Wat is de vicieuze cirkel van inactiviteit bij depressieve cliënten, en hoe kan deze worden doorbroken?

A

De vicieuze cirkel van inactiviteit bestaat uit de volgende stappen: de cliënt denkt aan het ondernemen van een activiteit, maar wordt belemmerd door negatieve automatische gedachten zoals “Ik ben te moe” of “Ik ga er toch niet van genieten”. Dit leidt tot inactiviteit, waardoor er minder kansen zijn voor positieve ervaringen, wat de depressieve stemming versterkt. De cirkel kan doorbroken worden door actief te worden en positieve erkenning van de eigen inspanningen te krijgen, wat leidt tot een verbetering van de stemming en een positieve cyclus van verhoogde activiteit en positieve gedachten.

50
Q

Welke strategieën kunnen worden gebruikt om de negatieve gedachten die de ervaring van activiteit verstoren, te onderbreken bij cliënten die weinig voldoening ervaren van hun activiteiten? - bij gedragsactivatie

A

Anticiperen van negatieve gedachten: Help cliënten vooraf te herkennen welke gedachten hun plezier kunnen verstoren.

Onderbreken en uitdagen van gedachten: Leer cliënten negatieve gedachten te vervangen door realistischere, positievere gedachten, bijvoorbeeld door te denken “Ik doe mijn best, en dat is goed genoeg.”

Focus op kleine successen: Benadruk het belang van het erkennen van kleine overwinningen en de moeite die ze doen, in plaats van zich te richten op wat niet goed ging.

Evaluatie na de activiteit: Stimuleer cliënten om na de activiteit te reflecteren op wat goed ging, en gebruik deze reflecties om positieve gevoelens te versterken.

51
Q

Hoe kan de Activity Chart effectief worden gebruikt bij cliënten om hun verwachtingen van activiteiten te vergelijken met de werkelijke uitkomsten, en hoe kan dit hen helpen bij het doorbreken van negatieve verwachtingen?

A

De Activity Chart kan cliënten helpen om hun voorspellingen over het plezier, de controle en de verbinding tijdens activiteiten op te schrijven voordat ze de activiteit uitvoeren. Na de activiteit kunnen ze de werkelijke uitkomsten invullen en de voorspellingen vergelijken met de realiteit. Dit kan waardevolle inzichten opleveren. Als de voorspellingen incorrect blijken te zijn, kan dit de motivatie verhogen om door te gaan met activiteiten. Als de voorspellingen kloppen, kan dit aanleiding geven om de onderliggende negatieve gedachten te onderzoeken en te begrijpen waarom de activiteit anders werd ervaren dan verwacht.

52
Q

Beschrijf het proces van zelfverzachting (self-soothing) en geef twee voorbeelden van activiteiten die cliënten kunnen helpen om hun emoties te reguleren in stressvolle situaties.

A

Zelfverzachting is het proces waarbij cliënten technieken gebruiken om zichzelf te kalmeren en te troosten in stressvolle of emotioneel belastende situaties. Het doel is om de intensiteit van negatieve emoties te verminderen zonder deze te negeren. Activiteiten die hierbij helpen, zijn bijvoorbeeld:

Mindfulness-oefeningen: Cliënten kunnen ademhalings- of meditatieoefeningen doen om zich te focussen op het huidige moment en zich bewust te worden van hun emoties zonder erop te reageren.
Diepe ademhaling: Door langzame, diepe ademhalingen in te nemen, kunnen cliënten lichamelijke spanning verminderen en hun zenuwstelsel kalmeren.

53
Q

Leg uit hoe de techniek van ‘gradual exposure’ kan helpen bij het verminderen van angst bij cliënten die situaties vermijden, en noem twee belangrijke factoren die een rol spelen bij het succesvol toepassen van deze techniek.

A

Gradual exposure is een techniek waarbij cliënten stapsgewijs worden blootgesteld aan de situaties die ze vermijden vanwege angst. Het doel is om de angst te verminderen door herhaaldelijke confrontatie met de gevreesde situatie, zodat de cliënt leert dat de angst vaak ongegrond is. De techniek helpt om de emotionele reactie te verzachten en de cliënt vertrouwen te geven in het kunnen omgaan met de situatie. Twee belangrijke factoren voor succesvol gebruik van gradual exposure zijn:

Het opstellen van een blootstellingshiërarchie: Het rangschikken van situaties van minst tot meest angstig maakt het mogelijk om te beginnen met minder bedreigende situaties, zodat de cliënt kan opbouwen naar moeilijkere situaties.
Consistentie en herhaling: Het regelmatig oefenen van blootstelling, bij voorkeur dagelijks, helpt om de angstreactie te verminderen en de cliënt meer controle te geven over hun emoties.

54
Q

Hoe zou je cognitieve herstructurering toepassen wanneer een cliënt negatieve gedachten heeft die hen belemmeren bij het oplossen van problemen? Geef een concreet voorbeeld van hoe je de cliënt zou begeleiden om deze gedachten te herstructureren.

A

Cognitieve herstructurering is een techniek waarbij cliënten leren om negatieve, disfunctionele gedachten uit te dagen en te vervangen door realistischere en behulpzamere gedachten. Als een cliënt bijvoorbeeld denkt “Wat als ik faal?”, zou de therapeut de cliënt kunnen begeleiden door de volgende stappen:

Identificeren van de negatieve gedachte: De cliënt herkent de gedachte “Wat als ik faal?” en erkent de angst die hiermee gepaard gaat.
Uitdagen van de gedachte: De therapeut helpt de cliënt om te onderzoeken of deze gedachte logisch en realistisch is door bewijs te verzamelen voor en tegen de gedachte. Bijvoorbeeld: “Wat is het bewijs dat ik zal falen? Heb ik in het verleden al soortgelijke situaties goed aangepakt?”
Herstructureren van de gedachte: De cliënt komt tot een meer gebalanceerde gedachte, zoals: “Het is mogelijk dat ik niet alles perfect doe, maar ik heb in het verleden al bewezen dat ik obstakels kan overwinnen.” Door deze herstructurering kan de cliënt meer vertrouwen krijgen in hun vermogen om met de situatie om te gaan.

55
Q

Wat is het effect van positieve emoties op psychologisch en fysiek welzijn? Beschrijf ook hoe ze de aandacht en fysiologische opwinding beïnvloeden.

