HC Filosofie 6-10 Flashcards

1
Q

Waar richt het maatschappijkritisch perspectief zich op

A

het bestrijden van sociaal onrecht, sociale ongelijkheid en sociaal onrechtvaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel het maatschappijkritische perspectief:

A

Het bevorderen van eigen regie en het erkennen en het erkennen en respecteren van menselijke waardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn Volgens Hanna Arendt de 3 menselijke activiteiten?

A

Arbeiden
Werken
Handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tot welke menselijk activiteit behoren de volgende uitspraken: het produceren we het noodzakelijk om onszelf in leven te houden.
Ook alle routineklusjes

A

Arbeiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tot welke menselijk activiteit behoren de volgende kenmerken?
Voorzien in de creatie van dingen, productie

Nuttige en bruikbare zaken produceren, iets scheppen/creëren.

Niet noodzakelijk voor overleven, maar schept wel een menselijke wereld.

A

Werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een belangrijke voorwaarden van handelen

A

pluraliteit: de erkenning dat we niet alleen op de wereld zijn; dat er anderen zijn, die hun anders-zijn moeten kunnen laten zien en dat we vanuit het perspectief van anderen kunnen denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is betekend nadenken volgens Hanna Arendt?

A

Nadenken betekend: van gedachten kunnen wisselen, vanuit het perspectief van anderen kunnen denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

benoem een kenmerk en een voorbeeld van een totalitair systeem.

A

Iedereen moet hetzelfde zijn en hetzelfde doel nastreven anders kan de ideologie niet
verwezenlijkt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het perspectief van H. Arendt op de opvoeding?

A

Opvoeding situaties is een plek waar kinderen oefenen met handelen.

  • We moeten niet gedachteloos zijn als pedagogen.
  • Het te veel aan procedures, protocollen, resultaatafspraken, methodieken, hulpverleningsplannen en projectplannen zijn een uiting van het ‘ideaaltype’ dat van burgers en cliënten wordt geschetst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem de 3 machten die volgens M. Foucault op ons inwerken?

A

Soevereine macht, disciplinerende macht en Biomacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef een voorbeeld van Soevereine macht in onze moderne samenleving

A

overheid die optreedt. Politie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor macht wordt hier uitgeoefend?

Harde aanpak van jeugdcriminaliteit

A

Soevereine macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor macht wordt hier uitgeoefend?

‘Etnisch profileren van Nederlandse jongeren met een migratie-achtergrond (BLM)’

A

Soevereine macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor macht wordt hier uitgeoefend? ‘ouderlijke macht je mach niet naar buiten vandaag.’

A

Soevereine macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

benoem 2 kenmerken en een voorbeeld van Disciplinerende macht

A

geen zichtbare macht
subtiele macht die normaliseert, die er voor zorgt dat je je gedraagt volgens de norm.

camera’s, examens etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor macht wordt hier uitgeoefend? Observatie en beoordeling op basis van criteria

A

Disciplinerende macht

17
Q

waar richt Biomacht

A

Gericht op de gezondheid van bevolking in z’n geheel

18
Q

geef een voorbeelden waar biomacht wordt uitgeoefend.

A

Campagnes tegen roken, overgewicht, gezonde seksualiteit

19
Q

Volgens Foucault is ontsnappen aan deze machten niet mogelijk. Wat kan je als pedagoog doen om vrijheid van jongeren te bekrachtigen.

A

➔ Voorzichtig zijn met het hanteren van labels. Houd ruimte voor eigen identiteit.
➔ Ga niet gedachteloos mee met het systeem. Durf kritisch te zijn en je uit te spreken.
➔ Geef ruimte voor de jongeren om een andere invulling aan hun leven te geven dan jij goed
vindt.

20
Q

Wat zijn de 10 centrale menselijke vermogens

A
  1. Leven en levensduur -> normale lengte
  2. Lichamelijke gezondheid -> goede gezondheid, voeding, huis
  3. Lichamelijke integriteit -> vrij bewegen, zonder geweld
  4. Zintuigen, voorstellingsvermogen
    en gedachten -> gebruiken, inzetten onderwijs
  5. Emoties -> kunnen hechten aan mensen/dingen
  6. Praktische rede -> voorstelling goed, kritische reflectie
  7. Erbij horen -> samen, deelnemen, interactie, waardigheid
  8. Andere wezens -> dieren, planten, natuur ervoor zorgen en ermee leven
  9. Spelen -> lachen, spelen, recreëren
  10. Controle over je omgeving -> toegang tot politiek
21
Q

Welke principes liggen volgens Kant ten grondslag aan het handelen

A

Handelen op basis van redelijke morele regels

22
Q

Wat zijn volgens Mill de gevolgen van het handelen?

A

Maximaliseren van geluk

23
Q

Hoe vormt het handelen Karakter?

A

Handelen vanuit goede karaktereigenschappen

24
Q

Zorgethiek hoe zorgen wij goed voor elkaar?

A

wederzijdse verantwoordelijk en aandachtige betrokkenheid.