Ped HC 1-5 Flashcards

1
Q

Wat zijn de 4 opvoedvoorwaarden?

A
  • Veiligheid: voorspelbare, en voorspelbare opvoeding
  • Uitdaging: Ruimte om de wereld te ontdekken
  • Liefde
  • Echtheid, authenticiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt het begrip Jeugdland in?

A

Het isoleren van het kind uit de volwassenmaatschappij en beschermen tegen “slechte” invloeden en ervaringen zoals seks en geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de positie van het kind voor, tijdens en na jeugdland?

A

De positie van een kind voor Jeugdland

Opvoeding was erop gericht zo snel mogelijk de vaardigheden en opvattingen van de volwassenen aan het kind over te brengen. Hierbij was er geen of weinig spraken van autonomie en men werd gezien als deel van een groep. “Volwassenen in zakformaat”

De positie van een kind tijdens Jeugdland

Kinderen werden geïsoleerd van de volwassen maatschappij** en **beschermt tegen “slechte” invloeden en ervaringen zoals seks en geweld. Waar kinderen zich vrij van de volwassen wereld konden ontwikkelen maar wel onder regie van de volwassenen.

  • Speciale kinderkamers, kinderkleding, kinderspeelgoed, kinderlectuur.
  • Leerplicht: volwassen geleid leren
  • Voogdij: leven onder toezicht van een volwassenen.
  • De positie van een kind na Jeugdland

Kinderen worden steeds meer op jonge leeftijd geconfronteerd met allerlei invloeden waar ouder en opvoeder geen greep meer op hebben.

Volwassenen proberen zich zo lang mogelijk als jongeren te gedragen, en stellen verantwoordelijkheden uit en proberen zelf zo lang mogelijk in jeugdland te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tot welke tijd behoort de volgende stelling: ‘De mensen wordt als slecht geboren maar door middel van opvoeding (kennis) kun je het kind tot een goed kind maken. ‘

A

Humanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de pedagogische visie van Erasmus?

A
  • Kindbeeld: Kinderen hebben van nature een neiging naar kwaad. Hij zag kinderen als zachte was of natte klei, die gevormd of gekneed kunnen worden. Daar past tuchtiging en lijfstraffen niet bij.
  • Beeld van de opvoeder: Beeldhouder waar bij de opvoeder het kind moet vormen en kneden.
  • Opvoedingsdoel: Een zelfstandig, deugdzaam burger in het klassiek beeld. Zedelijk (goede gemanierd)
  • Opvoedingsmiddel: Het leren lezen en schijven. Het bestuderen van klassieke teksten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tot welke tijd behoort de volgende stelling:De mens moet vertrouwen op eigen denken en handelen en eigen verstand

A

De verlichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tot welke tijd behoort de volgende stelling: ‘De mens is van nature goed’

A

De verlichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tot welke tijd behoort de volgende stellingen?

‘Ruimte voor de menselijk ziel en voor het irrationele en voor het onbewuste.’

A

De romantiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vul Het model van Belsky in

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar zijn technische vragen opgericht?

A

op welke wijze opvoeding is gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar zijn pragmatische vragen op gericht?

A

pragmatische vragen zijn richten zich op specifieke situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de 3 pedagogische principes?

A
  • Opvoedingsprincipe: kinderen zijn aangewezen op opvoeding. Volwassene nodig om te overleven maar ook de wereld te begrijpen.
  • Vormbaarheidsprincipe: Vermogen om te leren, te ontwikkelen.
  • Activiteitsprincipe: Actief zelf bijdragen aan ontwikkeling, subject.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly