HC filosofie 1-5 Flashcards

1
Q

Wat is Opvoeding?

A

Vorm van omgang tussen volwassenen en jeugdigen die erop gericht is steun en richting te geven aan het proces van volwassenwording.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn morele dilema’s

A

Morele dilemma’s zijn lastige keuzes tussen twee waarde bijvoorbeeld: ‘Streng zijn of vrij opvoeden’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk vraag past het beste bij een descriptief mensbeeld?

A

Hoe is de mens?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk vraag past het beste bij een prescriptief mensenbeeld?

A

Hoe zou de mens moeten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tot welke filosoof behoort de volgende uitspraak: mensen moeten hun reden gebruiken en zelf denken hoe de wereld in elkaar zit.

A

Immanuel Kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de pedagogische visie van Immanuel Kant? benoem het kindbeeld, beeld van de opvoeder, opvoedingsdoel, opvoedmiddel.

A

Kindbeeld: Kinderen zijn onopgeleide projectielen, ongehoorzaam en vreselijk ongeordend. (Subject) lijfstraffen Beeld van de opvoeder: als beeldhouder. Opvoedingsdoel: Moraliseren het kweken van begrip Opvoedingsmiddel: de 4 opvoedingenstadiums (disciplineren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tot welke filosoof behoort de volgende uitspraak: de mens beschikt over vrijheid en redelijkheid en kan de neiging om verkeerd te doen en ook beheersen

A

Immanuel Kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke stadium volgens de pedagogische visie van Immanuel Kant bevindt de opvoeder/kind als kinderen moeten leren dat sommige dingen moeten (o.a. slapen werken etc.) en het temmen van driften

A

Diciplineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke stadium volgens de pedagogische visie van Immanuel Kant bevindt de opvoeder/kind zich als kinderen leren lezen, schrijven en muciseren?

A

Cultiveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke stadium volgens de pedagogische visie van Immanuel Kant bevindt de opvoeder/kind zich als kinderen goed gedrag, goede smaak, juiste manieren, goede omgangsvormen leren?

A

Civiliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In welke stadium volgens de pedagogische visie van Immanuel Kant bevindt de opvoeder/kind zich als kinderen leren besef van goed en kwaad, moreel besef, je laten reden door rede, Autonomie: je zelf de wet opleggen?

A

Moraliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt het categorisch imperatief in? Leg dit uit aan de hand van een voorbeeld.

A

Een universele gedragsregel waarin je uit gaat van het ‘maximale’ als iedereen dit gedrag zou vertonen zou het dan redelijk zijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tot welke type vragen behoren het volgende kenmerk: Welke protocollen e adviezen kunnen we het beste gebruiken om … doel te behalen?

A

instrumentele vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt ‘Normatieve professionaliteit’ in?

A

Als professional heb je heb je bepaalde instrumenten en methoden tot je beschikking. Als een situatie zich voordoet moet jij als professional moet jij de keuze maken welk van deze instrumenten je in zult zetten om je doel te behalen. Alle keuzes die je maakt zijn normatief omdat het voortkomt uit een subjectieve persoonlijke oordeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tot welke filosoof behoort de volgende uitspraak: ‘Jonge kind is een ongeleid projectiel’

A

Immanuel Kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is kant tegen straffen als het om morele kwesties gaat?

A

Omdat Kant het vooral belangrijk vindt dat een kind uiteindelijk autonomen keuzes kan maken. Een kind moet leren dat hij het goede moet doen ook al wordt hij er niet voor gestraft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de pedagogische visie van Jonh Locke? benoem het kindbeeld, beeld van de opvoeder, opvoedingsdoel, opvoedmiddel.

A

Kindbeeld: (Tabula Rasa) een Onbeschreven blad, een wit stuk papier. Er zijn geen aangeboren ideeën en/of DNA dat bepaald hoever een kind zich kan ontwikkelen. Een kind is leergierig en wilt leren Beeld van de opvoeder: beeldhouwer beeld. Opvoedingsdoel: een gezond geest en een gezond lichaam. Een deugdzame en redelijke volwassenen Opvoedingsmiddel: Ervaringskennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tot welke filosoof behoort de analogie van de grot? Leg de analogie van de grot uit en benoem hoe je dit bij bij de opvoeding kunt toepassen.

