BLOEDVATEN EN LYMFEVATEN Flashcards

BLOEDVATEN EN LYMFEVATEN

1
Q

BLOEDVATEN EN LYMFEVATEN

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opbouw aorta

A

Opbouw aorta:
⦁ Netwerk elastinevezels die in 3 dimensies met elkaar verbonden zijn,
⦁ hiertussen liggen collageen vezels (stevigheid beperken uitrekken van elastine)
⦁ Daartussen gladde spiercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Congenitale afwijkingen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Porto-systemische shunts

A

Intrahepatische shunts en extra-hepatische shunts (enkel deze opereerbaar)
Geeft persneigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Congenitale hyperostose

A

Afwijking diepe venenplexus oppervlakkige venenplexus zet uit (poot is dik)
Hierdoor bereikt onvoldoende bloed het periost fibroblasten maken meer bot aan (hyperostose = dikker bot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Agenesie van de popliteus lymfeknoop

Agenesie = niet ontwikkeld

A

De lymfe van de achterpoot kan niet afgevoerd worden, dit veroorzaakt oedeem van de achterpoot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persisterende vena vitellina

A

Verdwijnt normaal door apoptose, maar kan ook een ligament vormen tussen de navel en het mesenterium. Er is dus een streng in de buikholte, dat volvulus (draaiing) van bv. de dunne darmen kan veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stofwisselingsstoornissen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Arteriosclerose

A

Pathologie
Op plaats waar veel turbulenties zijn endotheeldefectje bloedplasma kruipt onder het endotheel lokale stolling en depositie van vetdruppels/lipoproteïnes Lipoproteïnes bevatten cholesterol die zorgen voor xxx Gladde spiercellen = PROLIFERATIEVE VORM (bij mens puilt die uit in het lumen, bij dieren niet)

Gevolgen
⦁ Thrombus vorming door makkelijker beschadigen endotheel
⦁ Ontsteking: Cholesterolneerslag trekt macrofagen aan na fagocyteren vrijstelling pro-inflammatoire cytokines ontsteking (aggregaat reuzencellen en cholesterol)
⦁ Secundair kan dit verkalken

Lumen blijft voldoende ruim bij dieren, geen pathologisch belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verkalking van de aortakleppen

A

Wordt veroorzaakt door metastatische verkalkingen, te wijten aan de vitamine D-intoxicatie. Paarden en konijnen zijn hier het meest gevoelig aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aneurisme

A

lokale verwijding van een arterie

Pathologie
Strongylus vulgaris L3 boort gangen onder endotheel van arteria mesenterica cranialis elastine w beschadigt aneurisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Thrombus

A

Endotheelbeschadiging = thrombusvorming !!

Gevolg
Thrombus blijft aangroeien, komt los, w meegevoerd, geeft lokaal infarct Haemorrhagisch infarct/lokale ischemie geeft koliek

Paarden met een ernstige vorm van Strongylus aneurisme, hebben herhaaldelijke aanvallen van koliek→intermitterende thrombotische-embolische koliek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Phlebectasieën

spataders

A

= uitzetting van een vene, meestal over een langere afstand. Ze gaat heel opvallend kronkelend worden, met een wijd lumen en een vertraagde bloedvloei. Er is daardoor verhoogd risico op intravasculaire stolling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lymfangiectasie

A

Uitzetten lymfevaten

Pathologie
Lymfevat in darmvilli zet uit slechte vertering + proteïn loosing enteropathie

Oorzaak
Stuwing door probleem mesenteriale lymfeknopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ontstekingen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Arteritis/vasculitis

A
Arteritis = ontsteking arteriën
Vasculitis = ontsteking arterioles en venules

Pathologie:
Bacterie embolies die blijven steken.
Bij ontsteking gaan de arterioles snel uitzetten en lekken kleine bloedingen

Beeld

  • Kleine bloedingen
  • Geeft thromboses (want epitheel beschadigt) dus kleine necrose korstjes huid (door infartjes van de thrombose)
  • Staarttopnecrose + necrose extremiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Periarteritis nodosa

A

Is een rheumatische vorm van arteritis en vasculitis. Er zijn allemaal knobbeltjes op het verloop van kleinere arteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Etterige vasculitis

A

Vaak in nieren

Oorzaak
Metastatische bacterie-embolie die evolueert tot abces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Flebitis

A

Ontsteking van de venen

Oorzaak
⦁ Irriterende vloeistoffen IV gegeven vooral door niet volledig in bufferende bloedbaan te spuiten (lekkage)
⦁ Katherisatie of herhaaldelijke IV injecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Lymphangitis

A

Ontstekingen van lymfevaten
Pathogenese
Bacteriële ontsteking in bepaald weefsel waar neutrofielen collageen afbreken weefsel wordt vloeibaar vloeibaar weefsel sijpelt in lymfevaten
2 zaken kunnen gebeuren
⦁ Het wordt meegevoerd met de lymfe en komt terecht in de regionale lymfeknopen→deze zijn altijd mee ontstoken bij infectieuze processen.
⦁ Bacterën hechten zich vast aan endotheel llymfevat = secundaire ontstekingshaarden + lymfeknoop raakt ook ontstoken (permeabiliteit lymfeknoop w verstoord)
Gevolg
Lymfeknoop zit verstopt door de ontstekingscellen kan niet meer draineren orgaan van dat lymfevat w oedemateus

Werking
⦁ Spieren masseren het lymfe naar boven, kleppen maken dat het niet terug stroomt
⦁ Als er geen spieren zijn: 3D network van elastinevezels rond lymfevat zijn verbonden met pees of huid als deze bewegen, zal lymfe naar boven w gemasseerd
Note: Als lymfevat ontstoken is geweest (neutrofielen hebben elastine afgebroken) zal het nooit meer goed functioneren !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het zenuwstelsel algemeen

A

De astrocyten = astrogliacellen spelen de verstevigende rol in de hersenen. (want geen collageen aanwezig)
Isolatie zenuwen:
⦁ Thv perifere zenuwen: Schwanncellen
⦁ Thc czs: Oligodendroganglia = oligodendrocyten

Organellen in axon
⦁ Mitochondriën
⦁ Heel soms een lysosoom
⦁ Intra-axonaal transport via neurotubuli
⦁ Organellen w getransporteerd via de microtubili
⦁ Van centraal naar perifeer: door kinesine
⦁ Van perifeer naar central: door dyneïne
⦁ RER: maakt eiwitten aan die neurotransmitters vormt, secreteert en afbreekt bij fout in het transport hiervan = Axonale degeneratie
Bescherming
Microgliacellen = macrofagen die vooral immunosuppressief werken

Selectieve barriers
⦁ P-glycoproteïne op BH-barrière: pompt allerlei mogelijk schadelijke stoffen terug die door de BH-barriere
⦁ Endotheel met goede desmosale connecties + basale membraan + daaronder astrocytenvoetjes (daaronder bloedvaatjes)
⦁ Bloed-cerebrospinaal vocht- barrier
⦁ Bloed-retinabarrière
⦁ Bloedvat-arachnoïdea barrier

Liquor cerebrospinalis
⦁ Plexus choroïdeus zal bloed omvormen tot cerebrospinaalvocht vocht stroomt naar linker en rechterventrikel en dan door Foramen van Monroe Naar 4e ventrikel naar canalis centralis v.h. ruggenmerg
⦁ Foramina van Luschka: op het dak van de 4e ventrikel, maakt dat cerebrospinaalvocht tussen poa mater en dura mater terecht komt (in arachnoiddale ruimte
⦁ Dura mater: Bevat veneuze sinussen (met lage druk) die maken dat het cerebrospinaalvocht terug gaat naar het bloed Als dit gebeurt = Hydrocephalus internus
Hersenbloeding
Vezels (waarin bloedvaten zitten) scheuren los langs de andere kant van waar de impact was.

Neuraal network
⦁ Synaptofysine: komt enkel ter expressive aan voorkant synaptische spleet. Neuronen worden continu gestimuleerd door andere neuronen
⦁ Dying back phenomenon: neuronen hebben stimuli nodig om metabool actief te blijven, als stimuli wegvalt krijg je neuron apoptose, waardoor andere gene stimuli krijgen en er nog meer neuronen gaan atrofiëren (domino-effect).
Bij vroege degeneratie zal synaptofysine wel nog geproduceerd worden, maar niet meer getransporteerd (want als eerste zal intra-axonaal transport verloren gaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Congenitale afwijkingen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Stoornissen in cerebrospinaal vocht

A

⦁ Hydrocephalus
Foramen Monroe is dicht grote druktoename in de laterale ventrikels druk zorgt ervoor dat zenuwweefsel niet tot ontwikkeling komt bij foetus + schedel gaat verder uit elkaar geduwd worden en is abnormaal bol (schedel niet bol als uitzetting laterale ventrikels het gevolg is van primaire atrofie of ontstekingsprocessen)

⦁ Chiari-like malformatie
Kleine hersenen w door foramen Magnum naar buiten gedwd door druk
Vaak bij grote hondenrassen, want groot foramen magnum

⦁ Niet sluiten van de fontanellen
Raskenmerk bij Chihuahuas

⦁ Syringomyelie
Canalis centralis is abnormal groot bij Cavelier King Charles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hypoplasieën en agenesieën = segmentele ontwikkelingsstoornissen

A

Alle pathologiën waarbij delen van czs onderontwikkeld is
⦁ Hydranencephalie
Grote hersenen zijn geatrofieerd. Dier kan leven als er w geholpen met voedsel (kan niet slikken)
Bv infectie foetaal rund met blauwtongvirus

⦁ Cerebellaire hypoplasie
Kleine hersenen zijn onderontwikkeld (kattenziekte virus kittens ontwikkelen de kleine hersenen pas na de geboorte). Dieren hebben geen evenwicht en ataxie
Diagnose: 3 lagen (Purkinje cellen, moleculaire laag en korrellaag) niet te onderscheiden van elkaar

⦁ Holoprosencephalie →cycloop

Het voorste gedeelte van czs zorgt voor de ontwikkeling van schedel, neus-en voorhoofdsbeenderen. Stoornissen in voorste deel czs geeft dus ontwikkelingsstoornis in n. opticus en retina holoprosencephalie
Cycloop = versmelten van de ogen en geen neusontwikkeling

⦁ Dysraphia
Alle aangeboren afwijkingen waarbij het sluiten van de neurale buis verstoord is. Hierdoor kan er een gat zijn.

⦁ Prosencephalische hypoplasie
Wanneer de neurale buis niet sluit aan de voorzijde, krijg je niet alleen het niet tot ontwikkeling komen van de cerebrale cortex, maar ook een fout in inductie van de ontwikkeling van de bovenliggende weefsels.

