Pathologie Flashcards
Pathologie
Mucocilliary clearance
⦁ De mucus doet dus alle mogelijke pathogenen plakken in de visceuze mucuslaag.
Bestaat uit twee lagen:
⦁ Onderste laag: Hydrofiel
⦁ Bovenste laag: Visceus en kleverig
⦁ De epitheelcellen gaan allerlei stoffen produceren: ‘antibiotica’ (werkt bacteriedodend)→anti-microbiële peptiden, ROS (reactive oxygen species).
⦁ Epitheelcellen produceren pro-inflammatoire cytokines bij signaal van schade:
⦁ IL-8 (trekt ontstekingscellen aan–> doden potentiele ziekteverwekkers
Congenitale afwijkingen
Brachycephalic Airway Syndrome
Luchtwegen hypoplastisch (te kort), maar de rest normale grootte Zacht gehemelte te lang in verhouding Tijdens inspiratie w er getrokken aan mucosa ademhalingswegen ⦁ beschadiging mucosa = oedeem & protrusie van de laryngeale ventrikel + larynx kan inklappen tijdens inspiratie (moment van apnee)
Dorso-ventrale afplatting van de trachea: verlengd ligamentum tracheale
Ligamentum tracheale te lang. Wanneer die te lang is, zullen die ringen meer openstaan en makkelijker kunnen worden afgeplat (vooral hondendwergrassen en heel kleine paardenrassen )
Ciliaire dyskinesie
Ciliaire dyskinesie: ontbreken van het centraal microtubuli doublet
cilliën bewegen niet mucus zal niet naar boven worden geduwd pneumonie (ook al zitter er geen pathogenen in) in laagst gelegen delen van de long
Gaat gepaard met situs inversus
Stofwisselingsstoornissen
Stofwisselingsstoornissen Rol van het mucociliair apparaat bij epitheelschade
Naar larynx toe: veel mucus
Dieper in de bronchen: meer opgeloste stoffen (hier gebeurt detoxificatie)
Afweermechanismen in het ademhalingsstelsel
⦁ Mucociliair clearance apparaat: trilharen bewegen in de hydrofiele laag van de mucus
⦁ Neutrofielen transmigreren (diapederen) en fagocyteren in het lumen
⦁ Fibronectine (eiwit) in de mucus bindt aan pathogenen, hierdoor aggregeren ze en worden ze
makkelijker fagocyteerbaar voor neutrofielen→ondersteuningsmechanisme
⦁ Eigen microbioom (vnl. gram + flora) beschermt door hun metabole activiteit tegen
pathogenen (gram -)
⦁ Partikels > 3 μm: Stimulatie mucusproductie en hoestprikkel→ophoesten mucusbolus
In de winter zijn er meer longpathologiën door verschillende redenen:
In de winter zijn er meer longpathologiën door verschillende redenen:
⦁ Het immuunsysteem functioneert minder goed
⦁ De temperatuur van de ademlucht is lager →daling temperatuur mucosa →metabole
activiteiten zijn temperatuurgevoelig want enzymes hebben een optimum (vaak rond
lichaamstemperatuur)
⦁ Dieren en mensen kruipen dichter bij elkaar→infectieuze agentia spreiden makkelijker
Ondermijning afweermechanismen
Ondermijnen afweermechanisme
⦁ Pathogenen hechten vast met adhesiefactoren aan trilharen en verlammen deze + gaan toxines produceren en zo de trilharen aantasten
⦁ Epitheelcelbeschadiging: continuiteit van epitheel verdwenen transmigratie van neutrofielen + accumulatie van mucus
⦁ Pathogenen kunnen vasthechten op fibronectine en dit afbreken
Herstelling epitheel
⦁ Naastliggende epitheelcellen gaan afplatten en gat opvullen.
Van hoog cillindirsch naar kubus/plavei
⦁ Stamcellen gaan xxx meerlagig plaveiselepitheel (GEEN trilharen en plaveiselepitheel !!!) Mucocilliaire clearance werkt niet !
Circulatiestoornissen
Bij somiige diersoorten: ademhalingswegen als thermoregulatie
Bij warmte = hyperventilatie + VD in venenplexie
Epistaxis = rhinorhagie = neusbloeden
Bv. hond, intermitterend, unilateraal
- Tumor in de neusholte, zeker bij ouder dier
- Allergisch probleem, maar daar verwacht je dat het bilateraal is - Schimmelinfectie in de conchae
Bv. caverneuze pneumonie geeft extreme destructie van het longweefsel →dieren kunnen neusbloeden: acute grote hoeveelheden bloed, bilateraal.
Bv. (vlees)varkens, acuut: Actinobacillus pleuropneumoniae →geeft lokale, hemorrhagische pneumoniehaarden in de long.
Bv. paard, intermitteren, uni- of bilateraal: progressief ethmoïd haematoom→thv het zeefbeen (helemaal achteraan in de neusholte) ontstaat er geleidelijk aan een haematoom dat intermitterend zal bloeden.
Ontstekingen
Ontstekingen
⦁ Partikels >3 μm geraken niet door de kleine bronchiolen tot in de longalveolen en blijven kleven in de mucuslaag.
