PD. 4 en 5 en VO.1 en 2 Flashcards

1
Q

Wat is er in het biopt te zien bij sarcoidose?

A

non-necrotiserende granulomateuze inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de behandeling van sarcoidose?

A

anti-tuberculostatica en adalimumab en methotrexaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de kliniek van sarcoidose?

A

vermoeidheid, anorexia, gewichtsverlies, koorts, dyspnoe, retrosternale pob en hoesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke orgaansysteem zijn het vaakst bij sarcoidose betrokken?

A

longen, lymfestelsel, lever en huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk beeld geeft sarcoidose in de longen?

A

bronchoalveolair vocht, verhoogd T-lymfocyten, vooral CD4+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is SIL1?

A

parameter voor beloop sarcoidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe meet je TBC?

A

Mantoux en Quantiferon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je zien dat TBC granulomen heeft veroorzaakt?

A

zijn necrotiserend van aard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor krijgt een patient met APS een vals positieve lues test?

A

door de auto-antistoffen tegen cardiolipine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een target van antifosfolipiden antistoffen?

A

beta2-glycoproteïne-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke diagnostische testen voor het aantonen van APS?

A

lupus anticoagulans, anticardiolipine antitstoffen en antistoffen tegen beta2-glycoproteïne-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de definitie van antifosfolipiden syndroom?

A

Minstens: recidiverende vruchtdood of arteriële/veneuze trombose
Plus: antifosfolipiden antistoffen
Vaak ook: trombopenie of livedo reticularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke behandeling om vruchtdood te verkleinen bij APS?

A

aspirine, laagmoleculaire heparine of beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is er naast antistolling te geven bij APS?

A

plasmaferese, statinen en immunoglobulinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het kenmerk van huid sclerose?

A

alfa-topoisomerase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het kenmerk van reumatoide artritis?

A

alfa CCP

17
Q

Wat is het kenmerk van het Sjögren syndroom?

A

alfaSSA en alfaSSB

18
Q

Wat is het kenmerk van SLE?

A

alfa-DNA

19
Q

Wat zijn de kenmerken die niet specifiek zijn voor een auto-immuunziekte?

A

artritis, vasculitis, koorts, Raynaud, vermoeidheid, nierinsufficiëntie, verhoogd CRP en BSE, anemie, leukocytopenie, RF, ANA en thrombocytopenie

20
Q

Wat is het verschil tussen typische en atypische verwekkers van lage luchtweginfecties?

A

typische kleuring aan op Gram-kleuring en atypische niet

21
Q

Wat veroorzaakt nosocomiale pneumonieën?

A

gramnegatieve bacteriën