⦁ Spina bifida
Neurale buis niet geslaten ter hoogte van de lumbaalstreek + geen inductie van de bovenliggende structuren opening tussen canalis centralis en buitenwereld
Spina bifida aperta; Opening tussen canalis centralis en buitenwereld
Spina bifida occulta; Huid boven canalis centralis is
⦁ Encephalocoele
Gat in de schedel en een deel van de hersenen die hierdoor uitpuilen.

⦁ Meningocoele
Wanneer het niet de hersenen zijn die uitpuilen, maar de meningen.

⦁ Myelodysplasie
Wanneer er een sluitingsstoornis is, kan dit gepaard gaan met een ontwikkelingsstoornis = hypoplasie. Dit zie je vaak thv het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Stofwisselingsstoornissen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Epilepsie

A

Epileptische haard
In een bepaald gebied gaan neuron al depolariseren aan een abnormal lage drempelwaarde + activeren de rest van de hersenen Ze w onnodig geactiveerd
Kan functioneel zijn of door hersentumor die drukt op neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Neuronale degeneratie

A

Oorzaken neurale degeneratie
⦁ Dying back fenomenon = onvoldoende stimulatie
⦁ Chromatolyse wat leidt tot vacuolaire degeneratie/ Spongiforme encephalopathie = Nissl-substantie in RER verdwijnt (waar eiwit w aangemaakt)
Normaal moet de kern perfect in het midden liggen, een excentrische ligging is naast beginnende chromatolyse een eerste indicatie voor degeneratieve veranderingen.
Dode cellen in de hersenen zijn erg zichtaar, want die afbraak door macrofagen gebeurt zeer traag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Ceroïd lipofuscinose

A

Lipofuscine = Opstapeling ouderdomspigment door problemen met afbraak van complexe vetten (ook in neuronen)
Ceroid = door te kort aan anti-oxidantia, waarbij de membraanvetten geoxideerd worden (vooral erg als het ontstaan is door een genetische mutatie in enzyme die een rol spelen in de vetafbraak, dan is er al veel opstappeling op jonge leeftijd).
Bv bij Collies
⦁ Als er veel opgestapeld is, gaat het neuron niet goed meer functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Axonale degeneratie

A

Perikaryon kan blijven leven als axon afsterft. Er kan een nieuw axon groeien (maar zeer traag)
Er zal enkel goede regeneratie zijn als schwanncellen intact zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wallerse degeneratie in perifere zenuwen

A

Zenuw is doorgesneden na trauma
De degeneratie ligt iets na het trauma, het zal daar zwellen.
Het axon zal lokaal opzwellen, dan fragmenteren en daarna worden de stukjes gefagocyteerd door de Schwanncellen.
Het perikaryon is niet kapot, dus degeneratie is mogelijk.
spheroïden : het opzwellen na de trauma, axon gaat hier uitvallen en dit vormt een gat.
⦁ Axon + contact intacte schwanncellen Regeneratie myelineschede
⦁ Axon – geen contact schwanncellen axon gaat nog eindje groeien , stimuleert activatie omliggende fibroblasten => BW knobbel met niet-gemyeliniseerde axonen ( AMPUTATIENEUROMA = FANTOOMPIJNEN)
Niet-geïnnerveerd weefsel minder stimulatie v.h. weefsel, dus trofoneurotische stoornssen (bv weefsel w minder stabiel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Axonale degeneratie in centraal zenuwstelsel

A

Regeneratie minder succesvol dan in perifere zenuwstelsel.

Oligodendrocyten niet zo efficient in regeneratie als Schwanncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Axonopathie

A

Axonpathie = als we de oorzaak niet kennen, maar de symptomen wel een beeld geven.
Perifere axonopathie = in perifere zs
Centrale axonopathie = in czs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Degeneratie van gliacellen en demyelinisaties →leucodystrofie

A

⦁ Secundaire axonale degeneratie = secundair aan degeneratie van Schwanncellen of Oligodendrocyten
⦁ Astrogliacellen nooit degeneratie
⦁ Demyelinisatie : oorspronkelijk was er wel myeline
⦁ Hypomyelinisatie: te weinig myeline van de geboorte
Neurofagie
Fagocytose van neuronen door microgliacellen. Ze kunnen hun uitlopers intrekken (amoeboïde vorm) en zo de dode neuronen gaan fagocyteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Stapelziektes

A

Mutaties in bepaalde eiwitten eiwiten verstoord in hun structuur verstoring afbraak vetten/ewitten opstappeling
Lysosomale of extra-lysosomale stapelziektes (naar gelang het wel of niet kan afgebroken worden in de lysosomen)
⦁ Vooral een probleel in lang levende cellen (spiercellen en neuronen)
⦁ Dieren sterven vaak tussen 1-2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Trauma

A

Countre-coup effect
Harde slag Pia mater scheurt los van Dura mater Bloeding aan andere kant van slag
Progressief subduraal haematoom
In dat vocht rond de schedel is er relatief weinig tegendruk en de bloeding kan zich uitbreiden rond de hersenen→progressief subduraal haematoom.
Geleidelijk aan geeft dit meer druk op de hersenen. dus die dieren gaan geleidelijk aan suffer worden en evenwichtsstoornissen vertonen om uiteindelijk te sterven.
Concussie : hersenschudding
Slag op schedel, impact op neuronen maar sterven NIET af (+ macroscopische niets zichtbaar) neuronen gewoon rust geven om te herstellen.
Concussie: kneuzing
Grote impact duidelijk macroscopisch (+ histologisch) letsel
Laceratie: Nog erger dan kneuzing
Hersenbloedingen
Hersenbloeding bij mensen
Aneurisma: Primaire spontane hersenbloedingen
Vooral humaan. Delicate plaatsen die spontaan kunnen scheuren bij druktoename.
Evt ook arteriosclerose in de hersenen
Hersenbloedingen bij dieren
Meestal door septicemie, toxemie of verhitting petechiën in de hersenen
Trauma
Inwendig
Slappe paralyse . haemomyelie
Ploste ruk aan lidmaat Invertebrale zenuwen scheuren af slappe paralyse + haemomyelie (bloeding tussen ruggenmerg en de dura mater)
⦁ Eerst is het dier achteraan verlamd, dan vooraan
Uitwendig
Discus Hernia
Bij ouder worden: nuculus w meer vloeibaar + annulus w meer collageenachtig
annulus kan scheuren en inhoud kan eruit komen en duwen tegen ruggenmerg

Lumbo-sacrale stenose
Discus invertebralis bij de laatste lumbaalwervel bij ouder w kan deze degenereren en verbreden puilt dorsaal uit
⦁ Eerst staart paralyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Degeneraties in de meningen

A

Ossificatie van de dura mater = pachymeningitis ossificans.

⦁ Geen symptomen want oefent niet veel druk uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Anoxie van hersenweefsel

A

Waarom kan foetus bij de geboorte zonder O2 ?
Volwassen mens: kan max 3min zonder O2 voor hersenschade
Foetus: kan tot 6min zonder O2 voor hersenschade want foetaal hemaglobine is efficiënter dan adulte hemaglobine
Langer dan 6min : dummy foals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Malacie

A

Lokale anoxie v.h. hersenweefsel geeft lokale necrosehaard (malacie)
Gevolg:
Eerst geelverkleuring dan vervloeiing (holte gevuld met vocht)
Thv de grote hersenen kan er een necrosehaard ontstaan zonder dat die (direct) levensbedreigend is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Neuronopathieën EXAMEN

A

Pathie = het is een syndroom waarvan de oorzaak niet gekend is, het is gekenmerkt door een specifiek symptomenbeeld en een specifiek letsel. Het evolueert vaak tot een bepaald stadium en stopt dan met evolueren. Heel typisch is ook dat het enkel degeneratieve letsels geeft in welbepaalde populaties van neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Motor neuron diseases

A

ALS = Amyotrofische Laterale Sclerose
De hogere motorische neuronen (in de cerebrale cortex en hogere centra) ondergaan degeneratie.
SMA = Spinale Musculaire Atrofiën
De laagste motorische neuronen, die van de ventrale hoorn van het ruggenmerg, vertonen degeneratie. Dat wil zeggen dat de spieren minder motorisch geprikkeld worden en dus atrofisch worden. Bij paarden is er een typische vorm: Equine Lower Motor Neuron Disease = EMND.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Dysautonomieën

A

Onevenwicht tussen parasympaticus en sympaticus
Overwicht sympaticus: problemen in spijsvertering
⦁ Kat: Key-Gaskell syndrome: 3e ooglid dat over het oog schuift
⦁ Ara’s: Maxaw Wasting Syndrome = kliermaagdilatatie syndroom dilatatie van de kliermaag + chachexie
⦁ Paard: Grass sickness, slechte peristaltiek in colon ingedroogde mest met gedroogd laagje mucus (glazend effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Axonopathieën

A

Er is een primaire degeneratie van het axon, om een onbekende reden en het blijft steken in een bepaald stadium van degeneratie axonale degeneratie: secundair en degenereert tot necrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q
Spongiforme encephalo(myelo)pathie 
Myelinopathie
A

Er is vacuolaire degeneratie van neuronen te zien. Bv. BSE = Boviene Spongiforme Encephalopathie.
Stofwisselingsstoornis van de myelinevormende cellen: Schwanncellen (perifeer) en oligodendrogliacellen (centraal).
Leucoencephalomyelopathie : Wanneer het in de witte stof zit, zowel in de hersenen als het ruggenmerg, wordt het leucoencephalomyelopathie genoemd, wat voorkomt bij Rottweilers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Circulatiestoornissen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Meningeal congestion

A

VC in precapillaire arterioles van czs gevolg: compensatorische VD thv meningen
beeld: migraine bij mens
Bij huisdieren kan dit door tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Ontstekingen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Non-purulente encephalitis = lymphoplasmacytaire encephalitis

A

EXAMEN Welke letsels vind je in het centrale zenuwstelsel wanneer het geïnfecteerd wordt door een virus ?
Oorzaak
Zeer pathogene virussen (want kunnen door BH-barrière)
Histologische afwijkingen
⦁ Perivasculitis: lymfocyten, plasmacellen, macrofagen rond de BV v.d. hersenen = in ruimte van VIRCHOW-ROBIN (endotheel BV nog zichtbaar)
⦁ Gliose: virus heeft een tropisme voor neuronen ontstekingscellen rond hersenparenchym in/rond neuronen
⦁ Neuronofagie: geinfecteerde neuronen w afgebroken door macrofagen in gliose
Sommige vormen van virale encephalitis geven nog andere kenmerken, zoals bij hondenziekte is er ook aantasting van de oligodendrocyten met demyelinisatie en secundaire spheroïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Purulente encephalitis

A

Oorzaak:

Bacteriën (zeldzaam, want meestal niet de juiste virulentiefactoren om door pia mater te geraken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Hersenabces