A

Positieve emoties bevorderen zowel psychologisch als fysiek welzijn doordat ze veerkracht versterken en cliënten helpen beter om te gaan met uitdagingen. Positieve emoties verbreden de aandacht, cognities en gedragingen, waardoor cliënten meer openstaan voor nieuwe ervaringen en oplossingsgerichte gedachten. Fysiek zorgen positieve emoties voor een verlaging van de fysiologische opwinding, waardoor het lichaam zich kalmeert en stressniveaus afnemen. Dit helpt cliënten om beter met stressvolle situaties om te gaan en kan bijdragen aan een sneller herstel van moeilijke ervaringen.

56
Q

Leg uit hoe de techniek van het herbeleven van positieve herinneringen kan helpen om positieve emoties te versterken, en noem een mogelijke uitdaging die cliënten kunnen ervaren tijdens deze oefening.

A

Het herbeleven van positieve herinneringen helpt cliënten om zich opnieuw te verbinden met de positieve emoties die ze tijdens eerdere ervaringen hebben gevoeld. Door de situatie opnieuw voor te stellen, kunnen ze de bijbehorende gevoelens van geluk, trots of dankbaarheid herbeleven, wat hun stemming verhoogt en positieve emoties versterkt. Een uitdaging die cliënten kunnen ervaren, is dat ze moeite hebben om zich volledig in de situatie te verplaatsen, vooral als ze angstig of gestrest zijn. In dergelijke gevallen kan het nuttig zijn om de herinnering in kleinere, minder overweldigende delen te splitsen.

57
Q

Beschrijf de techniek van het labelen van negatieve emoties en hoe deze techniek cliënten helpt bij het verbeteren van hun emotionele zelfbewustzijn.

A

Het labelen van negatieve emoties is een techniek waarbij cliënten worden geholpen om hun gevoelens te identificeren door middel van vragen of het gebruik van lijsten met emoties. Door negatieve emoties te benoemen, zoals “boos,” “verdrietig,” of “angstig,” kunnen cliënten een beter begrip ontwikkelen van wat ze daadwerkelijk voelen. Dit verhoogt hun emotionele zelfbewustzijn en helpt hen om effectiever met deze gevoelens om te gaan. Het labelen van emoties kan ook leiden tot een betere regulatie van emoties, doordat cliënten leren dat het erkennen van hun gevoelens hen niet overweldigt, maar hen juist helpt om ze te beheren.

58
Q

Wat is het doel van het beoordelen van de intensiteit van emoties tijdens therapie en hoe kan dit worden gedaan? Geef twee verschillende manieren om emotionele intensiteit te beoordelen.

A

Het doel van het beoordelen van de intensiteit van emoties is om te evalueren hoe sterk een emotie is en om te bepalen of interventies effectief zijn. Het helpt de therapeut ook te beslissen welke situaties prioriteit krijgen in de sessie. Emotionele intensiteit kan worden beoordeeld op verschillende manieren:

Numerieke schaal: Cliënten worden gevraagd om hun emoties te beoordelen op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 geen emotie en 10 de meest intense emotie is.
Categorieën: In plaats van cijfers te gebruiken, kan de emotionele intensiteit ook worden ingedeeld in categorieën zoals “mild,” “matig,” of “intens,” afhankelijk van de situatie en de voorkeur van de cliënt.

59
Q

Wat zijn de drie soorten automatische gedachten en geef een voorbeeld van elk type

A

Onnauwkeurige gedachten die leiden tot distress en/of maladaptief gedrag: Dit zijn gedachten die onterecht een negatieve impact hebben op de emotionele toestand van de cliënt, zoals “Ik faal altijd.” (voorbeeld: iemand die denkt dat ze altijd falen bij nieuwe uitdagingen).

Accurate maar niet-helpful gedachten: Dit zijn feitelijk correcte gedachten die echter niet bijdragen aan het welzijn van de cliënt, zoals “Ik ben niet goed genoeg voor deze baan.” (voorbeeld: iemand die het juist is dat ze niet alle vaardigheden bezit, maar deze gedachte blokkeert hun zelfvertrouwen).

Gedachten die onderdeel zijn van een disfunctioneel denkproces: Bijvoorbeeld obsessieve gedachten of piekeren, zoals “Wat als ik nu een fout maak?” (voorbeeld: iemand die eindeloos blijft piekeren over een beslissing, ondanks dat deze geen echte consequenties heeft).

60
Q

Hoe kun je de automatische gedachte “Ik zal nooit succesvol zijn” evalueren volgens de socratische methoden? Geef twee vragen die een therapeut zou kunnen stellen.

A

Wat maakt je denken dat dit waar is? (Onderzoek bewijs voor en tegen de gedachte).
Is er een andere manier om dit te bekijken? (Zoek naar alternatieve verklaringen).

61
Q

Welke rol speelt het identificeren van cognitieve vervormingen in het behandelen van automatische gedachten? Noem twee voorbeelden van cognitieve vervormingen en geef een korte uitleg van elk.

A

Alles-of-niets denken: Het zien van situaties in zwart-wit, zonder ruimte voor nuances.
Catastrofere: Het negatief voorspellen van de toekomst zonder alternatieve uitkomsten te overwegen.
Positieve ervaringen afwijze: Negeren of minimaliseren van positieve aspecten.
Emotioneel redeneren: Denken dat iets waar is alleen omdat je het sterk voelt.

62
Q

Wat moet een therapeut doen wanneer cognitieve herstructurering niet effectief is, bijvoorbeeld wanneer een cliënt een kernovertuiging vasthoudt, ondanks het feitelijke bewijs tegen de gedachte?

A

De therapeut moet onderzoeken of er meer centrale automatische gedachten of overtuigingen zijn die de cliënt nog niet heeft geïdentificeerd. Dit kan door verder door te vragen, te kijken naar onderliggende overtuigingen, en eventueel diepere kernovertuigingen zoals “Ik ben waardeloos” te onderzoeken. Het kan ook nodig zijn om meer praktische strategieën zoals gedrags-experimenten of mindfulness in te zetten.

63
Q

Wat zijn automatische gedachten en hoe verschillen deze van bewuste gedachten? Geef een voorbeeld van een automatische gedachte die iemand kan hebben in een stressvolle situatie.

A

Automatische gedachten zijn snelle, vaak onbewuste gedachten die automatisch opkomen in reactie op een situatie. Ze zijn meestal kort, direct en niet altijd waar of rationeel. In tegenstelling tot bewuste gedachten, die actief en doelgericht zijn, komen automatische gedachten vaak zonder inspanning en kunnen ze negatieve emoties oproepen.
Voorbeeld: In een stressvolle situatie, zoals een presentatie, kan iemand denken: “Ik ga deze presentatie zeker verpesten,” zonder dat dit een bewuste, weloverwogen gedachte is.

