pg 30-31 Flashcards
het feest , feesten
la fête , fêter
regeren , de regering
gouverne, gouvernement
bevrijden, de vrijheid , vrij
libérer, la liberté; libre
de gelijkheid , gelij
la égalité, égale
het broederschap , een breor
le fraternité, un frère
het teken , tekenen, de handtekening
le signe , signer, la signature
de camping , kamperen
le camping , camper
de wandeling wandelen
la promenade , promener
het stadhuis , de burgemeeseter
la mairie , le maire
driekleur , de kleur
tricolore,le coleur
de koninging , de koning, koninklijk
la reine , le roi , royal
een trekker
un randonneur
een vreemde
une étangère / un étanger
buitenlands
étranger
de koek
le biscuit
de aansteker
le briquet
de rugzak
le sac à dos
de gsm
le portable
het zakmes
le canif
de vervangkledij
les vétements de rechange
toilletpapier
le papier toilette