A

Oorzaak
Penetrerend trauma of Listeria monocytogenes inkuilvoeder (micro-abcesjes in hersenweefsel)
Pathologie
Bacteriën maken dat hersenen vervloeiien, maar GEEN omkapseling (want geen fibroblasten, soms aflijning door astrocyten)
Waar ?
Abces thv hypofyse Tussen adenohypofyse en neurohypofyse stroom bloed traag in poortadersysteem (bacteriën kunnen makkelijker vasthechten en invaderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Fibrineuze lepto-meningitis

A

EXAMEN Waar vind je de letsels bij polyserositis?
Dit zie je vaak bij neonatale polyserositis bij kalveren en lammeren. De sulci worden opgevuld met fibrine, in dit geval van de lepto-meningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Granulomateuze encephalitis

A

Oorzaak ?
Protozoa

Wat ?
Aggregaatje van lymfocyten + plasmacellen + macrofagen
Lijkt op non-purulente ontsteking, maar in granulomateuze ontsteking zitten meer macrofagen
Vb:
Encephalitozoön cuniculi bij konijn
Toxoplasma gondii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Ontstekingen van perifere zenuwen = neuritis

A

⦁ radiculoneuritis : Ontsteking dicht bij plaats waar perifere zenuw ontspringt uit czs
⦁ polyradiculoneuritis: als een hele hoop zenuwwortels ontstoken zijn
Vb:Cauda equina neuritis: granulomateuze polyradiculoneuritis ontsteking bij cauda equina verlamming staart + ataxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Groeistoornissen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Canine geriatric syndrome

A

Met ouderdom sterven neuronen af (irreversibel) grijze stof w dunner en ventrikel w wijder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Het bewegingsstelsel

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

DE BEENDEREN

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Botvorming

A

⦁ Fibroblasten + bone morphogenetic proteins differentiëren tot osteoblasten
⦁ Osteocyten vormen TGF-beta vorming osteoblasten w gestimuleerd
⦁ Osteoblasten + vit D osteocalcine (basis osteoïd)
⦁ Osteoïd bevat collageen type 1 (vezels bepalen in welke richting osteoïd loopt)
⦁ Osteoclasten: macrofagen die fusioneren tot reuzecellen en w gestimuleerd door parathormoon
⦁ Ontsteking gaat gepaard met osteolyse (pro-inflammatoire signaalmolecules van macrofagen stimuleren de osteoclasten en onderdrukken de osteoblasten)

⦁ Mineralisatie: osteocalcine bindt Ca2+
In matrix: glycoproteïnen met Fosfaatgroepen fosfaatgroepen w afgesplitst veel vrij Ca2+ en P vorming calciumfosfaat (CaP): eerste mineralisatie van osteoïd is mobiliseerbare Calcium pool (bij calcium nood komt dit Ca2+ terug vrij
⦁ CaP w geleidelijk aan Calciumhydroxyapatiet (immobiliseerbaar)
⦁ Osteopenie: Bij ca nood eerst uit darm geresorbeerd, dan uit mobiliseerbare calcium pool. Als dit allemaal op is: hypocalcemie

Calciumfluorapatiet
⦁ Fluor + gemineraliseerde osteoïd zeer stabiel, geen turno-over meer mogelijk (fluorintoxicatie)

Bloed toevoer bot
⦁ Via Foramen nutricium: gaatje in compacta waar 1 arterie en 1 vene doorloopt
⦁ Bloed stroomt tot aan metafyse door wijde lacunes, waar bloed traag stroomt (risico septicemie: osteomyelitis)
⦁ Epifysen hebben aparte foramen nutritium

Groenhoutfractuur
⦁ Bij jonge dieren is periost nog zeer stevige laag dens collageen BW + zwak bot = breuk van bot, maar periost nog intact
⦁ Periost is dens collageen BW gemaakt door de fibroblasten van periost

Botgroei
⦁ Breedtegroei: fibroblasten v.h. fibroblast zorgen voor periostale botgroei
⦁ Lengtegroei: omzetten van kraakbeen in groeiplaten
Periostale nieuwbeenvorming:Fibroblasten v periost zorgen voor TE VEEL periostale botgroei

Metaplastische verbening: in een ander weefsel dan bot gaan fibroblasten zich omvormen tot bot (vooral na ernstige chronische ontstekingsprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Algemene reactiepatronen in het botweefsel

A

⦁ Schade aan metafyse: lengtegroei stopt
⦁ Traumatische physitis: overmatige druk microfractuurtjes ontstekingen van metafyse
⦁ Bot remoddeling: door langdurige inwerken van krachten op het bot
⦁ Botsekwester: osteoclasten breken necrosehaard aan dode botweefsel af en zonderen het af van gezonde bot
⦁ Snelle nieuwvorming van bot is steeds trabeculair, nadien kan dit dan lamellair worden.
⦁ Mechanische stimulatie van het periost geeft nieuwbeenvorming, de fibroblasten worden omgevormd tot osteoblast.
⦁ Osteosclerose: overmatige mechaniche belasting bot zal reageren met verhoofde activiteit bot w denser (witte plek op röntgen)
⦁ Tumor in beenmerg: beenmerg, kraakbeen en bot is gevoelloos, maar tumor zorgt voor osteolyse instabiliteit been tractie op gevoelig periost (pijnlijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Enkele begrippen

A

⦁ Kyphose = kromming van de ruggengraat naar dorsaal
⦁ Lordose = kromming van de ruggengraat naar ventraal
⦁ Scoliose = kromming van de ruggengraat naar lateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Congenitale afwijkingen

A

⦁ Hemimelie = phocomelie: het ontbreken van een deel van een lidmaat
⦁ Micromelie: het lidmaat is wel aanwezig, maar onvoldoende tot ontwikkeling gekomen
⦁ Amelie: het lidmaat ontbreekt volledig, geen van die verbeningskernen is aangelegd geweest en ook de inductie van de omliggende weefsels is niet gebeurd
⦁ Monodactylie: één teen ivp twee tenen
⦁ Polydactylie: meer tenen dan het normale aantal
⦁ Polymelie: meer dan het normale aantal ledematen
⦁ Hemivertebrae: de verbeningskernen zijn ontdubbeld
⦁ Anouri: ontbreken van de staart
⦁ Atresia ani: ontbreken van opening SVS-buitenwereld, vaak icm anouri
⦁ Arthrogrypose: kromming en verstijving van het lidmaat omwille van het niet tot ontwikkeling komen van de bespiering, dat instaat voor het triggeren van de beweging
⦁ Valgus: x-benen
⦁ Varus: o-benen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

(Osteo)chondrodysplasiën

A

Is een groep van afwijkingen waarbij de groeikraakbeenderen functioneel gestoord zijn, het bot gaat hierdoor niet toenemen in lengte
⦁ Gelokaliseerd
⦁ Dashonden:thvdeledematen
⦁ Boxers, Engelse en Franse bulldogs: thv de aangezichtsbeenderen, typisch gepaard met exophtalmie. Tong is wel normaal ontwikkeld, is dus te groot en steekt oortdurend uit.
⦁ Veralgemeend
⦁ Bulldogkalf: geen enkele van de beenderen heeft een normale lengtegroei
⦁ Extreem ernstige, niet-leefbare vormen→achondroplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wobbler = cervicale vertebrale stenotische myelopathie

Wobbler = cervicale vertebrale stenotische myelopathie

A

Cervicale (het probleem zit in de hals) vertebrale (het probleem heeft te maken met de wervels van de hals) stenotische (in de eerste plaats vernauwing van het wervelkanaal) myelopathie (druk op het ruggenmerg→degeneratie, vooral van de perifere zenuwvezels van de witte stof)
Bij wie ?
Grote paarden en reuzerassen honden
Symptomen?
Dieren kunnen rechtlopen, maar vallen makkelijk om.

Pathogenese
De zenuwvezels die de achterhand innerveren, liggen het meest perifeer. Daarom zie je instabiliteit aan de achterhand, hoewel het probleem in de hals zit.
⦁ congenitale afwijking: in de vorm van wervellichamen. Er is een nauwe tussenruimte tussen het dak van de wervel en het wervellichaam, wat dan druk geeft op het ruggenmerg. Het komt voor thv C3-C4 bij paarden, bij honden ongeveer C5-C6.
⦁ Degeneratief: Bv. een intevertebrale discus die smaller is, metaplastische mineralisatie heeft ondergaan en uitpuilt naar het wervelkanaal.
⦁ Secundair aan primair aangeboren afwijking: atlanto-axiale ligamenten zijn abnormaal lang vernauwing wervelkanaal

Statische wobler; Deformatie van wervel waardoor wervelkanaal smaller is

Dynamische wobler; Hangt af van de houding van eht dier bv er druk komt op het ruggenmerg (bv bij verlengde ligamenten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Stofwisselingsstoornissen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Acromegalie

A

Wat ?
Tijdens metoestrus van oudere teven extra groeihormoon geeft aangroei van apofyse (= acromegalie).
Symptomen
onder-en bovenkaak wordt dikker tanden gaan verder uit elkaar staan, soms kunnen ze de lippen niet meer sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Cushing osteoporose

A

De ziekte van Cushing geeft aanleiding tot een negatieve balans in de opbouw en afbraak van botweefsel.
Glucocorticoïden zijn katabool: ze remmen opbouw en stimuleren afbraak. Dit zorgt thv de beenderen voor osteoporose. Dit kan bv. erge atrofie van de mandibule geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Oorzaak onbekend

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Legg-Perthes-Calvé = femurkop necrose

A

Wat ?
Necrose van caput femoris bij kleine hondenrassen
Unilateraal en pijnlijk
BH
Femurkop amputeren door de mechanishe druk v.d. trochanter in de spieren w fibroblasten gestimuleerd collageenvorming rond femurkop = pseudo-artrose (wat maakt dat er terug verbinding is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Hypertrofische osteopathie

A

Wat?
Dikke poten door extreme nieuwe beenvorming + massa in de longen
Gewrichten zijn niet betrokken, daarom gaan de dieren niet duidelijk manken.
Wie ?
Oudere honden (soms bij andere HD)
Theorie
Altijd een massa in de longen hele periode te weinig O2 stimuleerd de fibrobasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Osteochondrosis (dissecans) = OC(D) EXAMEN

A

Wat?
Stuk KB komt los en migreert in gewricht gewrichtsmuis gaat mechansiche schade veroorzaken debris van KB komt in gewrichtsholte Macrofagen gaan di fagocyteren + vrijstellen pro-inflammatoire signaalmoleculen Ontsteking = Arthritis v.h. gewrichtskapsel
Gewrichtsmuis kan ook in blndzak van gewricht komen pijn valt weg
Symptomen
Intermitterend manken (want gewrichtsmuis kan naar blindzak migreren)
BH
Gewrichtsmuis in blindzak gewrichtskapsel kan er over groeien en gewrichttsmuis w zo vastgehouden geen manken meer
⦁ Zal in tussentijd wel schade veroorzaken – geeft op latere leeftijd arthrose
Bij wie?
Vooral paarden en reuzenrassen honden (ook bij varkens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Ontstaan OCD

