PD.1 en 4 en VO.3 Flashcards

Parkinson, cerebellaire ataxie en oogbewegingen

1
Q

Wat is de DD van Parkinsonisme?

A
  • ziekte van Parkinson
  • toxisch-metabool
  • medicamenteus
  • dementie met Lewy Bodies
  • progressieve supranucleaire paralyse
  • multi-systeem atrofie
  • andere dementie vormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Parkinsonisme?

A

hypokinetisch-rigide syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer heb je parkinsonime?

A
  • beweginsarmoede

ten minste 2 van de 3
- rusttremor
- rigiditeit
- gestoorde houdingsreflexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van parkinson?

A
  • asymmetrisch
  • russtremor: laagfrequent
  • hypobradykinesie
  • loopstoornissen: voorovergebogen, kleine pasjes, startproblemen
  • gestoorde houdingsreflexen
  • verlies van reuk
  • autonome functiestoornissen
  • slaapstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de pathologie van parkinson?

A

eiwit neerslagen: Lewy Bodies

mutaties alpha synucleïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de Braak stadia?

A

1-2: autonomische en reuk stoornissen
3-4: slaap en motorische stoornissen
5-6: emotionele en cognitieve stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de therapie van Parkinson?

A
  • niet-medicamenteus
  • medicamenteus: levodopa
  • 3e lijns: apomorfine, duodopa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is dementie met Lewy Bodies?

A

binnen 1 jaar dementie bij vaststellen hypokinetisch-rigide syndroom

vaak visuele hallucinaties en REM-slaapstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van Multisysteem atrofie?

A
  • ernstige autonome stoornissen
  • parkinsonime of cerebellaire stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van progressieve supranucleaire paralyse?

A
  • verticale blikparese
  • axiale rigiditeit
  • houdingsinstabiliteit

je ziet tau stapeling in neuronen en astrocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke diagnostiek bij parkisonisme?

A
  • MRI
  • DaT scan
  • effect levodopa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is ataxie?

A

stoornis in het uitvoeren van doelgerichte bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een intentietremor?

A
  • grovere bewegingsuitslag naarmate doel dichter genaderd wordt
  • vaak nog niet uitgedoofd na vastpakken voorwerp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn symptomen van cerebellaire ataxie?

A
  • onzeker looppatroon
  • onduidelijk spreken
  • misgrijpen
  • tremor
  • dubbelzien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn oorzaken van cerebellaire ataxie?

A
  • toxisch: alcohol
  • metabool: hypothyreoidie, coeliakie
  • auto-immuun: MS
  • systeemziekten: SLE
  • para-infectieus: Miller-Fisher syndroom
  • infectieus: TBC
  • tumor: neoplasmata, metastase achterste schedelgroeve
  • genetisch: spinocerebellaire ataxie, Friedreichse ataxie
  • neurodegeneratief: CJD
17
Q

Welke beginleeftijd bij cerebellaire ataxie?

A
  • recessief: < 20
  • MSA: > 30
  • autosomaal dominant: > 20 jaar
18
Q

Wat is het beloop bij cerebellaire ataxie?

A
  • acuut: vasculair, inflammatoir, intoxicatie
  • subacuut: metabool, immuun, intoxicatie
  • chronisch: degeneratief
19
Q

Wat is autosomaal dominante cerebellaire ataxie?

A
  • extrapiramidaal
  • chorea
  • polyneuropathie
  • retinopathie

door trinucleotide-expansie

20
Q

Wat zijn kenmerken van Freidreichse ataxie?

A
  • anticipatie
  • sensibele polyneuropathie
  • areflexie
  • holvoeten
  • cardiomyopathie
  • diabetes
  • scoliose
21
Q

Waarop wijst een hot cross bun sign op MRI?

A

MSA

22
Q

Wat is een vrijwillige oogbeweging?

A

richten fovea op doel

23
Q

Wat is een onvrijwillige oogbeweging?

A

blik stabilisatie

24
Q

Welke oogbewegingen zijn er?

A
  • saccades
  • gladde beweging
  • fixatie stabiliteit
25
Q

Wat zijn saccades?

A

snel draaien van het oog

26
Q

Wat zijn gladde oogbewegingen?

A

volgen van een bewegend object zoals een vinger

27
Q

Wat zijn compensatoire oogbewegingen?

A

optokinetische nystagmus en VOR

28
Q

Wat is de functie van de longlead burst neuron?

A

ligt in PPRF en genereert continue actiepotentialen

29
Q

Wat is de functie van omnipause neuron?

A

ligt in nucleus van de dorsal raphe en inhibeert de PPRF

30
Q

Wat is de functie van het tonisch neuron?

A

ligt in PPH en vuurt continue laagfrequent en houdt zo ogen in bepaalde stand

31
Q

Wat zorgt voor compensatoire oogbewegingen?

A

PPH

32
Q

Wat zorgt voor snelle oogbewegingen?

A

PPRF

33
Q

Hoe krijg je een nystagmus?

A

combi smooth pursuit en saccade

34
Q

Hoe kun je lezen?

A

combi saccade en fixatie