Post operatieve zorg en Pijn Flashcards
Wat zijn de stappen om een ECG te observeren?
P-top: aanwezig en positief. Lager dan 0,25 mV en korter dan 0,12 seconde.
PR-interval (ook wel PQ-interval): duur tussen de 0,12 en 0,21 seconde.
QRS-complex: breedte tussen 0,08 en 0,10 seconde belangrijk. Positieve top = R. Er kunnen toppen (negatief of positief) ontbreken, hierop wordt de naam aangepast.
ST-segment: elevatie of depressie pathologie.
T-top: hoort positief te zijn, wordt gekenmerkt door asymmetrie en gelijkblijvende hoogte.
Welke vitale functies worden op de verkoever gecontroleerd?
Bewustzijn
circulatie
controle ademhaling
Mogelijke complicaties op ABC gebied post operatief?
Bradypneu of apneu door onvoldoende uitgewerkte anesthetica, analgetica of spierrelaxantia
Belemmering van de ventilatie door het achter in de keel zakken van de tong, laryngospasme, bronchospasme of de ophoping van slijm, secreet of bloed. Gecombineerd met onvoldoende ophoesten.
Atelectaese en zuurstoftekort door onvoldoende ventilatie vanwege bijv. pijn.
Zuurstoftekort door een hoog zuurstofverbruik, bijv. rillende patient
Zuurstoftekort en pneumonie door aspireren maaginhoud
Welke maatregelen zijn er ter voorkoming van onvoldoende ventilatie?
Indien antagoneren farmaca
Regelmatig stimuleren patienten doorzuchten en ophoesten
Na operatie postoperatief toedienen zuurstof
Uitzuigen mond
Goede pijnstilling
Farmaca
Wat kun je zeggen over postoperatief herstel en hypotermie?
Wanneer de lichaamstemperatuur onder de 34 graden is zal het postoperatieve herstel trager verlopen. De patiënt blijft langer bewusteloos en suf, soms onrustig en rilt om de lichaamstemperatuur te verhogen. Het zuurstofverbruik neemt hierdoor toe. De spontane ademhaling komt na beademing langzamer op gang. Bij een hoge temperatuur, moet geforceerde koeling worden toegepast.
Welke stappen in pijnbestrijding worden gevolgd?
niet opiode analgetica, bij lichte pijnklachten
2: niet opioid analgeticum + zwak werkend opiod
3: niet opioid analgeticum + sterk werkend opioid
4: parenterale toediening opioid (subcutaan, intramusculair, intraveneus epiduraal, spinaal)
Wat zijn contra indicaties voor een PCA?
COPD
Hypovolemie
Verminderd bewustzijn
Onvermogen om te techniek te begrijpen
Wat zijn complicaties bij epidurale pijnbestrijding?
Urineretentie
Motorische blokkade
Sufheid
Ademhalingsdepressie
Decubitus
Wanneer mag een patiënt terug naar de afdeling?
Patiënten mogen naar de afdeling als zij zich voldoende bewust zijn van hun omgeving, hun vitale orgaanfuncties stabiel blijven, er geen complicaties optreden of te verwachten zijn, de pijnstilling voldoende is en alle postoperatieve afspraken zijn gemaakt. PASS-schema
Aandachtspunten na spinale of epidurale anesthesie
Vullingstoestand van de blaas, overvulling treedt op zonder dat de patient dit voelt
Omvang en intensiteit zenuwblokkade
Positionering van de onderste ledematen
Respiratoire postoperatieve complicaties
Ademdepressie → door luchtwegobstructie, anesthetica, opiaten. Met comorbiditeit kans groter. Ook gevolge van pijn. Maar kan ook door CVA of De volgende mechanismen kunnen leiden tot obstructie:
Spierzwakte door restrelaxatie is al meerdere decennia de belangrijkste oorzaak voor postoperatieve spierzwakte. Het geeft psychologische stress – gevoel van stikken, angst en machteloosheid – en verhoogt de morbiditeit en mortaliteit. Men lijkt zich onvoldoende te realiseren dat de werkingsduur voor spierverslappers tussen patiënten sterk varieert. Uit meerdere studies blijkt dat twee uur na een standaard intubatiedosis van een spierverslapper met een intermediaire werkingsduur, ongeveer 30-40% van de patiënten een TOF < 90% heeft en 10-15% een TOF < 70%. Het gebruik van een neuromusculaire monitor blijkt alleen echt zinvol als deze de uitslag kwantificeert. Visuele of tactiele beoordeling heeft slechts beperkt nut. Sugammadex zou, na gebruik van rocuronium, restverslapping kunnen voorkómen. De kosten van dit middel zijn hierbij echter nog steeds een obstakel.