A

Ontstaan
Dieren die rond de puberteit veel gaan + te zwaar zijn (bv door energierijke voeding) BV kunnen niet altijd even snel meegroeien of kanaaltjes van BV staan niet genoeg open (KB groeit erin) ischemie
Overmaat gewicht op immature skelet dichtduwen BV, O2 en nutriëntne tekort Avasculaire necrose van KB
Subchondrale botcyste = Necrose in botweefsel zelf
OCD = necrose is minder diep in het bot
Collageen BW gaat deffect opvullen = ‘namaakkraakbeen’ onderliggend defect is bedekt, maar niet volledig opgevuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Predilectieplaatsen OCD

A

Predilectieplaatsen
⦁ Het meest courant is aan de caudale zijde van het caput femoris, hier is heel veel asymmetrische druk (schoudermankheid)
⦁ Distaal aan de mediale zijde van de femurcondylen (knie)
⦁ Processuc coronoïdeus van de ulna (elleboog)
⦁ Distaal gedeelte van de humerus (elleboog)
⦁ Processus anconeus (elleboog)
⦁ Talluskam
⦁ Distaal aan de tibia
Soms is OCD niet zichtbaar als er geen stukje bot mee gekomen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Epiphysiolyse

A

Wat?
loskomen van een epifyse
Oorzaak?
overmatige belasting van een immatuur skelet. Door compressie krijg je necrose in het groeikraakbeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Apophysiolyse

A

Het achterste uitsteeksel van het bekken is het tuber ischiadicum, hier zitten de dijspieren aan vast en het dier kan niet meer recht. Kan ook thv de tuberositas tibiae. Ook een pathologie bij jonge, groeiende dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Elleboogdysplasie = elleboogincogruentie

A

Groeiplaten vna radius en ulna sluiten niet gelijktijdig gewricht stat dan uit elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Dyschondrodysplasie

A

EXAMEN Wat weten jullie over productieziekten bij het skelet?
Vleeskippen groeien te snel, skelet overbelast partiële necrose van GKB (na een tijd wordt het wigvormig = necrotische kraakbeenplug) necrosedeeltje blijft zitten terwijl de rest van het GKB blijft doorgroeien Je krijgt een dunne bptcortex die instabiel is en tractie geeft op het periost
Gevolg
Kuikens gaan niet meer willen rechtstaan om te eten en drinken groeiachterstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Botfracturen

A

Wie ?
Vaak dieren die zware inspanningen moeten leveren
Bv volbloeden bij steeple races
Regeneratie
⦁ Fibroblasten houden stukjes op hun plaats door collageenproductie : Fibreuze callus
⦁ Dan gaan fibroblasten zich omvormen totosteoblasten en w er bot gevormd: Hypertrofische benige callus
⦁ Remodelling: Door afbraak en opbouw w oorspronkelijke vorm aangenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Malunion

A

Fractuur is genezen maar heeft niet de normale vorm

bv door geen mooie appositie beenfragmenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Non-union

A

De fractuur geneest niet en dat gebeurt wanneer de fragmenten continu tov elkaar blijven bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Ontstekingen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Traumatische physitis

A

Wanneer er trauma is, komt er een ontstekingsreactie en in het chronische stadium leidt dit tot osteosclerose (denser worden van het bot).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Osteïtis, periostitis en osteomyelitis

A

⦁ Osteïtis: ontsteking bot (zelden)
⦁ Osteomyelitis: ontsteking binnenkant

⦁ Periostitis: ontsteking buitenkant lokaal en meestal door trauma.
Slag op periost, fibroblasten gaan ontstekingsmediatoren vrijstellen
Exostose (periostitis) geeft in chronisch stadium periostale nieuwe beenvorming

Schiefel of bone splint
Periostitis ontstaat waar bot zwak is.
Bv tussen griffelbeentjes (door tractie lig. Tussen griffelbeentjes en metacarpus) krijg je lokaal periostitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Osteomyelitis

A

Wat?
Ontsteking in bot
Hoe?
Via arterie komen bacteriën in beenmerg terecht
Neutrofielen w aangetrokken (collagenase en gelatinase) osteolyse (en aantrekken meer neutrofielen, dus ook etter)
Aansluitend kunnen er botsekwesters ontstaan
Wanneer het heel agressief gaat doorbreken door de compacta van het bot, kan het door de weke weefsels een fistel gaan vormen en via de huid gaan fistuleren.
Waar ?
Vaak groeischijf jonge dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Groeistoornissen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Osteoporose

A

Wat?
Atrofie van botweefsel bot w zwakker en kan makkelijk breken (Spontane fractuur)
Oorzaak?
⦁ Seniele osteoporose: Daling geslachtshormonen door menopauze(deze hebben een anabool effect)
⦁ Nutritionele vorm: door tekort aan stimulerende factoren (Vit D, calcium, AZ) door bv darmpathologie
=> Geeft veralgemeende osteoporose
⦁ Mechanische stimuli: Te weinig basisactiviteit (bv door gips)
=> Geeft lokale osteoporose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

DE GEWRICHTEN

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Ontstaan

A

Gewricht
foetus beweegt beenderen tov elkaar mesenchymale celpopulatie aan boteinden differentiëren tot chondroblasten, osteoblasten of blijven fibroblasten
Gewrichtsvocht
Fibroblasten maken collageen vezels en proteoglycanen
Proteoglycanen kunnen water binden w dan slijmerig = gewrichtsvocht
Gewichtskapsel
Bestaan uit synoviocyten
Fibroblasten produceren matrixmetaloproteïnases (MMP) en inhibitoren hiervan eiwitten die stroma (proteoglycanen) afbreken, maar w tegengehouden door inhibitoren
(Op elk moment staat alles klaar om alles af te breken. Dit is omdat als er infectie is, er zeer agressief moet worden opgetreden door het innate immune respons, waar de MMP deel van maken.)
Gewrichtskraakbeen
voeding door diffusie
Opgebouwd uit chondrocyten en chondroblasten produceren collageen type 2 en type 11 + aggrecan (elastisch en wrijfbevestendige aspect van kraakbeen)
Slijmlaagje tussen KB w continu vernieuwd door MMP
Proteoglycanen: bestaan uit glucosamine en chondroïtine deels zelf aangemaakt, deels uit voeder (gras, dus enkel hooi is niet goed) Paarden die enkel krachtvoer en hooi krijgen = slecht gewrichtsvocht meer slijtage KB macrofagen ruimen kBdebris op + vrijstellen pro-inflammatoire signalen ontsteking = pijn, manken, dikker gewrichtskapsel

98
Q

Congenitale afwijkingen

A

zie samenvatting voor schema
BMP (Bone morphogenetic protein)
Voorloper fibroblast + BMP (Bone morphogenetic protein) Osteoblast of chondroblast (prechondrocyt) zullen collageen type II en Agreccan produceren
Oiv de juist BMP’s evolueren de chondroblasten naar immature en mature chondrocyten, die collageen type 2 en aggrecan produceren en zo het kraakbeen maken.
Groeikraakbeen
Groeikraakbeen: fysiologische hypoxie door mechanische druk (toename gewicht)
Gevolg:
⦁ Chondrocyten gaan opzwellen tot hypertrofische chondrocyten
⦁ Aggrecan w afgebroken
⦁ MMP’s w geproduceerd die proteeoglycanen gaan afbreken
⦁ Endotheel w gestimuleerd en er w BV gevormd
⦁ Chrondrocyten gaan in apoptose
⦁ Fibroblasten w osteoblasten

Gewrichtskraakbeen
In gewrichtskraakbeen stopt het op het niveau van de chondrocyten en gaan deze in maturation arrest met lage metabolische activiteit (bijna geen activiteit of turn-over), maar wel minimale slijtage (ouderdom)
Ontsteking degenerative joint dissease
⦁ Chondrocyt w hypertrofisch
⦁ MMP w geproduceerd breekt GewrichtsKB af
⦁ Arthrose en arthritis triggeren elkaar
⦁ Therapie ? Cortico’s verlagen de ontsteking, maar werken ook katabool (dus stimuleren de ontsteking ook ergens)
⦁ Evt mesenchymale stamcellen nieuwe chondrocyten en KB

99
Q

Luxatie van de atlas

A

Op deze manier zit het wervelkanaal dicht en is het niet leefbaar. Honden met een zwakte van het dorsaal atlanto-axiaal ligament zullen verlamd zijn bij geboorte.

100
Q

Proximale patella luxatie (paard)

A

Oorzaak ?
Paard heeft hoge mediale rand van femur, als paard knie ver srekt mediale band / patella + middenste band blijven boven die rand zitten paard kan knie niet meer strekken

101
Q

Mediale patella luxatie (hond)

A

Oorzaak?
Collateraalbanden patella te lang + groeve in gewrichtsoppervlak femur te ondiep
Bij wie?
Vooral bij dwergrassen
Soms zal patella daar permanent blijven, quadriceps w dan korter en je krijgt verkromming van femur en tibia

102
Q

Congenitale Articulaire Regiditeit = CAR

A

Bij wie ?
Dikbilkalven
Oorzaak?
Dikbilkalveren zijn al zeer gespierd in utero flexoren sterker ontwikkeld dan extensoren dieren w gebogen met kogel en carpus in flexie kunnen niet lopen

103
Q

Heupdysplasie

A

Wat?
Arthrose v.h. gewricht pijnlijk want continue tractie op gewrichtskapsel (heeft zenuweinden)

Aansluiting van gewricht is niet goed door:
⦁ Plomper caput femoris en ondieper acetabulum
⦁ Lakser capitis femoris
⦁ Minder spierontwikkeling v.d. gluteus en quadriceps femoris (+ Zwaar dier)
⦁ Dieren die overmatige spierinspanningen moeten leveren spieren w vermoeid / meet tractie op ligamenten en gewrichtskapsel

Caput femoris geeft druk op rand acetabulum geeft continue tractie op gewrichtskapsel meer fibroblasten en meer collageen fibrose v.h. gewrichtskapsel

104
Q
A
105
Q

Stofwisselingsstoornissen

A
106
Q

Arthrose

A

Wat ?
Men noemt het arthrose van het moment dat er manken is
Onderliggend bot kan ook mee afslijten als het traag gebeurt ontstaat er BW dat ‘namaakkraakbeen’ is.