⦁ Clearance via de keel.
⦁ Penetratie/diffunderen doorheen de hydrofobe mucuslaag →in contact komen met
onderliggend epitheel.
⦁ Loslaten trilharen = alarmmechanisme→zo kan het pathogeen ook ‘losgelaten’ worden.
Respiratoir complex
Ontsteking komt door een opsomming van meerdere factoren: bacterien, virussen, ammoniak in de lucht, stof, vochtigheid,..
⦁ Mucuslaag: fuctioneert enkel als de glycoproteinnen goed gehydrateerd zijn (dus waterdamp in de lucht)
⦁ Te droog: slechte hydratatie glycoproteinnen
⦁ Te vochtig: condensvorming met virussen en bacterien in de lucht
⦁ Stof: blijft vastplakken in mucus en verstoort de functie + w gefagocyteerd en gaat naar de longaveolen (beschadigt de longalveolen of w gefagocyteerd dan uitstoot en opgebruiken O2 radicalen)
⦁ Chitinase: breekt chitine (exoskelet) van schimmels en gisten af
⦁ Voldoende chitinase-activiteit: breekt celwand schimmels af
⦁ Verhoogde chitinase-activiteit: overgevoeligheidsreactie (bv dampigheid bij paarden)
⦁ Te lage chitinase-activiteit: bij ouder worden schimmels w niet meer afgebroken en stapelen op in de longen= longfibrose en sclerose
Dieren die in het begin van hun leven een eosinofiele reactie hadden (overgevoeligheid), evolueren op latere leeftijd naar een fibrineuze reactie (longfibrose).
Ontstekingsproces
Ontstekingsproces
Eerst vasculaire fase dan cellulaire fase Acuut: neutrofielen + macrofagen Chronisch: macrofagen Veel cellulaire fase: etter Veel macrofagen: granuloom
Acute ontstekingen
⦁ Katarrhale ontsteking houdt de vasculaire en microscopisch cellulaire fase in (zolang er macroscopisch geen etter zichtbaar is). De weefsels zien rood. Vnl. bij virusinfecties.
⦁ Etterige ontsteking met mucopurulent exsudaat: etter is vermengd met mucus. Bestaat vooral uit dode neutrofiele granulocyten.
⦁ Haemorrhagische ontsteking wanneer de permeabiliteit van de bloedvaten toeneemt en het bloed bijgemengd wordt met het exsudaat en dit er zeer bloederig kan uitzien. Is niet makkelijk te onderscheiden van een neusbloeding. Bij konijnen→Rabbit Hemorrhagic Disease (RHD).
⦁ Etterig-ulceratieve = errosieve ontsteking kan al een mogelijke oorzaak aanwijzen. Rund→Boosaardige Katarrhaalkoorts.
⦁ Dyfteroïd = pseudomembraneus beleg zit vast op de onderliggende weefsels en wordt geassocieerd met herpesvirus.
⦁ Necrotiserende ontsteking. Jong rund met diepe necrosehaarden thv de larynx→necrobacillose, hierdoor wordt de larynx heel smal en heeft het dier erge ademnood.
Chronische ontstekingen
COPD bij paarden(= dampigheid)
Schimmel bindt op IgE mastcel histamine vrijstelling influx eosinofiele granulocyten verergert problematiek = vicieuze cirkel
BH: hoge dosis langwerkende glucocorticosteroïden om influx eosinofielen tegen te gaan
Gevolg(astma): Constrictie bronchiale klieren + dikkere spierlaag rond bronchiolen + continue activatie slijmbekercellen = klieren w groter +overmatige productie mucus
⦁ Vernauwing bronchiolen: expiratie w actief process
⦁ Emfyseem = zones overvult met lucht
⦁ Atalectase = zones zonder lucht
Pathogenese en evolutie van chronische ontstekingen
Kenmerken als ontsteking van acuut naar chronisch gaat (je ziet vooral de deformaties)
⦁ Hypertrofie van de gladde spieren
⦁ Epitheelmetaplasie: epitheel is herhaaldelijk beschadigd geweest→wordt meerlagig
⦁ Meer slijmvorming
⦁ Fibrose van de propria en de submucosa
⦁ Stenose
Secundaire effecten
:
⦁ Follikelvorming (georganiseerd lymphoid weefsel)
⦁ Peribronchiolaire cuffing (= mantel van lymfoïde aggregaten rond de bronchen en bronchiolen, zorgt ook voor vernauwing.
⦁ Oblitererende bronchiolitis: extreme veel cuffing dat bronchen w dicht geduwd Geeft atelectase
⦁ Atrofie bovenliggend epitheel (enkel nog meerlagig plaveiselepitheel)
⦁ Atrofie onderliggende structuren: bv atrofische rhinitis
Uitbreiding naar aanliggende structuren
Uitbreiding naar aanliggende structuren
⦁ Ontsteking van de diepe luchtwegen→longen. Ontsteking van de bronchiolen, dit geeft een witte stippen uitzicht aan de longen.