A

Plato:

  • De mens leeft allemaal in een grot, geketend en kunnen daarom alleen vooruitkijken.
  • Voor ze is een rotswand, waar ze schaduwen zien bewegen. Deze schaduwen zijn voorwerpen uit het echte leven.
  • Achter de geketende men lopen mensen met deze nep voorwerpen. Achter de nep voorwerpen brandt het vuur die ervoor zorgt dat de schaduwen op de muur schijnen.
  • Omdat ze nooit anders hebben gekend weten ze niet de schaduwen niet echt zijn. Alleen mensen die zelf ontketend zijn en het zonlicht hebben gezien kunnen de opvoeding op zich nemen.
  • De geketende willen niet losgemaakt worden (willen niet opgevoed worden) Mensen kunnen niet uit zichzelf tot ware kennis komen.
  • Als je eenmaal het licht hebt gezien en de echte wereld de hebben meegemaakt wil je niet terug de grot in (opvoeden is niet leuk)
19
Q

Hoe verdeelt Plato de samenleving gebruik hierbij de analogie van de ruiters.

A

Mensen zijn ongelijk van elkaar, daarom moet de samenleving verdeeld worden op basis van het menselijk ziek.

Het menselijk ziel bestaat uit 3 aspecten:

  1. Het zwarte paard: Lage kant van ons ziek; wilt naar beneden; vertegenwoordigd ons aardse kant, luist en bevrediging (eten en seks)
  2. Het witte paard: wilt naar boven: vertegenwoordigd passies en ambitieus; edele kant van ons ziel. (geen machtspositie wel handhaving)
  3. De ruiter: vertegenwoordig de reden. De ruiter moet de twee paarden zo zien te mennen dat het tweespan rechtdoor gaat en dezelfde hoogte houdt.
20
Q

Volgens de analogie van de ruiters van Plato is er geen gelijkheid tussen mensen. Welke beroepen passen het beste bij welke zieldelen.

a. Filosoof
b. Politie agent
c. Boer, productie van goederen.

A

a. De ruiter
b. Het witte paard
c. Het zwarte paard.

21
Q

Wat is het opvoeddoel volgens Plato (analogie grot)?

A
  • Opvoeden is ontketenen uit de grot leiden, zodat ze echte dingen gaan zien.
  • Kinderen leren wat voor rol ze hebben in de samenleving
22
Q

Tot welke filosoof behoort de volgende uitspraak: ‘Je moet niet opvoeden tot burger, ten dienste van de samenleving maar tot mens’

A

Jean Jacques Rousseau

23
Q

Tot welke filosoof behoort de volgende uitspraak: ‘Opvoeden zou niet moeten gaan over aanpassen, maar over leren mens te zijn.

A

Jean Jacques Rousseau

24
Q

Tot welke filosoof behoort het volgende mensbeeld?
‘Mens is van nature goed en heeft een uniek karakter’

A

Jean-Jacques Rousseau

25
Q

Wat is de pedagogische visie van Jean-Jacques Rousseau? Benoem het kindbeeld, Beeld van de opvoeder, opvoeddoel en opvoedingsmiddel.

A
  • Kindbeeld: Kind als volwaardig mens. Geen volwassenen in zakformaat
  • Beeld van de opvoeder: Kind volgende houding
  • Opvoedingsdoel: kinderen niet opvoeden tot burger, maar tot mens. Autonomie.
  • Opvoedingsmiddel: Vrijheid en kinderen leren als ze daarom vragen.
26
Q

Wat is de invloed van de samenleving op het kind volgend Jean-Jacques Rousseau ?

A

De samenleving verpest het kind.