Primair
Als gewrichtskraakbeen slechte kwaliteit is

Secundair
Door onvoldoende vernieuwing gewrichtsvocht (kraakbeen w slecht gevoed)
Gewrichtskapsel zal dan ontsteken

Arthrose Arthritis
* Secundaire arthrose door onvoldoende vernieuwing gewrichtsvocht => dus onvoldoende voeding gewrichtsKB
Gewrichtskapsel zal dan ontsteken uitstulpingen van gewrichtskapsel (vlokken)
⦁ Bij ontsteking: doorsijpelen van het plasma en plasmaeiwitten naar gewrichtskapsel
⦁ + MMP gaan proteoglycanen afbreken = gewrichtsvocht w lopend ipv trekkend
⦁ Als er plasma bijkomt met fibrinogeen zal dit stollen fibrinevlokjes

Ankylose/spat
Gewricht beweegt te weinig (bv intertarsale gewrichten) Je krijgt benige metaplasie vh gewrichtskapsel beenderen groeien aan elkaar als één geheel

107
Q

Discus hernia

A

Oorzaak?
Met ouder w zal anulus fibrosus dunner w aan de bovenkant (kant v.h. ruggenmerg) als dier/mens zit met gebogen rug is er meer druk aan ventrale zijde en w bovenzijde uitgerokken anulus fibrosus verdunt nog eens extra en kan scheuren duwt tegen ruggenmerg
Soms kan de anulus ook scheuren en dan gaan er kraakbeenfragementjes gekatapulteerd worden in het ruggenmerg, tot in de bloedvaatjes waardoor ze kleine thromboses en dus infarctjes kunnen geven.

Waar?
In hals en lumbaal regio
⦁ Bij lumbaalregio: geeft ischemie en uitschakeling van de perifere zenuwbanen v.d. witte stof verlamming achterhand
⦁ Halsregio verlamming voor- en achterhand

108
Q

Spondylosis deformans

A

Waar?
Thv lumbaalwervels

Hoe?
Ligamentje aan de onderkant van intervertebrale discus beperkt beweegelijkheid v.d. wervels
Bij overmatige tractie op ligament fibroblasten vormen zich om tot osteblasten: ossificatie: Pijnlijk (in het begin, als er brugvorming is/ankylose valt de pijn weg)

Blokvertebra
Een hele reeks wervels zijn met elkaar vergroeid.
Weinig/ geen beweging thv lumbaalwervels
Als botpunten nog niet vergroeid zijn – Erge pijn

Bij wie?
Oude honden en paarden (zadelschuw)

109
Q
A
110
Q

Ontstekingen

A
111
Q

Arthritis

A

EXAMEN Wat is het verband en het verschil tussen arthritis en arthrose?
Mechanische beschadiging gewrichtsKB fragmentjes w ogenomen door macrofagen (ontstekingsmediatoren) ontsteking = ARTHRITIS
Ontstekingscellen zitten in gewrichtskapsel, maar kunnen ook transmigreren tot in de gewrichtsholte.

112
Q

NIET-INFECTIEUS

A

NIET-INFECTIEUS

113
Q

Arthrose/osteoarthritis en traumatisch

A

Oorzaak?
frequente traumatische hyperextensie v.h. gewricht druk op plaats van aanhechting microfragmentjes afbreken thv GKB (gewrichtskraakbeen)

114
Q

Rheumatoïd

A

Wat?
chronische, non-purulente ontstekingsreactie van het gewrichtskapsel gewricht kan verbindweefselen (en vergroeien met bot)

2 VORMEN
Erge destructie van gewrichtskraakbeen Gewrichtskraakbeen is nog intact

Hoe?
⦁ B-cellen vormen rheumatoïde factor triggert vorming immuuncomplexen
⦁ Bepaald Antigen (men weet niet welk) activeert macrofagen MHC-II macrofagen activeert T-cellen endotheelcellen w geactiveerd
Gevolg:
⦁ Activatie fibroblasten en chondrocyten productie collageen en collagenase = Destructie GKB
⦁ Pannusvorming: laagje dens collageen BW
⦁ Rheumatoïde factor verergert het nog

115
Q

INFECTIEUS

A

INFECTIEUS

116
Q

Fibrineus EXAMEN

A

Serosae: gewrichtsholte + synovia POLYSEROSITIS

POLYSEROSITIS
Bij pasgeborenen met weinig maternale immuniteit via boedbaan in Gwrichtskapsel lokaal geen As, dus bacteriën kunnen in gewrichtsholte xxx
Gevolg:
⦁ Afbraak proteoglycanen gewrichtsvocht w druppelend
⦁ Door ontsteking gaat er plasma lekken naar gewrichtsholte.
⦁ In dit plasma zit fibrinogeen zal stollen tot fibrinestolsels
⦁ Vilieuze hypertrofie = vlokken in gewrichtskapsel
⦁ Toename volume in gewrichten en blindzakken
⦁ Hydrortrose: Volume is extreem toegenomen

117
Q

Purulent

A

Purulent

118
Q

Oorzaak

A

Bacteriën: bv streptococcus, staphylococcus, coliformen leidt tot aantrekken ontstekingscellen Arthritis w etterig

Arthritis osteomyelitis zal NOOIT in elkaar overgaan, want gewrichtskapsel bevat antiproteases
Onder extreme omstandigheden: enzymen van neutrofielen gaan KB ondermijnen en kraakbeenflappen komen los = Kraakbeenulceratie
De etterige ontsteking kan uitbreiden naar het omgevende weefsel, zo’n diffuse etterige ontsteking heet een peri-articulair flegmoon.

119
Q

CHRONISCH

A

CHRONISCH

120
Q
A

Bij chronische arthritis kan gewricht BW toename hebben

Kan benige metaplasie ondergaan Chronische ankyliserende arthritis

121
Q
A
122
Q

DE DWARSGESTREEPTE SPIEREN

A
123
Q

Algemeen

A

Spiercel deelt niet meer na de geboorte
⦁ Endomysium: dun laagje collageen BW tussen spiercellen
⦁ Perimysium: bundeltje rond meerdere spiercellen
⦁ Epimysium: rond de volledige spier

⦁ Z-lijn: smalle streepjes tussen de dwarse spieren

Vetdruppeltjes in spieren
Bij inspanningen worden eerst de reserves aan creatinefosfaat en ATP opgebruikt, dan wordt er nieuwe ATP gemaakt uit glucose en nadien wordt de ATP gehaald uit het acetaat van de vetzuren. Je ziet dus vooral vetdruppels in spieren die langdurige inspanningen kunnen leveren.

124
Q

Contractie

A

Eiwitklompen in spier
Spier zit vol met polymeren van actine en myosinefilamenten.
Als oplosbaarheidsproduct w overschreden neerslaan (eiwitklompen)
⦁ Maakt spier afunctioneel
⦁ Macrofagen kunnen dit verteren met proteasen

Costameren
Verschuiving van myosine tov actine moet w overgebracht via de Z-lijn op het endomysium

T-tubuli
Contractie gebeurt enkel als Ca2+ kanalen openstaan
T-tubuli maakt dat contractie stopt door Ca2+ terug weg te pompen

Dystrofine
Transmembranaire gedeelte: kracht w doorheen het plasmamembraan getrokken
Veel mutaties

125
Q

Myopathieën EXAMEN

A

Myopathie = stoornis in de spieren, bv. myotonia, HYPP. Stofwisselingsstoornissen (aangeboren en verworven)
Soorten
⦁ Segmenteel (deel van de spiervezel is aangetast) ↔ gegeneraliseerd (volledige spiervezel aangetast)
⦁ Monofasisch (op een bepaald momentaal alle spiervezels tegelijk aantasten, alle spiercellen zitten in hetzelfde stadium) ↔ polyfasisch (episodes van aantasting, waartussen het dier terug normaal is, sommige spiercellen zitten in een vroeg stadium terwijl anderen in een laat stadium zitten)
⦁ Focaal (één spier of één spiercelbundel) ↔ multifocaal (overal in het lichaam verspreid)
⦁ Congenitaal ↔ verworven
Histologisch kan je volgend onderscheid maken:
⦁ Gewijzigde dikte van spiervezels: bij sommige myopathieën zijn de spiervezels abnormaal dun, bij andere juist abnormaal dik
⦁ Gewijzigd uitzicht van de spiervezels
⦁ Zonder morfologische veranderingen
⦁ Ontstekingsinfiltraten: soms gaat men bepaalde niet-infectieuze ontstekingen van de spieren
ook klasseren als myopathie

126
Q
A
127
Q

Congenitale afwijkingen

A
128
Q

Congenitale musculaire hyperplasie = dikbilfactor

A

Wat?
Meer spiercellen

Hoe?
Myostatine* is minder actief meer spiercellen w aangemaakt tijdens foetale leven

  • myostatine maakt dat spieren stoppen met delen
129
Q

Musculaire hypertrofie

Bij Piétrain varken

A

Wat?
Spiercel is dikker

Gevolgen?
Diffusie van O2 en nutriënten w beperkt

130
Q

Arthrogrypose

A

Wat?
Geen bespiering v.h. lidmaat

Hoe?
Spiercellen zijn niet gemigreerd en tot ontwikkeing gekomen, of motorische innervatie

131
Q

Splayleg = myofibrillaire hypoplasie

A

Wat?
Abductie van de ledematen door onvoldoende contractiekracht spieren

Histologie
⦁ Celkern is dikker en niet afgeplat + DNA is ontrafelt (DNA w afgelezen en er w mRNA aangemaakt)
⦁ Tussen de spiervezels zijn grote gaten niet overal is actine en myosine aanwezig
⦁ Z-lijnen niet atijd goed zichtbaar
⦁ Grote delen van de spier zitten opgepropt met glycogeen niet tekort aan glycogeen, maar niet voldoende gebruikt

Oorzaak
Vertraagde ontwikkeling van de spier Normaalgezien worden actine en myosine aangemaakt iets voor en kort na de geboorte. Als dat uitgesteld is, is er te weinig contractie van de spier mogelijk.

132
Q

Perforatie baarmoeder

A

Door te vroege activatie actine-myosine/maturatie spiercel van foetus stampen door de baarmoeder

133
Q

Musculaire dystrofie = Duchenne myopathie = X-linked dystropy

A

Wat?
Zwakke spieren
Bij kat compensatorisch meer actine en myosine musculaire hypertrofie
Oorzaak?
Dystrofine abnormaal gevormd kracht van de actinedraadjes kan niet w overgezet doorheen plasmamembraan naar het collageen in de extracelullaire matrix.
Gevolg?
⦁ Spiercellen proberen te contraheren, maar kracht w niet overgezet op endomysium.
⦁ Je krijgt overstimulatie v.d. spiercellen
⦁ al het ATP en O2 w opgebruikt
⦁ overschakelen naar anaërobe glycolyse vorming melkzuur
⦁ pH in cel daalt en eiwitten (zoals actine en myosine) gaan hun 3D structuur verliezen Eiwitklompen in de spier

134
Q

Myotonia & myoclonia

A

⦁ Congenitale myotonia: persisterende of intermitterende spierstijfheid, hypertrofische spieren.
⦁ Myoclonia congenita: bundels van spieren gaan ongecontroleerd spastisch contraheren. Deze contracties kunnen zodanig hevig zijn dat er epiphysiolyse plaastvindt.
⦁ Delayed myoclonia: bij BWB-kalveren vanaf 3-4 weken kan dit optreden.
⦁ Hyperkalemische periodische paralyse = HYPP: gekend bij de Quarter Horse, door stoornissen in de natrium-kaliumkanalen waardoor er periodes van spierzwakte zijn. Er gaat een poging zijn tot compensatie door meer aanmaak van actine en myosine→
hypertrofische spieren.

135
Q

Polysaccharide storage myopathy

PSSM

A

Wat ?
Hypertrofie van de spiervezels en kunnen stijf worden tijdens de inspanning
Oorzaak?
Pathologische opstapeling van glycogeen (afwijken glycogeen dat moeilijk w afgebroken)
Glycogeen moet verspreid zitten tussen de myofibrillen, maar hier zie je massa’s onder het plasmamembraan.

136
Q
A
137
Q

Stofwisselingsstoornissen

A
138
Q

Nutritionele myopathie

A

Wat ?
⦁ Kalf: White muscle disease
⦁ Lam: stiff lamb disease
⦁ Varken: moerbeihartziekte (want vooral in hart)
Vooral bij jonge zoogdieren te weinig anti-oxidantia in de melk

Oorzaak?
Verworven myopathie door tekort aan anti-oxidantia (te weinig vitamine E en/of selenium) Bescherming tegen radicalen valt weg membraanvetten w geoxideerd door O2 radicalen permeabiliteit van membraan gaat verloren en er lekt Ca2+ binnen eiwitdenaturatie
Verdere evolutie
Eiwitklompen worden opgeruimd door macrofagen er kan terug nieuwe actine en myosine w aangemaakt door satellietcellen (stamcellen tussen de spiercellen)

139
Q

Belastingsmyopathie

A

Wat?
Maandagsziekte (= rhabdomyolyse = myoglobinurie)
Bij paarden die lang gerust hebben en dan zware inspanningen moeten leveren

Oorzaak?
Spier moet grote krachtinspanninge leveren hoge druk in spieren waardoor bloed wordt weggeperst (minder O2 en voedingsstoffen) spier gaat over op anaërobe glycolyse, melkzuur vorming, pH daling actine en myosine denatureren

Beeld?
Bleke haarden met daartussen bloedingen
Er zijn necrotische gebieden in de spier myoglobine lekt eruit bloed in urine (myoglobinurie)

140
Q

Atypische myoglobinurie = seasonal pasture myopathie (→toxische myopathie)

A

Wat?
Esdoorn vergiftiging

Oorzaak?
In esdoorn zit hypoglycine A gaat mitochondriale ATP-productie verstoren (geen aanmaak van ATP) spier w beschadigd + lekkage van myoglobine hemoglobine

141
Q
A
142
Q

Circulatiestoornissen:

A
143
Q

ischemie

A

Decubitiswondes = doorligwondes

Ischemie door uitwendige druk (bv verlamde dieren die op één kant liggen)

144
Q

Myositis

A

Er zijn verschillende vormen

  1. Imuungemedieerd
    Immuunsysteem is niet tolerant tegen ‘afgeschermde’ lichaamseigen antigenen. In chronisch stadium gaan deze spieren atrofiëren door necrose
    ⦁ Masticatory myositis: kauwspieren, hond
    ⦁ Polymyositis: tegen eiwit dat in alle spiercellen zit, hond
    ⦁ Myositis van de extra-oculaire spieren: hond
  2. Viraal
    Sommige virussen gaan xxx in spiercellen geeft non purulente ontsteking

3.Bacterieel
Bacterie-embolie die blijft steken in BV in spier ontstaan etterige ontsteking dat w omkapseld en geabcedeerd
⦁ Streptococcus canis: ontsteking van de fascie tussen de spier (hond)
⦁ Streptococcus gallolyticus: bacterie die vasthecht aan basale membraan van de spiercel (duif)
⦁ Anaerobe bacteriën in spier die gekneusd wordt (geen O2 meer) grasgangreen
4. Parasitair
Myiasis
Vliegen leggen eitjes rondom anus met diarree (schaap) w larven die met huid beschadigd tot in de spier enzymen breken spier af zodat larven kunnen blijven uitgroeien
Myositis eosinophylica
Overgevoeligheid tegen Sarcocystis
Geeft witte zones
Cysticercose
De intermediaire stadia van lintwormen zitten in de spieren (varken, rund) en geven cysten in de spier
Eosinofiele myositis

Toxocara canis (hond) blijft steken als ‘rustfase’ in spier kunnen via moedermelk naar pup gaan

145
Q
A
146
Q
A
147
Q

Groeistoornissen

A

⦁ Cachectische atrofie: primaire atrofie tgv van een tekort aan bouwstoffen
⦁ Inactiviteitsatrofie
⦁ Neurogene atrofie: secundaire atrofie tgv een denervatiestoornis van de spieren.
Typisch beeld: hypertrofische spiervezels (wel nog bezenuwd) afgewisseld met atrofische spiervezels
⦁ Pseudohypertrofia lipomatosa: Wel atrofie, maar spier ziet er dikker uit doordat er vetcellen in de spiervezels zitten

148
Q
A
149
Q

PEZEN/LIGAMENTEN/PEESSCHEDEN/BURSAE

A
150
Q

Stofwisselingsstoornissen

A

Aanmaak collageen
⦁ Fibroblast maakt procollageen
⦁ Eindjes worden eraf geknipt door extra-cellulaire enzymes
⦁ Pro-collageenmolecules w aan elkaar gerijgd tot langere ketens
⦁ Deze langere ketens ondergaan cross-linking door de vorming van disulfidebruggen collageenvezels en collageenbundels (w wat gevlochten)
⦁ Crosslinking blijft het hele leven doorgaan = sterkere collageen bij oudere dieren

Beschadiging
Fibrocartilagineus weefsel w overbelast fibroblasten w geactiveerd beschadigde collageen w afgebroken en terug opgebouwd.
Dit is een vicieuze cirkel: beschadiging →activatie fibroblasten→immatuur collageen (onvoldoende cross-linking)→meer gevaar op extra schade.
Soms evolueert dit in de richting van metaplasie, dat gepaard kan gaan met kraakbeen- of botvorming omdat de fibroblasten zich gaan omvormen tot chondroblasten of osteoblasten.

151
Q

Peesklap →tendinitis

A

Wat ?
Verdikking van de pees

Oorzaak
overbelasting pees aantrekken ontstekingscellen
ipv mooi geordend collageen heb je dan een overmatige productie en zal de pees op die plaats een verdikking vertonen.

152
Q

Desmitis

A

Ontsteking v.e. ligament (kan ruptuur worden)

153
Q

Tenosynovitis

A

Ontsteking peesschede Bij chronisch: BW w gevormd pees ‘vergroeit’ door BW aan wand pees/peesschede belemmert de beweegelijkheid waardoor dier kort stapt/mankt

154
Q

Bursitis

A

In bursae w veel vochthoudende proteoglycanen gesecreteerd door fibroblasten er is daar geen afweer

155
Q
A
156
Q

De huid

A
157
Q

Algemeen

A

⦁ Stratum disjunctum: epitheelcellen helemaal vanboven epitheelcellen laten los door SULFATASE

⦁ Stratum corneum apoptotische cellen
⦁ Epidermis = opperhuid meerlagig plaveiselepitheel (verhoornd)
⦁ Dermis = lederhuid collageen en elastine, stevig en elasticiteit
De dermis bevat 3 vaarplexi
⦁ Oppervlakkige vaatplexus: bij schade aan epidermis w er pro-inflammatoire signaalmoleculen vrijgesteld ontstekingscellen w aangetrokken via opp. Vaatplexus
⦁ Middenste vaatplexus: niet belagrijk
⦁ Diepe vaatplexus: vlak boven hypodermis (niet veel vascularisatie
⦁ Stratum basale: hierin delen cellen
⦁ Rete ridges en rete pegs: uitstulpingen van de epidermis in de dermis (kan lang en vingervormig zijn)
Hemi-desmosomen: Verankering van epitheel op de basaal membraan (immuunsysteem gaat deze ankers soms aanvallen)
Verhoornd epitheel = meer cytokeratine (intermediair filament)

Talgklieren leggen extra laagje vet op de huid + bevat afweermoleculen zoals As
Complexe follikel = follikel waar meerdere haren uitkomen (1 dik haar voor dekvacht , andere dunne haren voor donzige ondervacht) Bij KHD
Enkelvoudige follikel = geen onderscheid boven -en ondervacht Bij GHD
Turn-over van 3 weken

158
Q

Alopecie

A

Haar gaat in telogene fase wanneer dit niet de bedoeling was

159
Q

Functies van de huid

A

⦁ Bescherming
⦁ Thermoregulatie
⦁ Immunologische bescherming→Langerhanscellen
⦁ Sensorisch
⦁ Metabool →vitamine D
⦁ Detoxificatie: thv het stratum spinosum van de epidermis (~zone 3 van Rapaport; waar er oxidatie plaatsvindt), zolang de lever normaal functioneert is de functie beperkt tot de toxines die door de huid zijn binnengedrongen. Maar bij erge leverdegeneratie doen ze dit ook voor toxines vanuit de algemene circulatie. Maar ze hebben niet evenveel capaciteit zoals de lever waardoor de cellen beschadigd gaan worden. Je ziet dan een dermatitis. Vnl. cellen die zich bevinden op plaatsen waar er al veel mechanische krachten zijn, zijn hier gevoeliger voor→pressure point dermatitis.
⦁ Resorptie →vetoplosbare stoffen kunnen oplossen in het vetlaagje van het stratum corneum en zo in contact komen met de onderliggende levende cellen, geresorbeerd worden en in de algemene circulatie terecht komen. Dit vindt zijn toepassing bij pour-on producten. Maar het kan ook gevaarlijk zijn bij toxische vetoplosbare stoffen.

160
Q

Adaptieve immuunrespons:

A

Adaptieve immuunrespons:
⦁ Antistoffen gaan oplossen in het zweet en zo terecht komen in het vetlaagje
⦁ Langerhanscellen capteren en presenteren antigenen, secreteren cytokines

161
Q

Innate immuunrespons:

A

Innate immuunrespons:
⦁ DESMOSOMEN: Zeer sterke intercellulaire connecties thv het stratum granulosum door desmosomen

⦁ VASTHOUDEN LYMFOCYTEN DOOR ADHESIEMOLECULES: Wanneer lymfocyten worden aangetrokken naar de dermis, gaan die daar vastgehouden worden door ter expressie brengen van specifieke adhesiemolecules door de epitheelcellen

⦁ IL1: De keratinocyten gaan continue IL-1 produceren, waardoor je zou verwachten dat er continu ontstekings is en ontstekingscellen worden aangetrokken. Maar dit gebeurt niet zolang dat de basale membraan intact is en de IL-1 hier niet door kan passeren. Maar zodra dat er schade is, diffundeert het en is er een onmiddellijke ontstekingstrigger.

⦁ KERATINEPLUG: Het openen van de follikels is ook een risico, dus deze moet ook goed afgesloten worden door een keratineplug = folliculaire plug. Bij bepaalde dieren is dit aangeboren onvoldoende sterk ontwikkeld, waardoor ze enorm gevoelig zijn voor folliculitis. In de kliniek noemt men dit meestal een diepe dermatitis.

162
Q

zie uw fiche voor schema !!!!!!

A

⦁ IL1: De keratinocyten gaan continue IL-1 produceren, waardoor je zou verwachten dat er continu ontstekings is en ontstekingscellen worden aangetrokken. Maar dit gebeurt niet zolang dat de basale membraan intact is en de IL-1 hier niet door kan passeren. Maar zodra dat er schade is, diffundeert het en is er een onmiddellijke ontstekingstrigger.

⦁ KERATINEPLUG: Het openen van de follikels is ook een risico, dus deze moet ook goed afgesloten worden door een keratineplug = folliculaire plug. Bij bepaalde dieren is dit aangeboren onvoldoende sterk ontwikkeld, waardoor ze enorm gevoelig zijn voor folliculitis. In de kliniek noemt men dit meestal een diepe dermatitis.

163
Q
A
164
Q

Congenitale afwijkingen

A
165
Q

Epitheliogenesis imperfecta

A

De epidermis is in bepaalde gebieden van de huid niet tot ontwikkeling gekomen verlies van vocht en plasma + inwerking schadelijke pathogenen uit de omgeving

166
Q

Ichthyosis congenita = congenitale schubbenhuid

A

Wat ?
Schubbenhuid niet leefbaar
Oorzaak?
Mutatie in Sulfatase (zorgt voor loslatinen desmosomen in stratum disjunctum)
Gevolg
stratum corneum w alsmaar dikker droogt in bij geboorte en barst door beweging

167
Q

Hypotrichosis

A
Dieren niet (voldoende) behaard 
Bv chinese naakthond en sfinxkat
168
Q

Epidemolysis bullosa

A

Wat ?
je kan de epidermis er zo af trekken
Oorzaak ?
Mutatie in hemi-desmosomen verankeren dermis en epidermis niet goed
(auto-immune vorm bij oudere dieren is bulleus pemphigoïd)

169
Q

Dermatosparaxie = Ehlers-Danlos syndroom = cutis hyperelastica = fragile skin

A

Wat ?
Huid is abnormaal scheurbaar en uitrekbaar door mutatie in collageen van de dermis.
(elastine is wel intact dus enorm uitrekbaar)

170
Q

Cutane mucinose

A

Wat ?
Aangeboren proteoglycanen afwijking bij Sharpei
Oorzaak?
Hond maakt abnormaal veel proteoglycanen aan in de dermis daardoor w er meer H20 vastgehouden in dermis
Pasgeboren dieren hebben proteoglycanen die meer water kunnen vasthouden vermindert naarmate ouder worden

171
Q

Intertrigo

A

Wat?
Dermatitis door vochtige huid
Oorzaak?
Huid blijft vochtig Staphylococcen xxx ontsteking v.d. huidplooien (Door de plooi is het oppervlak afgeschermd van de buitenkant, waardoor de bacteriën kunnen woekeren.

172
Q

Naevus = moedervlek

A

Pigment naevus
Abnormaal veel pigment op die plaats = moedervlek

Collageen naevus
Abnormaal veel collageen op die plaats = bult (wordt niet groter of kleiner)

Lineaire naevus
Abnormaal veel cellen van stratum corneum (verdikte korst)

Epiderma
Variant van lineaire naevus

173
Q
A
174
Q

Stofwisselingsstoornissen

A

zie samenvatting

175
Q

stofwisselingsstoornissen

A

zie schema

176
Q

Acanthosis nigricans

A

Hyperpigmentatie, ruwe huid, soms roodheid. Typisch in de lies en de oksel. Gaat vaak gepaard met jeuk (likken en bijten). Het is een immunopathologie: atopie (bij honden).

177
Q

Vitiligo

A

Wat ?
Depigmentatie van de epidermis van de neusspiegel en rond de ogen, die evolueert tot een bepaald punt maar niet verder
Oorzaak?
Apoptose gaan van de melanocyten, meestal beperkt tot bepaalde gebieden.
Bij wie?
Bij schimmelvolbloeden, waarbij je vlekjes ziet aan de neus en rond de ogen→Arabian Fading Syndrome

178
Q

Leukotrichie

A

Wat?
depigmentatie van de haren
Oorzaak?
Soms mechanische druk ter hoogte van de schoft bij een paard. Als het erger wordt, kan dit alopecie worden en kan er callusvorming zijn.

179
Q

Traumatische huidletsels

A

zie schema

180
Q

Irriterende contactdermatitis

A

Door bv. chemische vloeistoffen, er is necrose van de epidermis.

181
Q

Actinisch huidletsel = dermatitis solaris

A

Typisch beeld bij katten met witte oren. Intens UV-licht kan necrose geven van het epitheel. Op deze plaatsen ontstaat het risico op squameus cel carcinoma door mutaties in het DNA.

182
Q

Fotosensibilisatie

A

Wat?
Epitheelcellen degenereren (necrose)
Oorzaak?
Fotosensibiliserende toxines/ of lever is beschadigd toxines gaan geactiveerd w door UV licht necrose dermis waar UV licht de dermis raakt (dus plaatsen die niet-gepigmenteerde haren hebben)

183
Q

Zink-responsieve dermatose

A

Hyperkeratotische, schilferige huid met alopecie komt door verhoogde behoefte

184
Q

Telogeen effluvium

A

Wanneer dieren levensbedreigend ziek zijn, kan het gebeuren dat ze op een dag tijd al hun haren verliezen

185
Q
A
186
Q

Ontstekingen

A
187
Q

Patroonanalyse volgens Ackermann

A

Men kijkt naar het patroon van histologische afwijkingen. Hierdoor kan je het biopt indelen in een bepaalde hoofdcategorie.
Binnen die hoofdcategorie kan er gekeken worden naar secundaire afwijkingen, waardoor je subcategoriën kan maken.

188
Q

PATROONANALYSE VAN ACKERMAN

A

PATROONANALYSE VAN ACKERMAN

189
Q
  1. Atrofische dermatose
A

Oorzaak
Hormonale aandoening

Symptomen
⦁ Epidermis + dermis w dunner
⦁ Stratum corneum w dikker
⦁ Follikels + talg-en zweetklieren w kleiner en atrofisch
⦁ Follikel gaat in telogene fase
Endocriene dermatosen
De alopecie is vaak bilateraal symmetrisch, niet overal is er evenveel haarverlies.
Hypothyroïdie Ziekte van Cushing
Er is spieratrofie en de typische hangbuik.
Geslachtshormoon inbalans
Hierbij zijn de talg- en zweetklieren niet atrofisch.
Seizoensgebonden flank alopecie
Telogeen effluvium

190
Q
  1. (Oppervlakkige) perivasculaire dermatitis
A

Oorzaak
Allergie zoals atopie

Symptomen
⦁ Rond de bloedvaatjes zijn er ontstekingscellen
⦁ distributiepatroon is niet overal aanwezig/even erg
⦁ Heel typisch zijn de secundaire, traumatiserende effecten van het schuren en het krabben.

191
Q
  1. Interface dermatitis
A

Oorzaak
Afwijkingen thv de interface tussen epidermis en dermis.
Symptomen
⦁ Infiltratie van ontstekingscellen
⦁ Afwijkingen in de omgeving van basale membraan
⦁ Gaten tussen de basale epitheelcellen, waartussen de ontstekingscellen gaan dringen.
Overgevoeligheid voor geneesmiddelen
Wanneer de reactie op de GM gefixeerd is op een bepaalde plaats van de huid, noemt men dit fixed drug reaction. De ergste vorm van reactie is toxische epidermale necrolyse.
Auto-immune dermatosen
Een voorbeeld is systemische lupus erythematosus, dat vooral thv de overgang tussen mucosa en huid voorkomt: aan de lippen, neus, oogleden, anus, vulva.

192
Q
  1. Intra-epidermale vesiculaire en pustulaire dermatitis
A

Oorzaak
Auto-immune aandoening

Symptomen
⦁ In de epidermis ontstaan gaten die ofwel gevuld zijn met vocht (= vesiculeus) ofwel met neutrofiele granulocyten (= pustuleus).
⦁ Lichte alopecie en schilfers (soms hyperkeratose).

Vb: pemphigus foliaceus: het is een intra- epidermale pustuleuze dermatitis.

193
Q
  1. Subepiderumale vesiculeuze dermatitis
A

Oorzaak
Auto-immune aandoening

Symptomen
⦁ Blaas onder de epidermis

Vb: Bulleus pemphygoïd

194
Q
  1. Vasculitis
A
Oorzaak
De ontstekingscellen maskeren het endotheel van de bloedvaatjes, er is dus vasculitis
Symptomen
⦁	Necrose van de extremiteiten 
⦁	Wigvormige ischemische necrose
195
Q
  1. Nodulaire dermatitis
A
Oorzaak
Leishmania tropica
Symptomen
⦁	Grote aggregaten van ontstekingscellen in de dermis
⦁	Nodulair uitzicht
196
Q
  1. Diffuse dermatitis
A

Oorzaak
feliene plasmacel pododermatitis

Symptomen
⦁ De volledige dermis is massaal geïnfiltreerd met ontstekingscellen
⦁ feliene plasmacel pododermatitis: (deel van) één zoolkussentje. Kan evolueren naar ulceratie. Erg pijnlijk.

197
Q
  1. Folliculitis en furunculose
A

Oorzaak
Diepe dermatitis, schimmel, Demodex, staphylococcen

Symptomen
⦁ ontstekingen enkel rond de follikel: perifolliculitis
⦁ cellen enkel gelokaliseerd thv het infundibulum en collum Infubdibulaire folliculitis
⦁ thv bulbus: bulbaire folliculitis diepe dermatitis
⦁ De ontstekingscellen zijn zeer destructief voor de follikels→furunculose: de agressieve, uitgebreide vorm van folliculitis.
⦁ Dermatophytose: keratofyte schimmel gaat stratum corneum + haarschacht aantasten (kale circulaire plekken ) zoönose
⦁ Demodecosis
⦁ Staphylococcen

198
Q
  1. Fibroserende dermatitis
A

Oorzaak
End-of-stage dermatosis (veel aandoeningen)

Symptomen
⦁ Atrofie van de follikel en zweetklieren
⦁ Massale toename van collageen van de dermis

199
Q
  1. Panniculitis
A

Oorzaak
Ontsteking van de panniculus adiposus, het vetweefsel van de hypodermis
De hypodermis is losmazig weefsel + grote vetcellen

Septaal
De ontstekingscellen zitten vnl. in het bindweefsel van de septa.