64
Q

Leg uit hoe disfunctionele automatische gedachten kunnen bijdragen aan negatieve emoties en gedrag. Noem een voorbeeld van een disfunctionele automatische gedachte over jezelf, anderen, en een situatie.

A

Disfunctionele automatische gedachten vervormen de werkelijkheid en kunnen leiden tot negatieve emoties zoals angst, verdriet, of boosheid. Ze kunnen ook ineffectief gedrag veroorzaken, zoals vermijding of overmatig streven naar perfectie. Wanneer mensen zich vastklampen aan deze gedachten, kunnen ze hun welzijn ondermijnen en hun doelen moeilijker bereiken.
Voorbeelden:

Over jezelf: “Ik ben niet goed genoeg.”
Over anderen: “Ze vinden me niet aardig.”
Over een situatie: “Dit gaat zeker mis.”

65
Q

Welke technieken kunnen therapeuten gebruiken om cliënten te helpen hun automatische gedachten te identificeren? Beschrijf minimaal twee technieken en leg uit hoe ze werken.

A

Verhogen van emotionele en fysiologische reacties: Door de cliënt te vragen hun emotionele of lichamelijke reacties op te roepen (bijvoorbeeld door de situatie opnieuw voor te stellen), kunnen automatische gedachten gemakkelijker naar boven komen. Het intensiveren van gevoelens zoals angst of verdriet helpt om de onderliggende gedachten te herkennen.
Voorbeeld: “Kun je je voorstellen dat je weer in die situatie bent? Wat gaat er door je hoofd?”

Visualiseren van de situatie: De therapeut kan de cliënt vragen om zich de situatie gedetailleerd voor te stellen, wat kan helpen om verborgen automatische gedachten te identificeren.
Voorbeeld: “Kun je je voorstellen dat je op die belangrijke vergadering zit? Wat gaat er door je hoofd?”

66
Q

Wat is het verschil tussen automatische gedachten en automatische beelden? Geef een voorbeeld van elk en leg uit hoe deze beelden invloed hebben op emoties.

A

Automatische gedachten zijn verbale, onbewuste gedachten die snel opkomen in reactie op een situatie, terwijl automatische beelden mentale afbeeldingen zijn die visueel, sensorisch of somatisch van aard kunnen zijn. Deze beelden kunnen sterker emoties beïnvloeden dan verbale gedachten, omdat ze vaak levendig en intens zijn.
Voorbeeld van automatische gedachte: “Ik ga falen bij dit sollicitatiegesprek.”
Voorbeeld van automatische beeld: Een beeld van jezelf die struikelt of in de regen staat tijdens het sollicitatiegesprek. Dit beeld kan angst of schaamte oproepen, sterker dan de gedachte alleen, omdat het de situatie visueel en emotioneel intensifieert.

67
Q

Beschrijf twee technieken die therapeuten kunnen gebruiken om cliënten te helpen positieve beelden op te roepen. Geef een voorbeeld van elke techniek.

A

Oefenen van copingtechnieken: Cliënten kunnen zich visualiseren hoe ze copingtechnieken gebruiken, zoals ontspanningsoefeningen, om toekomstige stressvolle situaties aan te pakken. Dit kan hen helpen zich krachtiger en meer voorbereid te voelen.
Voorbeeld: De cliënt visualiseert zichzelf ademhalend in een moeilijke situatie, wat een gevoel van rust en controle geeft.

Distantiëren van het probleem: De cliënt stelt zich voor hoe de situatie er in de toekomst beter uitziet, wat hen helpt om een positiever perspectief te krijgen.
Voorbeeld: De cliënt visualiseert dat hun werkdruk over een jaar minder is en dat ze succesvoller omgaan met stress.

68
Q

Hoe kunnen therapeuten cliënten helpen om negatieve beelden te identificeren en ermee om te gaan? Noem een techniek en leg uit hoe deze werkt.

A

Imaginaire technieken: Een veelgebruikte techniek is het vragen aan de cliënt om het negatieve beeld te beschrijven of het beeld levendig voor zich te zien. Dit helpt om het beeld concreet te maken en bewust te worden van de onderliggende emoties.
Voorbeeld: Als een cliënt zich angstig voelt bij het denken aan een gesprek met een ex-partner, kan de therapeut vragen: “Kun je het beeld van je ex voor je zien? Wat gebeurt er in dat beeld? Hoe voel je je daar?” Dit helpt de cliënt het beeld te verkennen en de emoties die het oproept te begrijpen.

69
Q

Wat is het belang van cognitieve conceptualisatie in cognitieve gedragstherapie (CGT)?

A

Cognitieve conceptualisatie is essentieel omdat het helpt bij het begrijpen van de cliënt, zijn of haar sterke en zwakke punten, verlangens en uitdagingen. Het biedt inzicht in de ontwikkeling van de stoornis en helpt bij het versterken van de therapieband. Het ondersteunt ook bij het plannen van efficiënte behandelingen en het aanpassen van de therapie op basis van de voortgang van de cliënt. Daarnaast draagt het bij aan het identificeren en overwinnen van obstakels in de behandeling.

70
Q

Hoe beïnvloeden automatische gedachten het gedrag en de emoties van een cliënt volgens het cognitieve model van CGT? Geef een voorbeeld.

A

Volgens het cognitieve model van CGT beïnvloeden automatische gedachten de emoties, het gedrag en de fysiologische reacties van een cliënt. De volgorde is als volgt: een situatie of gebeurtenis leidt tot automatische gedachten, die vervolgens de emotionele, gedragsmatige en fysiologische reacties beïnvloeden. Bijvoorbeeld, als een cliënt een kritische opmerking ontvangt op het werk (situatie), kan de automatische gedachte zijn: “Ik ben incompetent”, wat leidt tot gevoelens van schaamte en het vermijden van verdere werkgerelateerde activiteiten (gedrag).

71
Q

Wat zijn de verschillende niveaus van overtuigingen in het cognitieve model, en hoe beïnvloeden deze elkaar?

