Plato Flashcards
Wat zijn de eigenschappen van de ziel?
- De ziel is het principe van leven (zelf-beweging)
- De ziel is de zeten van kennis
- De ziel is onsterfelijk (verhuist d.m.v. reïncarnatie of naar de ideeënwereld)
- De ziel is het beginsel van het zedelijk leven: de kern van onze persoonlijkheid (de morele deugd wordt hierdoor verinnerlijkt)
Wat zijn de delen van de ziel, en wat zijn hun bebehorende deugden?
Delen:
1) Redelijke deel (logistikon) > Verstandigheid (pronèsis)
2) Vurige deel (thumoeides) > Dapperheid (andreia)
3) Begerige deel (epithumètikon) > Matigheid (sophrosunè)
- Als alle delen zich harmonieus verenigen (met de rede als leider) ontstaat er een overkoepelende deugd: rechtvaardigheid (dikaiosunè)
Plato maakt een onderscheid tussen inzicht en waarneming. Waaruit bestaat dit onderscheid?
Inzicht gaat over: - zijn - het stabiele - het vaste Mening gaat over: - Worden - de zintuigelijke realiteit -Verandering
Waarom moeten we volgens Plato moreel opgevoed worden?
- Omdat we morele uitspraken als meningen (doxa) zien, we kunnen vaak niet funderen waarom die uitspraak waar is.
- We moet dus volgens Plato moreel opgevoed worden zodat we onze overtuiging kunnen funderen.
Wat wordt bedoeld met de uitspraak: De mens is een micropolis van de staat?
- De mens bestaat uit dezelfde delen als de staat, echter wel op een kleinere schaal. De verschillende delen hebben deel aan dezelfde delen als die van de staat.
Wat zijn de eigenschappen van de ideeën?
- Er is één idee van alle particuliere dingen van dezelfde soort (participatie: metochê)
- De idee is de essentie: dus onvergankelijk (er is niets meer paard dan paardheid)
- Zelfpredicatie: de idee zegt iets over zichzelf (rechtvaardigheid zegt over zichzelf dat het rechtvaardig is)
Op welke vlakken wordt de ideeënleer toegepast?
1) Metafysica: Alleen de ideeën bestaan werkelijk, particuliere dingen zijn slechts nabootsingen
2) Epistemologie: Alleen van de ideeën hebben we werkelijke kennis, over de dingen om ons heen hebben we slechts meningen.
3) Ethiek: Deugden zijn niet relatief maar gefundeerd op eeuwige en onveranderlijke ideeën
Waarom geeft Plato het goede zo’n verheven positie?
- Plato geeft het goede een verheven positie omdat de ideeën op zichzelf al volmaakt zijn: het rechtvaardige behelst niet zomaar de rechtvaardigheid, maar komt neer op perfectie, de ‘ideale’ rechtvaardigheid (De idee rechtvaardigheid is dus niet alleen ideëel, ze is ook ideaal.