PKP Basisdeel Flashcards

1
Q

Wat zijn de type vraagstellingen binnen BAPD

A

Onderkennend
Verklarend
Indicerend
selecterend
toewijzend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de drie methode van onderzoek binnen het BAPD

A

Prestatie taken
zelfrapportages
Beoordeling, observatie en interpretative

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt onderkennende vraagstelling in?

A

wordt er iets vast gesteld: Is er sprake van X?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt verklarende vraagstelling in

A

geeft een idee van een causaal verband: Komt Y door X?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt indicerende vraagstelling in?

A

Gaat over behandel toekomst: is inverentie Z geindiceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houdt selecterende vraagstelling in

A

richt zich op de doelgroep: welke personen passen bij Q?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat houdt toewijzende vraagstelling in

A

kijkt naar de passendheid van personen: welke persoon komt in aanmerking voor …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de element van het casus verslag

A
  1. cliëntgegevens
  2. reden van aanmelding
  3. intake
  4. onderzoeksopzet
  5. observaties en indrukken
  6. onderzoek
  7. samenvatting en integratief beeld
  8. conclusies en advies
  9. evaluatie
  10. ethiek
  11. bijlagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

BAPD Welke psychometrische eigenschappen moeten worden geëvalueerd bij diagnostische meetinstrumenten?

A

Validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid van normen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

BAPD Welke vaardigheden zijn belangrijk voor het voeren van een diagnostisch gesprek?

A

Basale vaardigheden in het benoemen, herkennen en toepassen van gesprekstechnieken, en het maken van relevante observaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt het advies dat wordt opgesteld na het verwerpen of aannemen van hypothesen in?

A

Het advies wordt opgesteld op basis van onderzoeksresultaten en vormt een integratief beeld van kwetsbaarheden en beschermende factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Defense mechanism

A

Acting out
Denial
Devaluation
Displacement
Dissociation
Fantasy
Intellectualization
Projection
repession
Splitting
Reaction formation
Somatization

Effective:
Altruism
Humor
Sublimation
suppression

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Grootste doelen voor de ontwikkeling van de MMPI-2

A
  • nieuwe normgroep
  • bijwerken van test items
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grootste doelen voor ontwikkelen MMPI-2-RF

A

Aanpakken van heterogeniteit (door demoralisatie uit te factoren)
Itempoel te verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat meet de MMPI-2-RF met zijn RC-schalen in vergelijking met de originele klinische schalen van de MMPI-2?

A

De RC-schalen van de MMPI-2-RF meten dezelfde constructen als de originele klinische schalen, met uitzondering van demoralisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een belangrijke verbetering van de MMPI-2-RF ten opzichte van de MMPI-2?

A

De MMPI-2-RF toont aanzienlijk verbeterde interne consistentie en hoge convergente en discriminerende validiteit in vergelijking met de klinische schalen van de MMPI-2.

17
Q

Wat is een veelgehoorde kritiek op de gevoeligheid van de MMPI-2-RF voor psychopathologie?

A

De test zou zowel overgevoelig als ondergevoelig zijn: overgevoelig voor psychopathologie in de normale bevolking, maar consistent met epidemiologische gegevens; en ondergevoelig omdat de originele klinische schalen meer elevatie laten zien, deels door het verwijderen van demoralisatie.

18
Q

wat zijn de 9 rollen van case formulation

A
  1. Understand relationships among problems
  2. Choose a treatment modality (individual/group/couples/family therapy)
  3. Choose an intervention strategy (negative homework instead of homework that affirms CIR)
  4. Choose an intervention point (intervene in in-therapy behaviour that’s caused by the CIR)
  5. Predict behaviour (e.g. anxiety on certain tasks)
  6. Understand and manage noncompliance
  7. Understand and work on relationship difficulties (in the therapeutic relationship, based on real life problems)
  8. Make decisions about “extra-therapy” issues (allow client to pay later or not, depending on CIR. E.g., refuse help to a hyper-dependent person, but allow help to a hyper-autonomous person who has problems asking for help)
  9. Redirect an unsuccessful treatment (if CIR doesn’t further treatment, reassess CIR and try again)
19
Q

wat houdt het case formulation format in

A
  1. Problem list / probleem lijst
  2. Proposed underlying mechanism (CIR) / vermoedelijke onderliggend mechanisme
  3. Account of causal mechanism of CIR on problem list / reden van causal verband met probleem lijst
  4. Precipitants of current problems (stressors) / stressoren
  5. Origins of the mechanisms in the patient’s early life / oorsprong mechanisme
  6. Predicted obstacles for treatment based on the CF / mogelijke behandel obstakels
20
Q

Hoe kan de Interpersoonlijke Cirkel (IPC) helpen bij het structureren van het psychologisch assessmentproces (PA)?

A

In een therapeutische context kan de IPC worden gebruikt om cliënten te helpen bewust te worden van hun interpersoonlijke patronen. Dit inzicht kan hen ondersteunen bij het verbeteren van relaties en het aanpakken van persoonlijke of sociale uitdagingen. Dit leidt tot verbeterde therapeutische relaties en behandelingsresultaten.