A

In het cognitieve model zijn er drie niveaus van overtuigingen: kern overtuigingen, tussenliggende overtuigingen en automatische gedachten. Kern overtuigingen zijn diepgewortelde overtuigingen over zichzelf, anderen en de wereld, en beïnvloeden hoe iemand situaties en gebeurtenissen interpreteert. Tussenliggende overtuigingen bestaan uit onuitgesproken regels, attitudes en aannames die de manier waarop iemand denkt en handelt sturen. Automatische gedachten zijn snelle, spontane gedachten die opkomen in specifieke situaties en direct leiden tot emotionele reacties en gedrag. Deze niveaus zijn met elkaar verbonden: kern overtuigingen beïnvloeden tussenliggende overtuigingen, die vervolgens automatische gedachten vormen.

72
Q

Wat is het verschil tussen core beliefs en schemas volgens Beck? Beschrijf de kenmerken van een schema volgens de Piagetiaanse benadering.

A

Het verschil tussen core beliefs en schemas is dat core beliefs de meest centrale ideeën over zichzelf, anderen en de wereld vertegenwoordigen, terwijl schemas cognitieve structuren zijn in de geest die de manier waarop informatie wordt verwerkt en opgeslagen, organiseren.
Volgens de Piagetiaanse benadering heeft een schema de volgende kenmerken:

Ontvankelijkheid voor verandering: De mate waarin een schema openstaat voor aanpassingen.
Grootte ten opzichte van het zelfconcept: Hoe belangrijk of groot een schema is in relatie tot het zelfbeeld.
Sterkte: De mate van vastheid van een schema.

73
Q

Beschrijf de kenmerken van de adaptieve mode en de depressieve mode in de context van modes. Noem enkele bijbehorende schema’s voor elke mode.

A

Adaptieve Mode: Deze mode bevat voornamelijk positieve en adaptieve conclusies. Voorbeelden van bijbehorende schema’s zijn:

Motivational schemas: Om activiteiten aan te moedigen.
Affective schemas: Gevoelens van hoop, optimisme en welzijn.
Behavioral schemas: Gezonde vermijding, indien nodig.
Depressieve Mode: Deze mode is dysfunctioneel en wordt gekarakteriseerd door de afwezigheid van positieve overtuigingen. Voorbeelden van bijbehorende schema’s zijn:

Cognitive schemas: Gevoelens van hulpeloosheid en waardeloosheid.
Motivational schemas: Gericht op het besparen van energie.
Affective schemas: Gevoelens van verdriet, angst en schuld.
Behavioral schemas: Vermijding en terugtrekken.

74
Q

Leg uit hoe de neerwaartse pijl techniek wordt gebruikt om maladaptieve core beliefs te identificeren. Geef een voorbeeld van hoe deze techniek kan helpen bij het achterhalen van een onderliggende core belief.

A

De neerwaartse pijl techniek wordt gebruikt om de onderliggende betekenis van een automatische gedachte te achterhalen. Hierbij wordt de cliënt gevraagd om de automatische gedachte als waar aan te nemen en vervolgens wordt gevraagd: “Wat zou het ergste zijn dat zou kunnen gebeuren als deze gedachte waar is?” Deze vragen worden herhaald totdat de cliënt bij een onderliggende core belief komt.
Voorbeeld: Stel een cliënt denkt “Ik faal altijd”. Door de neerwaartse pijl techniek toe te passen, zou je vragen kunnen stellen als: “Wat betekent het om altijd te falen?” Het antwoord kan zijn: “Ik ben waardeloos.” Zo wordt de onderliggende core belief, zoals “Ik ben waardeloos”, zichtbaar.

75
Q

CBT behandelt voornamelijk het heden, maar onder welke omstandigheden kan de focus tijdelijk verschuiven naar het verleden? Geef een voorbeeld van hoe dit kan bijdragen aan het behandelproces.

A

De focus kan verschuiven naar het verleden:

Wanneer de cliënt dit zelf aangeeft.
Als werken aan huidige problemen onvoldoende verandering oplevert.
Om te begrijpen waar bepaalde problemen en overtuigingen vandaan komen.
Voorbeeld:
Een cliënt die denkt “Ik ben een mislukkeling” kan door bespreking van jeugdtrauma’s begrijpen waar deze overtuiging is ontstaan. Dit inzicht kan helpen om disfunctionele overtuigingen te herzien en nieuwe, adaptieve overtuigingen te ontwikkelen.

76
Q

Waarom is het voortdurend monitoren van de voortgang van de cliënt essentieel binnen CBT? Noem twee manieren waarop dit wordt gedaan en het voordeel hiervan.

A

Het monitoren van voortgang is essentieel omdat het therapeuten en cliënten inzicht geeft in de effectiviteit van de behandeling en zo de uitkomsten verbetert.
Twee manieren:

Gebruik van symptoomchecklists: Bijvoorbeeld om veranderingen in depressie- of angstklachten te meten.
Feedback vragen aan cliënten: Bijvoorbeeld over de voortgang of de ervaren effectiviteit van interventies.
Voordeel: Dit zorgt voor meer maatwerk en geeft zowel de cliënt als de therapeut duidelijke informatie om de behandeling bij te sturen.

77
Q

Wat wordt bedoeld met guided discovery binnen CBT en hoe draagt dit bij aan het veranderen van dysfunctionele gedachten? Beschrijf kort het proces.

A

Guided discovery verwijst naar het proces waarbij de therapeut vragen stelt om de cliënt te helpen disfunctionele gedachten te identificeren, te evalueren en alternatieve gedachten te formuleren.
Proces:

De therapeut stelt open, Socratische vragen om de cliënt tot inzicht te laten komen.
Samen wordt gekeken naar de geldigheid en bruikbaarheid van de gedachten.
Er wordt een actieplan opgesteld om de nieuwe gedachten te testen of in praktijk te brengen.
Dit proces helpt cliënten zelf tot conclusies te komen, waardoor de verandering duurzamer en zelfgestuurd wordt.

78
Q

Wat is een effectieve strategie om een cliënt te onderbreken die tijdens een therapiesessie te veel details geeft, en waarom is dit belangrijk?

A

Een effectieve strategie is het gebruik van zachte onderbrekingen, zoals:
“Mag ik je even onderbreken? Het klinkt alsof je vooral doelen hebt met je vader en werk. Is er nog iets belangrijkers dan deze twee zaken?”

Dit is belangrijk omdat het de sessie focus en structuur geeft, waardoor er voldoende tijd overblijft om op belangrijke agendapunten in te gaan. Het voorkomt dat de sessie inefficiënt wordt door overbodige details.

79
Q

Hoe kun je omgaan met een cliënt die negatieve overtuigingen heeft over de sessiestructuur (CBT), bijvoorbeeld dat het te directief is?