⦁ Ontsteking van de neusholte→sinussen (kan ook via tandalveolen) (predisponerend: smalle sinusholtes wat draineren moeilijk maakt)
⦁ Ontsteking keel buis van eustachius en diverticulum tubae auditivae (luchtzak paard)
Groeistoornissen
Cornage = laryngeale hemiplegie
Unilaterale verlamming stemband, gepaard met larynxspieratrofie
w veroorzaakt door n. laryngeus recurrens
Paarden kunnen stembanden niet meer wegtrekken bij inspanning en hebben verminderde
Pseudotumoren (poliepen)
Massa die uitpluit in een hol organ.
Chronisch productieve ontsteking die uitstulpt, kan obstuctie geven
(vaak bij de kat)
HET LONGPARENCHYM
Pneumocyt I: ⦁ dunne plaveiselepitheel ⦁ O2 uitwisseling epitheel mag dus niet verdikken ⦁ Gevoelig voor pathogenen Penumocyt II ⦁ Kubische cellen ⦁ Produceren surfactant
Regeneratie: Eerst pneumocyt II (kubisch epitheel: geen O2 uitwisseling) dan pneumocyt I
Ontsteking: neutrofielen breken elastine af (als er nieuw elastine w gevormd is deze niet functioneel, want vormt geen 3D netwerk)
Aangeboren afwijkingen
Melanosis maculosa:
Lobuli die zwart is door ophoping van melanocyten niet volledig gemigreerd van crista neuralis naar stratum basale/haarfollikels. De cellen zijn actief (niet altijd)
Abnormale lokalisatie van actieve melanocyten = melanosis
⦁ (vaak bij kalveren in de longen. Niet bij volw koeien, want in apoptosis gegaan)
⦁ Bij paarden in Perineum -> kan tumeraal worden
⦁ Kan tumeraal ontaarden en duwen op zenuwen en/of ruggenmerg
Geen pathogene betekenis
Stofwisselingsstoornissen
Puimsteenlong
Co2 + H2O = zuur
Zuur wordt afgegeven en er blijft een base over (longen w alkalisch) Calciumzouten gaan neerslaan in basisch milieu = verkalking long (enkel als er verhoogde conc Calcium in bloed/interstitium is.
Oorzaak:
Renale secundaire hyperparathyroïdie –> toename parathormoon: mobiliseert calcium uit het skelet –> verhoogde calciumconcentraties in het bloed en interstitium.
Atelectase
= geen lucht in longen
Geen lucht in de longen = atelectase. Dit kan ontstaan bij het levende dier: kleine long, of bij neonatus die nog niet heeft geademd: zware, grote long die blauwachtig is.
Bij foeti verbinding tussen kleine en grote circulatie Longen zitten nog vol met amnionvocht (als neonati nooit ademt zal long zwaar zijn en gevuld met vocht) Vocht w eruit geperst door druk van bekken moeder (bij keizersnede -> neonati helpen)
Compressie atalectase Hydrothorax
Mesotheelcellen produceren vocht op viscerale en parïetale pleura t.o.v. te laten bewegen bij over productie = hydrothorax
Longen kunnen dan niet volledig meer uitzetten tijdens inspiratie (compressie atalectase door
Compressie atalectase
Chylothorax
Compressie atalectase door ruptuur ductus thoracicus (groot lymfevat)
Compressie atalectase
Haemothorax
Stollingsstoornis, tumor van de endotheelcellen (vaak aan hartbasis)
Compressie atalectase
Pyothorax
Etter door etterige pneumonie (zeldzaam)
Oppervlakkige slachtatelectase
Bleke zones en rode, ingevallen zones die oppervlakkig zijn. Dit ontstaat doordat bij het slachtproces de borstholte in één keer wordt opengemaakt en de buitenste longalveoles ineens collaberen. Vindt je dus enkel tegen
Emfyseem –> te veel lucht
Te veel lucht alveoles w verder uitgerokken dan hun max capaciteit.
Bij emfyseem ontstaan er microscheurtjes in de interlobulaire septa v. d. alveolen (elastine en collageen) Geen spontane terugkeer naar hun oorspronkelijke vorm (uitademen geen passief process meer)
Uitzicht: bleke lichte longen met afgeronde randen ipv scherpe
Graden: Alveolair emfyseem (lucht zit nog in alveolen, geen scheuren) > Interstitieel emfyseem (alveolaire wand scheurt, geen verversing meer van de lucht) > Subpleuraal emfyseem > Bulleus emfyseem (gigantische blaas in longparenchym bv door Respiratoir Synctitiaal virus rund Compensatoir emfyseem: rond de pneumonie harden (donkerrood, vast) is er alveolair emfyseem (bleek, opgeblazen)
Ontstaan Subobstructie luchtwegen (kan larynx zijn of bronchen (astma bij kitten)
Inspiratie: lukt wel want actief process
Expiratie: lukt niet, want passief process om de lucht eruit te krijgen is er een positieve druk nodig (lumen van bronchiolen nog nauwer)
⦁ Vicieuze cirkel
Ontstaan
Subobstructie of afbraak elastine.
Neutrofielen breken elastine af door proteolytische enzymen