21
Q

Wat zijn de drie therapeutische mechanismen van het assessmentproces volgens Hopwood?

A

De drie therapeutische mechanismen zijn: zelfverificatie (het bevestigen van een accurate zelfwaarneming), zelfverbetering (de wens om geliefd en gewaardeerd te worden), en zelfeffectiviteit (de behoefte aan groei, leren en beheersing).

22
Q

Hoe verschilt de benadering van humanistische psychologie in het therapeutische proces?

A

In de humanistische psychologie verschuift de rol van de therapeut van een positie van controle in het begin naar een meer samenwerkingsgerichte en gelijkwaardige relatie na verloop van tijd.

23
Q

Wat houdt het concept ‘control mastery’ in tijdens het therapeutisch proces?

A

‘Control mastery’ verwijst naar de onbewuste neiging van cliënten om hun therapeut te testen door hun pathogene overtuigingen te presenteren. De therapeut moet deze tests doorstaan om de maladaptieve verwachtingen en patronen van de cliënt niet te bevestigen.

24
Q

Wat is de rol van intersubjectiviteit in de therapie volgens Hopwood?

A

Intersubjectiviteit betekent dat therapeuten niet alleen objectieve waarnemers zijn, maar ook deelnemers in de interactie. De betekenis van interpersoonlijke situaties is onderhevig aan perceptuele vervormingen, wat betekent dat zowel de therapeut als de cliënt een iets andere interpretatie van dezelfde interactie kunnen hebben.

25
Q

Wat zijn de twee niveaus waarop psychologische problemen optreden

A

Psychologische problemen treden op op twee niveaus: (1) de zichtbare moeilijkheden, zoals depressie of slechte werkprestaties , en (2) de onderliggende psychologische mechanismen die de zichtbare problemen veroorzaken

26
Q

Welke drie componenten beschrijven problemen op microniveau?

A

De drie componenten op microniveau zijn cognities, gedrag en stemmingen.

27
Q

Welke soorten gedrag worden onderscheiden in het psychologisch probleemgedrag?

A

De soorten gedrag zijn: fysieke gedragingen (bijv. overeten, in bed liggen), fysiologische reacties (bijv. verhoogde hartslag, zweten), en verbaal gedrag (bijv. herhaaldelijke verzoeken om geruststelling of dreigementen).

28
Q

Hoe beïnvloeden de verschillende componenten van psychologische problemen elkaar?

A

De componenten beïnvloeden elkaar wederzijds, bijvoorbeeld: een verandering in gedrag kan leiden tot een verandering in stemming.

29
Q

Wat is een voorbeeld van een onderliggend psychologisch mechanisme?

A

Een voorbeeld is een irrationele overtuiging zoals “Als ik faal, ben ik waardeloos”, wat een onderliggend mechanisme is dat depressieve symptomen kan veroorzaken.

30
Q

Wat zijn Early Maladaptive Schemas (EMS)?

A

EMS zijn aanhoudende onderliggende overtuigingen of schema’s die psychologische problemen kunnen veroorzaken, zoals de overtuiging dat men niet zelfstandig kan functioneren.

31
Q

Wat betekent het EMS van emotionele deprivatie?

A

Emotionele deprivatie is de verwachting dat de eigen behoeften aan verzorging, empathie en affectie nooit voldoende zullen worden vervuld door anderen.

32
Q

Wat is het verschil tussen het EMS van onophoudelijke standaarden en entitlement?

A

Onophoudelijke standaarden verwijst naar het voortdurend streven naar extreem hoge verwachtingen ten koste van geluk of gezondheid, terwijl entitlement gaat over het direct willen hebben wat men wil zonder rekening te houden met de redelijkheid of gevolgen voor anderen.

33
Q

Wat is de rol van de case formulation in de therapeutische praktijk?

A

De case formulation is een hypothese over de aard van psychologische moeilijkheden die de problemen op de lijst van de patiënt onderliggend zijn. Het fungeert als een kompas voor de therapeut en helpt bij het kiezen van behandelingsmodi en interventiestrategieën.

34
Q

Wat is de hypothesized mechanism in de context van case formulation?

A

De hypothesized mechanism is het hart van de formulering, gebaseerd op de onderliggende mechanismen en kan vaak worden geformuleerd in termen van een centrale irrationele overtuiging.

35
Q

wat houd semiotisch in bij de therapeutische relatie

A

Bewuste en onbewuste uitwisseling van tekens. hierbij ook de interpretatie en herinterpretatie

36
Q

Waarom is inzicht in defensie mechanisme belangrijk

A

defensies kunnen therapeutische proces en therapeutische relatie belemmeren, defensies geven informatie over het leven buiten therapie, defensies geven beeld van hoe iemand omgaat met zichzelf en anderen, achter defensies zit angst, verlangen en drift

37
Q

waarom is inzicht in overdracht van belang in de therapeutische relatie

A

als therapeut krijg je er zeker mee te maken, mild positieve overdracht werkt therapeutisch
te positive en negatieve overdracht belemmert, maar is ook informatief, in diagnostiek van persoonlijkheid is overdracht belangrijk