A

Geef een duidelijke rationale waarom structuur belangrijk is, bijvoorbeeld: “Structuur helpt ons de tijd effectief te gebruiken, zodat we aan jouw doelen kunnen werken.”
Onderhandel een compromis door de cliënt deels vrijuit te laten praten en vervolgens samen prioriteiten te stellen.
Monitor reacties en geef ruimte voor feedback, zodat de cliënt zich gehoord en betrokken voelt.

80
Q

Een cliënt vult herhaaldelijk de mood check-formulieren niet in en ziet het nut er niet van in. Wat is een mogelijke aanpak om dit probleem op te lossen?

A

Leg opnieuw de rationale van de mood check uit, bijvoorbeeld: “Deze formulieren helpen ons om snel een overzicht te krijgen van hoe je je voelt en waar we aan kunnen werken.”
Vraag of er praktische belemmeringen zijn, zoals tijdgebrek of leesproblemen, en bied hulp waar nodig.
Gebruik empathie: “Ik snap dat het soms vervelend voelt om dit in te vullen. Wat is het lastigste eraan voor jou?”
Door empathie en uitleg wordt de kans vergroot dat de cliënt de formulieren als nuttig ervaart en invult.

81
Q

Wat zijn de vier essentiële richtlijnen die bijdragen aan effectief therapeutschap, en hoe dragen ze bij aan de therapeutische relatie?

A

Behandel elke cliënt zoals je zelf behandeld zou willen worden: Dit zorgt voor een respectvolle, empathische en veilige therapeutische omgeving waarin de cliënt zich begrepen en ondersteund voelt.
Accepteer en verwacht uitdagingen van cliënten: Door te erkennen dat therapie obstakels kan hebben, blijf je geduldig en flexibel, wat helpt bij het overwinnen van weerstand en het opbouwen van vertrouwen.
Stel realistische verwachtingen: Dit voorkomt teleurstellingen bij zowel de cliënt als de therapeut en houdt de behandeling haalbaar en gefocust.
Bouw een sterke therapeutische relatie op: Een goede werkrelatie versterkt de betrokkenheid van de cliënt en verhoogt de kans op positieve therapieresultaten.

82
Q

Noem drie kernpunten die belangrijk zijn bij het monitoren van het affect van cliënten en het uitlokken van feedback, en geef bij elk een korte toelichting.

A

Emoties en Feedback Monitoren: Observeer gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal en toon. Vraag actief hoe de cliënt zich voelt, bijvoorbeeld: “Hoe voel je je nu?”.
Omgaan met Negatieve Feedback: Erken de feedback zonder defensief te reageren en bied aan erover na te denken of het in een volgende sessie verder te bespreken. Dit toont respect en openheid.
Alliantie Versterken door Feedback: Vraag na sessies om feedback, bijvoorbeeld: “Wat vond je van vandaag?” Dit versterkt de therapeutische relatie en geeft cliënten het gevoel dat hun mening telt.

83
Q

Beschrijf twee effectieve en twee veelbelovende therapeutische vaardigheden, zoals benoemd in de literatuur, en geef van elk een voorbeeld

A

Effectieve vaardigheden:

Empathie: Een therapeut kan zeggen: “Het lijkt me heel moeilijk voor je om met zo’n situatie om te gaan.”
Validatie: Bijvoorbeeld: “Ik begrijp dat het voor jou erg moeilijk was om dat gesprek aan te gaan.”
Veelbelovende vaardigheden:

Zelfonthulling: Een therapeut kan mild persoonlijke ervaringen delen zoals: “Ik merk zelf ook dat soms ‘voldoende’ goed genoeg is.”
Directheid: Bijvoorbeeld door een gedrag direct, maar niet-oordelend te benoemen: “Ik merk dat je nu wat terughoudender lijkt. Klopt dat?”

84
Q

Wat zijn de twee fasen van Emotiecoaching in de Emotion-Focused Therapy en wat is het doel van iedere fase?

A

Aankomen bij emoties: Het doel is om emoties volledig te ervaren door bewustwording, acceptatie en verwoording. Dit helpt cliënten onderscheid te maken tussen primaire en secundaire emoties.
Vertrekken door transformatie: Het doel is om emoties te evalueren en maladaptieve emoties te transformeren in gezondere, adaptieve emoties. Dit gebeurt door negatieve stemmen uit te dagen en nieuwe emotionele reacties te integreren.

85
Q

Leg uit wat wordt bedoeld met het onderscheid tussen adaptieve en maladaptieve emoties binnen EFT. Geef van beide een voorbeeld.

A

Adaptieve emoties: Dit zijn nuttige, primaire emoties die passend zijn bij de situatie en richting geven aan actie (bijvoorbeeld gezonde boosheid bij onrecht).
Maladaptieve emoties: Dit zijn emoties die star, repetitief en niet passend zijn bij de huidige situatie, vaak voortkomend uit vroegere negatieve ervaringen (bijvoorbeeld chronische schaamte bij kritiek).

86
Q

Wat is het dialectisch-constructivistische model in EFT en hoe draagt dit bij aan therapeutische verandering?

A

Het dialectisch-constructivistische model stelt dat mensen betekenis geven aan emoties door lichamelijke sensaties bewust te ervaren, te symboliseren en te verwoorden. Dit leidt tot nieuwe ervaringen en zelforganisatie. Therapeutische verandering gebeurt door oude maladaptieve emoties te activeren, te integreren en nieuwe narratieven te koppelen aan bestaande schema’s.

87
Q

Noem drie emotieregulatievaardigheden die binnen EFT worden ingezet om cliënten te helpen emoties te verdragen en te hanteren.

A

Zelfkalmering: Bijvoorbeeld diepe buikademhaling en ontspanningstechnieken.
Mindfulness: Bewust emoties waarnemen, accepteren en loslaten zonder ze te vermijden.
Coping self-talk: Gebruik maken van zelfcompassie en bewust gekozen gedachten om emoties te reguleren.

88
Q

Wat is het kernidee achter mindfulness zoals toegepast in klinische behandelingen? Geef een kort voorbeeld van een mindfulnessoefening.

A

Mindfulness richt zich op het bewust richten van aandacht op interne en externe ervaringen in het huidige moment, zonder oordeel. Een veelgebruikte oefening is de body scan, waarbij deelnemers hun aandacht richten op verschillende lichaamsdelen en de sensaties observeren, zonder te reageren of te oordelen.

89
Q

Wat is het verschil tussen mindfulnessmeditatie en concentratiemeditatie?