‘Alles is goed zoals het uit de hand van de schepper komt, alles raakt verdorven in de handen van de mens’

27
Q

Wat is geluk volgens Aristoteles?

A

Juist als je je potentie voor de samenleving benut, als je je rol vervult, vind je gelukkig.

Wij vervullen allemaal een rol in de maatschappij en op het moment dat je je rol in de samenleving vervult ben je volmaakt/gelukkig.

28
Q

Tot welke filosoof behoort de volgende kernzinnen:

  • ‘De mensen is een Animal Rationale, heeft reden en kan nadenken. ‘
  • ‘Alle mensen zijn geboren met talenten (potenties) deze moet je perfectioneren(actualiseren)’
A

Aristoteles

29
Q

Wat is de pedagogische visie van Aristoteles? benoem het kind beeld; beeld van de opvoeder; opvoeddoel en opvoedmiddel.

A

Kindbeeld: Kinderen beschikken nog niet over genoeg redelijk vermogen om geluk te kunnen ervaren. De mens is een redelijk dier. subject

Beeld van de opvoeder: beeldhouder

Geluk is over een langere periode te bepalen.

Opvoedingsdoel: Gericht op het ontwikkelen van goed karakter. Goed opvoeden betekend dat je kinderen stimuleert om hun potentie te vervullen.

opvoedmiddel: Achterhalen van hun potentie en aanpassen op hun behoeften. In aanraking komen met alle talenten die het kind heeft. straffen en belonen.

30
Q

Waar is de opvoeding volgens Aristoteles op gericht?

A
  • Welke potentie heeft je kind?
  • Kun je op een redelijke manier omgaan met je emoties?
  • Kun je het kind ondersteunen in het vinden van een juiste middenweg?
  • Karaktervorming is oefenen in de praktijk, oefenen met moed, standvastigheid en fijngevoeligheid etc. -> continu oefenen met vallen en opstaan.
31
Q

Wat is volgens Saneca goed leven?

A

Een gelukkig mens bevrijdt zich van:

  • De norm van de massa (schapenmentaliteit) ;Ons niet laten leiden door wat gebruikelijk is en vanzelfsprekend, maar wat het beste is wat ons blijvend geluk kan geven.
  • Een streven naar minderwaardige idealen als rijkdom, bezit en plezier; het accepteren dat het leven niet altijd fijn is. pijn niet uit de weg gaan.
  • De neiging om je tegen je lot te verzetten -> verzoenen met je los. Vrijheid is een permanente toestand van rust en acceptatie van het leven zoals het gaat - verzoen je met je leven zoals het zich aandient
32
Q

Waar is hedonisme op gericht?

A

gericht op plezier en genot.

33
Q

hoe noem je het perspectief: Wanneer iemand onverstoorbaar, gelaten en zonder klagen zijn lot en leed verdraagt.

A

Stoïcijnen

34
Q

wat onderzoek je als we het hebben over ‘ethiek’

A

het goede doen de moraal.

35
Q

Wat voor ethiek onderzoek bij de volgende uitspraak:wat is een goede moraal?

A

Normatieve ethiek

36
Q

Wat houdt ‘ethos’ in?

A

gewoonte

37
Q

Wat houdt ‘amoreel’ in?

A

niets met moraal te maken

38
Q

Wat houdt immoreel in?

A

Niet in overeenstemming met de moraal.

39
Q

Benoem over welk perspectief hieronder wordt gesproken. ‘wat levert meeste geluk voor meeste mensen op?’

A

Utilisme; gevolgenethiek

40
Q

Over welk perspectief hieronder gesproken: wie wil jezelf zijn? Wat is het juiste midden? Wat past bij mijn rol?

A

Deugdenethiek

41
Q

Over welk perspectief hieronder gesproken als je ongeacht de gevolgen, rechten, plichten en regels moet volgen.

A

Deontologie: plichtsethiek

42
Q

tot welk perspectief behoort het categorisch imperatief ?

A

Deontologie; plichtsethiek

43
Q
A