Andere oorzaken van spierzwakte zijn hypothermie, elektrolytstoornissen en neuromusculaire aandoeningen.
Demping van neurogene activiteit (nawerking van algehele anesthesie of sedatie).
Compressie van de luchtweg; dit kan optreden door een hematoom of een infectie, zoals een peritonsillair abces. Compressie door oedeem kan ook optreden door langdurige buikligging in trendelenburgpositie of traumatische luchtwegmanipulaties.
Verstopping; bijvoorbeeld door een groot stolsel na nasofaryngeale ingrepen, losse tanden of een kunstgebit, of een keeltampon die aan de aandacht is ontsnapt.
Letsel van de nervus recurrens, vooral dubbelzijdig, kan tot volledige obstructie leiden, wat directe re-intubatie vereist. Dit kan optreden na schildklier- of oesofaguschirurgie, halsklierdissecties, maar ook door onjuiste positionering van een endotracheale tube.
Laryngospasme; kan vooral na gebruik van dampvormige anesthetica bij (verkouden) kinderen optreden.
Neurotrauma
Een verminderde gaswisseling van de alveoli naar de pulmonale capillairen, wat leidt tot een hypoxemie, kan een aantal oorzaken hebben:
Ventilatie-perfusiestoornissen:
intrapulmonale shunting bij atelectase, pneumothorax (na inbrengen centrale lijn of plexusblokkade), adipositas, thorax- of bovenbuikchirurgie;
doderuimteventilatie: longembolie, vetembolie, amnionvloeistofembolie.
Diffusiestoornis:
longoedeem door ‘negative pressure oedema’ als gevolg van ademexcursies bij een geobstrueerde bovenste luchtweg, decompensatio cordis, adult respiratory distress syndrome (ARDS).
Wat is de meest frequente oorzaak voor hypotensie postoperatief?
ondervulling; absoluut (bloedverlies) of relatief (vasodilatatie door anesthetica, bij het opwarmen van een koude patiënt, bij neuraxisblokkade, sepsis of een allergische reactie). Indien er tevens een bradycardie aanwezig is, kan dit de hypotensie verergeren. Andere oorzaken kunnen zijn myocardischemie (cardiogene shock), (spannings)pneumothorax, tamponade en longembolie (obstructieve shock).
Wat zijn oorzaken voor postoperatieve hypertensie?
Pijn hypercapnie hypoxemie rillen maagdilatatie overvulde blaas misselijkheid angst
Wat moet bij postoperatieve ritmestornissen als eerste worden uitgesloten?
Hypoxie
hypercapnie
ischemie
elektrolytstoornissen
Wat kan de oorzaak zijn van postoperatieve bradycardie?
aag- en blaasovervulling toediening van cholinesteraseremmers hypothermie zonder rillen verhoogde intracraniële druk een hoog thoracaal blok bij een epidurale of een spinale anesthesie.
Wat is de ziekenhuismortaliteit van myocardischemie?