A

Bij mindfulnessmeditatie ligt de nadruk op het observeren van innerlijke ervaringen, zoals gedachten en emoties, zonder specifieke focus. Concentratiemeditatie daarentegen richt zich op één object (bijvoorbeeld de ademhaling of een mantra) om de aandacht te stabiliseren.

90
Q

Wat zijn de belangrijkste componenten van het Mindfulness-Based Stress Reduction (MBSR) programma?

A

De belangrijkste componenten zijn:

Body scan: aandacht richten op lichamelijke sensaties.
Zittende meditatie: focus op de ademhaling.
Hatha yoga: aandacht voor bewegingen en strekkingen.
Mindfulness in alledaagse activiteiten: zoals lopen of eten.
MBSR omvat doorgaans een 8-weekse cursus met dagelijkse oefeningen van 45 minuten en een intensieve trainingsdag rond week zes.

91
Q

Welke rol speelt mindfulness in Dialectische Gedragstherapie (DBT) en hoe verschilt dit van MBSR?

A

In DBT speelt mindfulness een rol bij het accepteren van emoties en gedachten om gedragsverandering te bevorderen. De vaardigheden worden onderverdeeld in “wat”-vaardigheden (observeren, beschrijven, participeren) en “hoe”-vaardigheden (niet-oordelend, met volledige aandacht, effectief). In tegenstelling tot MBSR heeft DBT geen vastgestelde duur of intensiteit van meditatieoefeningen; de toepassing wordt individueel afgestemd.

92
Q

Welke mechanismen verklaren de effectiviteit van mindfulnessinterventies bij het verminderen van psychologische klachten, zoals depressie of angst?

A

Exposure: Mindfulness vermindert emotionele reactiviteit door herhaalde blootstelling aan ongemakkelijke gedachten en sensaties.
Cognitieve verandering: Gedachten worden waargenomen als mentale gebeurtenissen, niet als feiten.
Self-management: Verhoogd bewustzijn maakt vroegtijdige signalering en coping mogelijk.
Acceptatie: Ongemakkelijke ervaringen worden geaccepteerd zonder pogingen tot verandering of vermijding.
Bij depressie kan mindfulness bijvoorbeeld helpen om ruminerende gedachten te doorbreken en terugval te voorkomen.

93
Q

Wat is het principe van reciproke inhibitie in de behandeling van angst, en waarom bleek dit uiteindelijk niet noodzakelijk te zijn?

A

Reciproke inhibitie stelt dat men niet tegelijkertijd angstig en ontspannen kan zijn. De behandeling startte met ontspanningstraining, waarna de patiënt blootgesteld werd aan de gevreesde stimulus met de instructie om ontspannen te blijven. Echter, onderzoek toonde aan dat ontspanning niet noodzakelijk is; alleen exposure is even effectief voor angstreductie. Flooding-studies lieten ook zien dat starten op een lager niveau van de angsthiërarchie niet nodig is.

94
Q

Wat zijn de belangrijkste vuistregels bij het uitvoeren van exposure volgens de emotional processing theory?

A

Zorg dat het angstnetwerk goed wordt geactiveerd (hoge mate van angst).
Zorg dat de patiënt geen vermijding toepast.
Blijf in de situatie tot de angst grotendeels is gedaald.
Deze principes zorgen ervoor dat de respons op de stimulus verandert en de oorspronkelijke betekenis van de stimulus wordt ontkracht, wat leidt tot angstreductie door desintegratie van het angstnetwerk.

95
Q

Waarom speelt context een belangrijke rol bij extinctieleren en hoe kan dit toegepast worden bij exposuretherapie?

A

Context is cruciaal omdat extinctieleren contextafhankelijk is. Als exposure en extinctie plaatsvinden in een andere context (intern of extern), kan dit leiden tot “return of fear”. Toepassing bij exposure:

Voer sessies uit in verschillende relevante contexten.
Varieer zowel interne (bijv. stemming, medicatiegebruik) als externe contexten.
Vermijd strikt de angsthiërarchie; wissel sessies af voor een groter leer-effect.

96
Q

Wat is de rol van veiligheidsgedrag bij exposure en waarom is het niet altijd noodzakelijk om dit volledig te vermijden?

A

Veiligheidsgedrag kan schadelijk zijn wanneer het voorkomt dat disconfirmatieve informatie wordt opgedaan (de CS-US relatie wordt niet ontkracht). Echter, in sommige gevallen kan veiligheidsgedrag nuttig zijn omdat:

Het de cliënt helpt de stimulus sneller te benaderen.
Het een gevoel van controle geeft, waardoor disconfirmatie van angsten effectiever kan plaatsvinden.
De functie van het veiligheidsgedrag moet beoordeeld worden in plaats van het gedrag per definitie te elimineren.

97
Q

Waarom is het registreren van de geloofwaardigheid van de “als CS… dan US” verwachting belangrijker dan het angstniveau tijdens exposuretherapie?

A

Het registreren van de geloofwaardigheid van de “als CS… dan US” verwachting is belangrijk omdat:

Angstniveau tijdens exposure geeft geen directe voorspelling van therapieresultaten.
Focus op angstniveau kan leiden tot overmatige interne gerichtheid bij de cliënt.
Het doel van exposure is het verzamelen van disconfirmatieve informatie, wat zorgt voor een nieuwe, veiligere associatie tussen CS en de afwezigheid van een negatieve US.

98
Q

Welke cliënten zullen het meest profiteren van Social Skills Training en welke cliënten vormen een contra-indicatie?

A

Cliënten die baat hebben bij Social Skills Training:

Cliënten met psychosociale problemen die mede veroorzaakt worden door interpersoonlijke problematiek.
De training kan makkelijk worden afgestemd op de behoeften van de individuele cliënt.
Contra-indicaties voor Social Skills Training:

Cliënten met sterk aanwezige leerproblemen.
Cliënten die moeite hebben om aandacht bij de therapeut te houden.
Cliënten die instructies niet kunnen volgen.
Cliënten met lage motivatie om hun interpersoonlijke relaties te verbeteren

99
Q

Beschrijf de vijf stappen van Social Skills Training en geef aan welk onderliggend mechanisme centraal staat bij deze techniek.