Lobulair
De ontstekingscellen zitten tussen de vetcellen

200
Q
A
201
Q

Het endocrinium

A
202
Q

DE HYPOFYSE

A
203
Q

Congenitale afwijkingen

A
204
Q

Hypoplasie

A

De hypofyse van de foetus speelt een rol bij de inductie van de partus. Hypoplasie kan zorgen voor overdracht.

205
Q

Cysteuze resten van de embryonale ductus craniopharyngeus

A

De adenohypofyse ontstaat uit de uitstulping van het epitheel van de nasofarynx. Nadien gaat die holte opvullen, maar soms blijft die bestaan→cysten in de adenohypofyse. Dit kan drukatrofie geven.

206
Q
A
207
Q

Ontstekingen

A
208
Q

Hypofyse abces

A

Niet zeldzaam. Vnl. bij runderen na het onthoornen. Klinisch geen makkelijke diagnose.

209
Q
A
210
Q

DE SCHILDKLIER

A
211
Q

Congenitale afwijkingen

A
212
Q

Struma = kropgezwel = goitre

A

Wat?
Schildklier is functioneel gegstoord, maar toch GROTER
Oorzaak ?
Accumulatie van thyroglobuline Follikels gaan opzwellen Schildklier vergroot = COLLOIDALE GOITRE
Epitheel afgeplat ipv kubisch (want minder actief)
Bij vogels duwt dit op de luchtzak dyspnee
Soms gebeurt de vergroting door proliferatie van het epitheel→parenchymateuze

213
Q
A
214
Q

Stofwisselingsstoornissen

A
215
Q

Idiopathische follikelatrofie→hypothyroïdie

A

Wat?
Schildklier w kleiner
Oorzaak?
Kleine schildklier geeft aanleiding tot hypothyroïdie tekort aan schildklierhormoon
(onderliggend probleem atrofie door auto-immuunreactie met lymfocytaire infiltraten = lymfocytaire thyroïditis)
Gevolg?
Wanneer de epitheelcellen in apoptose gaan, waardoor er meer bindweefsel is en kleine en onregelmatige follikels→idiopathische follikelatrofie.
Bij wie?
Hond en kat op middelbare leeftijd

216
Q
A
217
Q

DE PARATHYROIDE

A
218
Q

Renale secundaire hyperparathyroïdie

A

Wat ?
Vergrote schildklier + schrompelnier
BW vervangt bot = Osteodystrofia fibrosa
Oorzaak ?
Nutritioneel probleem (bv te veel Fosfor en te weinig Calcium) hyperparathyroïdie
of
Slecht functioneren nieren geeft Calcium verlies en Fosfaat retentie

219
Q
A
220
Q

DE BIJNIER

A
221
Q

Algemeen

A

Medulla: catecholamines (ADR en NOR)
Cortex: gluco-en mineralocorticoïden
Ontwikkelingsstoornis van hypofyse hypoplasie v.d. bijniercortex (endocrien effect)
⦁ hypofysiaire-adrenale as

222
Q

Ziekte van Addison

A

Wat?
Atrofie van de bijniercortex –> problemen contractie hart
Gevolg
Atrofie bijniercortex te kort glucocorticoïden en/of mineralocorrticoïden Kalium stijgt dus problemen met contractie hart

223
Q

Ziekte van Cushing

A

Hierbij is het een idiopathische hyperplasie van de bijniercortex. Dit kan nodulair zijn, een bult die instulpt in de medulla, maar kan ook diffuus zijn.

224
Q
A
225
Q

DE ENDOCRIENE PANCREAS

A

zie tekening schema

226
Q

Eilandjes van Langerhans

A

Wat ?
Er zijn de beta-cellen die insuline produceren.
Er kan vacuolaire tot hydropische degeneratie zijn.
Bij wie?
⦁ Bij honden met primaire diabetes.
⦁ Bij oude katten komt primaire diabetes ook voor, maar dit door amyloïdose, waardoor er atrofie is van de cellen.

227
Q
A
228
Q

Het bloed en de hematopoïetische organen

A
229
Q

Algemeen

A

Witte beenmerg
Vet
Diafyse lange beenderen

Rood beenmerg
W RBC in gemaakt geen DNA dus sterft af na 3maand)
Epifyse korte beenderen

Prehepatische icterus = infectieus agens + RBC barst open en hemoglobine komt vrij
Er komt te veel hemoglobine vrij in de lever die het niet meer kan verwerken billibruline blijft in circulatie en diffundeert naar weefsels
Myeloïde reeks = precursoren die aaleiding geven tot granulocyten en monocyten
Megakaryocyten = meerkernige cellen waar stukjes cytoplasma afgesnoerd worden die bloedplaatjes gaan vormen.
Cytokines = stimuleert en remt de delicate processen
Neutrofiele granulocyt blijft nog een tijd als uitgerijpte cel in beenmerg zitten pool dat kan aangesproken w bij ontstekingen
Extramedullaire hematopoïese = foeti hebben amper wit beenmerg hematopoïese gebeurt in lever. Bij volwassenen gebeurt dit ook soms onder pathologische omstandandigheden. (Rbc kunnen xxx in levercellen)
Precursorcellen voor T- en B-lymfocyten in beenmerg gaan via circulatie naar perifere lymfoide organen en daar xxx
Monocyten in beenmerg macrofagen in weefsels
Homing = lymfocyten gaan altijd terug naar dezelfde lymfoïde weefsels
Maligne epitheliale tumoren = gaan lymfogeen metastaseren naar de regionale lymfeknopen. Hierdoor kan je keratine zien in de lymfeknoop.

230
Q
A
231
Q

Congenitale afwijkingen

A

Pluripotente stamcel
Deze geeft aanleiding tot alle mogelijke bloedcellen, niet zo vaak afwijkingen aan.
Granulocyt precursor cel
Wordt soms gezien, dit kan aanleiding geven tot aandoeningen met cyclische neutropenie. Daarnaast kan het ook zijn dat de granules abnormaal zijn van vorm.
Lymfoblastoïde stamcel
SCID = Severe Combined Immunodeficiency
Deze aandoening is goed gekend bij Arabische volbloedveulens.
Naakte muis
Er is slechts één groep aangetast, namelijk T-cel defficiëntie.

232
Q
A
233
Q

Ectopisch miltweefsel

A

Komt vaak voor. De milt ligt in de omgeving van de lever, pancreas en maag. Soms is er miltweefsel in de pancreas, het mesenterium of de maag.

234
Q

Haemoglobine vorming /

Porphyrie

A

Enzymen in de haemsynthese werken niet goed, waardoor je accumulatie krijgt = Porphyrie. Metabolieten kunnen in speeksel en traanvocht komen (bruine strepen over huid van ‘tranen’ en aan mondrand van speeksel). Is enkel pathogeen als je accumulatue van kleurstoffen in beenderen ziet

235
Q
A
236
Q

Stofwisselingsstoornissen

A
237
Q

Anemie

A

Een verminderd zuurstofdragend vermogen van het bloed, dit kan door een tekort aan RBC of per RBC te weinig haemoglobine

238
Q

Anemie - Aplastisch of niet-regeneratief

A

Wanneer het een verworven anemie is waarbij de precursorcellen in het beenmerg zijn aangetast.
Beeld
Typisch zie je geen reticulocyten, maar wel oude versleten RBC, die er niet meer mooi allemaal gelijk uitzien en soms gaten hebben.
Oorzaak
Volgende fenomenen geven aanleiding tot beschadiging van het beenmerg:
⦁ Chronische ontstekingen
⦁ Oestrogenen
⦁ Auto-immuun
⦁ Schimmeltoxines (Trichotheceen)
⦁ Adelaarsvaren
⦁ Uremie
⦁ Hypothyroïdie
De meeste van deze toxines gaan niet enkel de erythroïde reeks aantasten, maar alle precursorcellen in het beenmerg→pancytopenie: je vindt niet meer de normale, rijke celpopulatie in het rode beenmerg.

239
Q

Anemie - Regeneratief

A

Openbarsten RBC door bv parasiet
Precursorcellen gaan al pre-eythrocyten in circulatie dumpen ipv de volwaardige RBC
⦁ Kans herstel groter dan bij Aplastische vorm

240
Q

Anemie - Gestoorde haemoglobine aanmaak: hypochroom

A

Wat?
Normaal aantal RBC is, maar per RBC te weinig haemoglobine
Oorzaak?
Door te kort aan bouwstenen van haemoglobine
Voor globine: Essentiele AZ nodig
Voor Haemkern: Cu, Co en Fe
⦁ Porphyrie
⦁ Ferriprieve anemie
⦁ Cu-defficiëntie
⦁ Co-defficiëntie
⦁ Chronische ontstekingen: Bij chronische ontstekingsprocessen gaan macrofagen het ijzer wegcapteren uit de circulatie, als verdedigingsmechanisme tegen bacterieën. Als dat lang aanhoudt heeft de gastheer ook ijzertekort.
⦁ Maligne tumoren en auto-immune aandoeningen
⦁ Ondervoeding en parasitose

241
Q

Haemolyse

A

Tgv het openbarsten van de RBC.
⦁ Iso-immuun: asn in de melk van de moeder, tegen de bloedgroep van het jong
⦁ Infecties
⦁ Cu-intoxicatie bij het schaap

242
Q

Bloeding

A

Afwijkingen aan de haemoglobine
⦁ Als er O2 gebonden is aan de haemkern ziet het bloed rood.
⦁ Als er CO2 aan gebonden is, zie het bloed donkerrood.
⦁ Hemoglobine kan bruin zien bij oa nitrietintoxicatie→methemoglobinemie.
⦁ Nitrieten zijn N-O verbinden die ontstaan wanneer stikstof in de planten niet direct kan omgezet worden in eiwitten, zoals bij nitraatoverbemesting.
⦁ Nitriet gaat in competitie met O2 thv de haemkern en binden sterker, waardoor de dieren in asfyxie gaan.
⦁ Wanneer er CO gebonden wordt (sterker dan O2) krijg je carboxyhemoglobine, het is een roze-rode kleur.
Haemorrhagische diathese
⦁ Massale endotheeldefecten: bv. door een virus met tropisme voor de endotheelcellen (pestvirussen zoals Runderpest, Varkenspest)→vaatwandfragiliteit
⦁ Massaal tekort aan bloedplaatjes: bv. door destructie van de megakaryocyten, stoornis in de eigenschappen van de bloedplaatjes waardoor ze niet makkelijk aan elkaar plakken.
⦁ Tekort aan stollingsfactoren/stoornis in de stollingscascade