12-25%
Wat zijn vaak de voornaamste redenen van vertraagd wakker worden?
nawerking van anesthetica of premedicatie, door: vertraagde eliminatie, hypothermie, hypothyreoïdie hypoglykemie cerebrale beschadiging verhoogde intercraniële ruk CVA trombo-embolieën CAS
Waarvan kunnen Perifere neurologische uitvalsverschijnselen een gevolgd zijn?
onjuiste positionering
Waarbij is Perifere neurologische uitvalsverschijnselen een hoger risico?
pre-existente neuropathie
artherosclerose
peroperatieve circulatiestoornissen
chirurgisch handelen
Wat zijn oorzaken van Perifere neurologische uitvalsverschijnselen door chirurgisch handelen?
doorsnijding of afhechten van zenuwweefsel compressie door een hematoom of oedeem ischemie door een tourniquet locoregionale anesthesie (al dan niet tijdelijk)
Wanneer is er in de praktijk sprake van urineretentie?
als het volume van de blaas groter is dan 600 ml en er binnen 30 minuten geen spontane diurese tot stand komt.
wat zijn blok-specifieke post operatieve zaken?
De aard en locatie van het blok: deze bepalen voor een groot deel de te verwachten complicaties.
De intensiteit en uitgebreidheid van het blok: de mate van postoperatieve pijnstilling is van beide factoren afhankelijk; beide moeten daarom adequaat zijn. Een te intens en te uitgebreid blok kan, vooral bij centrale blokkades, tot onnodige complicaties leiden zoals hemodynamische problemen. Het monitoren van beide factoren is ook belangrijk om na te kunnen gaan in hoeverre er regressie van het blok optreedt.
De verwachte werkingsduur: een abnormaal langdurige werking kan een aanwijzing zijn dat er een complicatie is opgetreden. Indien gebruik wordt gemaakt van een blokkade met behulp van een kathetertechniek, kan het blok langdurig in stand worden gehouden.
Mogelijke complicaties. Hemodynamische complicaties werden al genoemd. Andere problemen zijn bijvoorbeeld ademhalingsproblemen, afkoeling, decubitus, en het optreden van een epiduraal of spinaal hematoom. Ook blaasretentie kan (vooral na een subarachnoïdaal blok) optreden. Slechts enkele patiënten dienen bij dagbehandeling spontaan te urineren, voordat zij met ontslag mogen (zie ook par. 44.4.4).
Bij iedere patiënt dient vastgelegd te worden hoe de pijnstilling na uitwerking van het blok dient te worden geëffectueerd.
Postoperatieve antistolling: er dient aangegeven te worden hoe hiermee omgegaan moet worden.
Wat is pijn?
Pijn is een onaangename sensibele en emotionele ervaring, die primair wordt geassocieerd met echte of potentiele weefselbeschadiging of beschreven wordt in termen van een dergelijke beschadiging.
Wat zijn redenen voor onderbehandeling bij postoperatieve pijn?
gebrek aan kennis bij de zorgverleners
angst voor de bijwerkingen van de pijnmedicatie
gebrek aan tijd
gebrek aan personeel
gebrek aan een gestructueerde organisatie voor postoperatief pijnmanagement
Wat is snelle pijn?
Afferente zenuwbanen geleiden de signalen naar de achterhoorn van het ruggenmerg. In de achterhoorn (in de substantia gelatinosa) vindt signaalmodulatie plaats door interactie met interneuronen, waarbij zowel excitatoire als inhibitoire neurotransmitters een belangrijke rol spelen. De snelle Aδ-zenuwvezels eindigen in de dorsale hoorn van het ruggenmerg (ter hoogte van lamina I) en maken daar contact met tweede-orde neuronen van de tractus neospinothalamicus. Het gemoduleerde signaal zal uiteindelijk via de contralaterale tractus spinothalamicus en de medulla oblongata het limbische systeem en de sensore cortex bereiken. Sommige vezels eindigen in de formatio reticularis van de hersenstam. De meeste vezels vinden hun eindstation in de thalamus. Van hieruit wordt het signaal verder geleid naar andere basale hersengebieden en de somatosensibele hersenschors. Pijngewaarwording en pijnbeleving zijn het gevolg. Dit type pijn kan vrij precies gelokaliseerd worden. Als echter geen tactiele informatie verkregen wordt, is de pijnlokalisatie ook bij deze scherpe pijn gering. Snelle pijn wordt met vele alternatieven beschreven (elektrische pijn, scherpe pijn, prikkende pijn, acute pijn) en is niet voelbaar in de meeste van de diepe lichaamsweefsels.