A

De vijf stappen van Social Skills Training zijn:

Assessment: Identificeren van sociale vaardigheden waar een tekort aan is door zelfrapportages, gedragsobservaties en observaties van derden.
Directe instructies/coaching: Uitleg en coaching over de basisprincipes van gepast en effectief sociaal gedrag met specifieke suggesties.
Modeling: Voorbeeldgedrag tonen door modellen waarbij positief gedrag zichtbaar wordt versterkt.
Role-playing: Oefenen van sociaal gepast gedrag in een gecontroleerde setting, gevolgd door directe feedback.
Huiswerkopdrachten: Cliënt krijgt opdrachten om nieuw gedrag in de praktijk toe te passen, van eenvoudige tot complexere situaties.
Onderliggend mechanisme: Social Skills Training is gebaseerd op leerprincipes. Nieuw sociaal gedrag wordt aangeleerd om maladaptief gedrag te vervangen, waarbij positieve feedback en reinforcement bijdragen aan het versterken van dit nieuwe gedrag.

100
Q

Leg uit hoe narratief bewustzijn zich verhoudt tot de directe emotionele ervaring en waarom dit belangrijk is in therapie.

A

Narratief bewustzijn is het proces waarbij emotionele ervaringen worden vertaald naar een verhaal of geheugenverslag. Het komt vaak na de feitelijke ervaring en speelt een belangrijke rol in het ordenen en betekenis geven aan emoties. In therapie helpt dit cliënten om hun emoties te begrijpen, te reflecteren en er nieuwe betekenissen aan toe te kennen, wat kan bijdragen aan emotionele verwerking en verandering

101
Q

Beschrijf de rol van reconsolidatie bij emotionele verandering en leg uit waarom dit proces belangrijk is in psychotherapie.

A

Reconsolidatie is het proces waarbij een geactiveerd geheugen tijdelijk fragiel wordt en opnieuw wordt opgeslagen met nieuwe informatie. In psychotherapie is dit belangrijk omdat het oude emotionele herinneringen kan transformeren. Door nieuwe, adaptieve emotionele ervaringen te integreren terwijl oude herinneringen worden geactiveerd, kunnen maladaptieve emotionele reacties blijvend worden veranderd.

102
Q

Welke niveaus van emotieverwerking worden beschreven door Leventhal (1984) en hoe dragen deze bij aan het genereren van emoties?

A

Leventhal onderscheidt drie niveaus van emotieverwerking:

Sensorimotorisch niveau: Directe fysiologische en motorische reacties.
Schematisch niveau: Automatische, associatieve processen die emotionele schema’s activeren.
Conceptueel niveau: Bewuste en cognitieve evaluatie van emoties.
Deze niveaus werken samen om emoties te genereren, waarbij automatische processen (sensorimotorisch en schematisch) de basis vormen en cognitieve verwerking (conceptueel) bijdraagt aan bewustwording en betekenisgeving.

103
Q

Hoe kunnen emoties volgens Greenberg (2002) worden veranderd door het activeren van andere emoties? Geef een voorbeeld.

A

Volgens Greenberg kunnen emoties worden veranderd door een incompatibele, adaptieve emotie te activeren. Dit proces transformeert de oorspronkelijke emotie in plaats van deze te onderdrukken of te vervangen. Bijvoorbeeld: maladaptieve schaamte kan worden getransformeerd naar veiligheid en zelfrespect door compassie of adaptieve boosheid te activeren in reactie op een ervaren onrecht. Hierdoor ontstaat een nieuwe emotionele staat die de oude overstijgt.

104
Q

Welke zes processen spelen volgens Greenberg (2010) een rol bij emotionele verandering in therapie? Licht kort één proces toe.

A

De zes processen zijn:

Bewustwording van emotie
Expressie van emotie
Regulatie van emotie
Reflectie op emotie
Transformatie van emotie door emotie
Correctieve emotionele ervaring
Bijvoorbeeld: Bewustwording van emotie betekent dat cliënten zich bewust worden van hun emoties en deze kunnen verwoorden. Dit helpt hen om toegang te krijgen tot de adaptieve informatie en actietendens in de emotie en motiveert hen om hun behoeften te vervullen.

105
Q

Wat wordt bedoeld met een “correctieve emotionele ervaring” en hoe draagt dit bij aan emotionele verandering?

A

Een correctieve emotionele ervaring is een nieuwe ervaring die een oud, disfunctioneel emotioneel patroon verandert. In therapie kan dit bijvoorbeeld plaatsvinden wanneer een cliënt een ervaring opdoet die anders is dan die in het verleden, zoals een empathische reactie van een therapeut in plaats van een afwijzing door een ouder. Deze nieuwe ervaring herschrijft oude emotionele patronen, waardoor de cliënt meer veerkracht en een verbeterd zelfbeeld ontwikkelt.

106
Q

Hoe kan reflectie op emoties bijdragen aan persoonlijke groei in therapie?

A

Reflectie op emoties helpt cliënten om hun ervaringen te begrijpen en deze te integreren in hun zelfnarratief. Dit proces creëert nieuwe betekenissen en helpt cliënten om patronen in hun emoties en gedrag te herkennen. Hierdoor krijgen ze meer grip op hun emoties en kunnen ze nieuwe manieren ontwikkelen om met uitdagingen om te gaan. Reflectie versterkt het zelfbewustzijn en bevordert persoonlijke groei.

107
Q

Leg het cognitief gedragsmodel uit en benoem wat het primaire aangrijpingspunt is bij depressie volgens dit model.

A

Het cognitief gedragsmodel beschrijft de interactie tussen gedachten, gedrag en emoties, gekoppeld aan specifieke situaties. Volgens dit model moeten gedachtes worden aangepakt om emoties en gedrag te kunnen veranderen. Bij depressie is gedrag het primaire aangrijpingspunt. Vermijdingsgedrag leidt op korte termijn tot opluchting, maar op lange termijn verergert het de klachten door afname van beloningen. De interventie bestaat uit gedragsactivatie om de neerwaartse spiraal te doorbreken.

108
Q

Wat is de rationale van interoceptieve exposure en hoe verschilt dit van exposure in vivo?

A

De rationale van interoceptieve exposure is om angst te verminderen door lichamelijke sensaties op te wekken en te ervaren zonder gebruik te maken van vermijding. Dit helpt om de negatieve verwachtingen van deze sensaties ongelijk te bewijzen.
Interoceptieve exposure richt zich specifiek op lichamelijke sensaties, vaak toegepast bij paniekstoornissen. Exposure in vivo richt zich op situaties in de echte wereld, zoals het betreden van gevreesde plaatsen of confrontatie met specifieke angsten.

109
Q

Beschrijf het verschil tussen een betekenisanalyse en een functieanalyse en geef bij beide een voorbeeld.

A

Betekenisanalyse: Richt zich op hoe een neutrale situatie (CS) geconditioneerd is geraakt door associatie met een onvoorwaardelijke stimulus (UCS). Bijvoorbeeld: een hond (CS) wordt geassocieerd met een bijtincident (UCS), waardoor angst ontstaat (CR).
Functieanalyse: Onderzoekt hoe probleemgedrag in stand wordt gehouden door operante conditionering. Bijvoorbeeld: Vermijdingsgedrag (R) bij sociale situaties leidt op korte termijn tot afname van spanning (-Sneg), maar op lange termijn tot eenzaamheid en angst.

110
Q

Wat is een early maladaptive schema (EMS) en hoe wordt het gevormd?

A

Een EMS is een breed, disfunctioneel patroon of thema dat bestaat uit gevoelens, lichamelijke sensaties, cognities en gedragingen. Het heeft betrekking op het zelf en relaties met anderen, en is zelf-bekrachtigend. EMS ontwikkelt zich tijdens de jeugd door onvervulde emotionele behoeften, zoals een gebrek aan veiligheid, empathie, of erkenning.

111
Q

Wat gebeurt er wanneer een schema wordt geactiveerd? Noem drie effecten.

A

De cliënt interpreteert de ervaring op een manier die in lijn is met de core belief.
De activatie van het schema versterkt de bijbehorende core belief.
Andere schema’s kunnen ook worden geactiveerd, wat leidt tot een breder scala aan negatieve gedachten en gevoelens.

112
Q

Welke maladaptieve schema-modes worden onderscheiden en hoe verschillen deze van adaptieve modes?

A

Maladaptieve schema-modes:

Cluster van dysfunctionele schema’s, zoals de depressieve mode.
Cognitieve schema’s gericht op hulpeloosheid en waardeloosheid.
Affectieve schema’s van verdriet, schuld en angst.
Gedragsschema’s zoals vermijding en sociale terugtrekking.
Adaptieve schema-modes:

Cluster van functionele schema’s die gericht zijn op motivatie, hoop en een gevoel van welzijn.
Gedragsschema’s omvatten gezonde vermijding en proactieve acties.
Verschil: Maladaptieve modes zijn gericht op disfunctionele overtuigingen en emoties, terwijl adaptieve modes positief zijn en de cliënt ondersteunen bij een gezonde coping.

113
Q

Welke technieken kun je gebruiken om maladaptieve core beliefs te identificeren, en hoe werkt de neerwaartse pijltechniek?

A

Technieken:

Analyseren van automatische gedachten: Het zoeken naar centrale thema’s in terugkerende gedachten.
Samen met de cliënt patronen ontdekken: Herkennen en bespreken van kernopvattingen.
Wachten op spontane uitingen: Automatische gedachten die wijzen op een kernopvatting.
Neerwaartse pijltechniek:
Hierbij neem je een automatische gedachte als uitgangspunt. Je vraagt wat de gedachte betekent voor de cliënt, wat de onderliggende betekenis is, en wat het ergste is dat daaruit kan voortvloeien. Dit leidt naar de onderliggende core belief.

114
Q

Sanne, een 32-jarige vrouw, meldt zich bij een therapeut vanwege gevoelens van onzekerheid en eenzaamheid. Ze vertelt dat ze moeite heeft om hechte relaties op te bouwen, omdat ze denkt dat anderen haar uiteindelijk zullen afwijzen. Ze zegt vaak te geloven dat ze “niet goed genoeg” is en merkt dat ze sociale situaties vermijdt uit angst om beoordeeld te worden. Sanne vertelt dat ze tijdens haar jeugd vaak kritiek kreeg van haar ouders en weinig steun ervaarde.

De therapeut vermoedt dat er sprake is van een maladaptief core belief en een geactiveerd schema

Welke maladaptieve core belief kan bij Sanne aanwezig zijn?

Beschrijf welke schema-domein waarschijnlijk geactiveerd is en waarom.

Welke techniek kan de therapeut gebruiken om dit core belief verder te onderzoeken?

Noem een interventie die de therapeut kan inzetten om dit core belief uit te dagen.

A

Maladaptieve core belief: “Ik ben niet goed genoeg” of “Ik ben onbemind.”
Schema-domein: Onverbondenheid en afwijzing. Sanne verwacht dat anderen haar niet zullen steunen of accepteren, wat overeenkomt met dit domein. Haar ervaringen in haar jeugd hebben bijgedragen aan deze verwachting.
Techniek: De neerwaartse pijltechniek kan worden gebruikt. Door de automatische gedachte “Mensen zullen me uiteindelijk afwijzen” te onderzoeken, kan de therapeut samen met Sanne de onderliggende overtuiging naar boven halen.
Interventie: De therapeut kan een gedachte-experiment doen of gebruikmaken van cognitieve herstructurering. Bijvoorbeeld: samen met Sanne zoeken naar bewijs dat haar overtuiging niet altijd klopt, en een meer adaptieve gedachte formuleren, zoals “Sommige mensen accepteren mij zoals ik ben.”
Heb je voorkeur voor verdere uitwerking of toevoegingen?

115
Q

Beschrijf hoe het herbeleven van een positieve situatie helpt bij het versterken van positieve emoties. Hoe kan een therapeut dit proces begeleiden?

A

Het herbeleven van een positieve situatie helpt cliënten de positieve emoties die zij toen ervoeren opnieuw te voelen, wat kan bijdragen aan een betere stemming en een breder perspectief. Een therapeut kan dit begeleiden door te vragen: “Kun je je die situatie voorstellen alsof het nu gebeurt? Waar was je, wat deed je, en hoe voelde je je?” Dit helpt de cliënt zich in te leven in de herinnering en de bijbehorende emoties intensiever te ervaren.

116
Q

Een cliënt heeft een moeilijke situatie overwonnen en deelt dit in de sessie. Welke vragen kan de therapeut stellen om positieve emoties te versterken? Geef twee voorbeelden en leg uit waarom deze effectief zijn.

A

De therapeut kan vragen stellen zoals:

“Wat laat deze ervaring je zien over je kwaliteiten?”
“Hoe denkt [naam van persoon] over jou na deze prestatie?”
Deze vragen zijn effectief omdat ze cliënten helpen reflecteren op hun sterke punten en positieve eigenschappen, wat gevoelens van trots en eigenwaarde kan versterken. Het koppelen van de gebeurtenis aan sociale waardering kan positieve emoties zoals dankbaarheid en verbondenheid vergroten.