pathogenese Flashcards

1
Q

Lewy Body Dementie

A

Decline in mental ability in which alertness and severity of cognitive symptoms may fluctuate daily. Poor regulation of body function.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schizofrenie

A

aandoening die wordt gekarakteriseerde door psychotische episoden ‘waarbij de patiënt het vermogen om de realiteit te toetsen verliest’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bipolaire stoornis

A

stemmingsstoornis. Naast depressies zijn er vaak manieën: periodes met een overdreven vrolijke of uitgesproken prikkelbare stemming. Zowel in het diepste dal van de depressie als tijdens de hoogste piek van de manie kunnen psychoses voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Alzheimer

A

the most common type of dementia; accounts for 60 to 80 percent of cases. Difficulty remembering names and recent events is often an early clinical symptom; later symptoms include impaired judgment, disorientation, confusion, behavior changes and trouble speaking, swallowing and walking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Parkinson’s

A

symptoms of Parkinson’s disease develop gradually. They often start with a slight tremor in one hand and a feeling of stiffness in the body. Most of the symptoms result from a fall in dopamine levels in the brain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vasculaire dementie

A

occurs after a stroke, considered to be the second-most-common type of dementia. Symptoms often overlap with those of Alzheimer’s, although memory may not be as seriously affected

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Frontal Lobe Dementie

A

Frontotemporal dementia affects the frontal and temporal lobes, which are behind the forehead and between the ears and responsible for judgment calls in social interactions. It causes deterioration in behavior, personality and/or difficulty with producing or comprehending language. The frontal lobes begin to shrink (atrophy).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Multiple Sclerose

A

bescherm- en isolatielaag (Myeline) rondom de zenuwen in de hersenen, ruggenmerg en oogzenuwen (het centrale zenuwstelsel) is beschadigd. Hierdoor kunnen onder andere problemen ontstaan met lopen, voelen en zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HIV

A

Hiv breekt stap voor stap het afweersysteem af. Als die beschermlaag zo verzwakt is dat je lichaam zich bijna niet meer kan beschermen, dan noemen we dat AIDS. Geïnfecteerde personen kunnen het virus via lichaamsvochten overdragen. Helper T-cellen worden vernietigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Norovirus

A

klein, zeer besmettelijk virus dat ‘buikgriep’ veroorzaakt een ontsteking van het maagdarmkanaal. klachten kunnen zijn: braken, diarree, misselijkheid, koorts, hoofdpijn, buikpijn of buikkramp. Het virus zit in ontlasting en braaksel van iemand die het virus bij zich heeft. De ontlasting kan wel 3 weken besmettelijk blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oedeem

A

overmatige ophoping van vocht in een bepaald lichaamsdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cachexie

A

ernstig gewichtsverlies gepaard met progressieve zwakte, verlies van eetlust, wegkwijnen en anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beschrijf anemie

A

bloedarmoede, te laag hemoglobine (hb) gehalte in het bloed. Hemoglobine zorgt voor transport zuurstof en koolstofdioxide in het lichaam via het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

diabetes mellitus

A

suikerziekte is een aandoening waarbij de pancreas (alvleesklier) niet voldoende insuline afgeeft waardoor de glucose bloedspiegels abnormaal worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kanker

A

het gevolg van ongeremde deling van cellen waardoor in het lichaam gezwellen worden gevormd. een cel wordt een kankercel volgens: 1) initiatie 2) promotie 3) progressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

apraxie

A

handelingen niet goed meer uit kunnen voeren bij een cognitieve stoornis

17
Q

tachycardie

A

te snelle hartslag

18
Q

hemiplegie

A

halfzijdige verlamming

19
Q

leukopenie

A

tekort witte bloedcellen in het bloed

20
Q

syndroom

A

combinatie van symptomen die vaak samen gaan

21
Q

trombocytopenie

A

tekort aan bloedplaatjes

22
Q

embolie

A

afsluiting ader of slagader door bloedstolsel

23
Q

bradycardie

A

hartritmestoornis waarbij de hartslag minder dan 50 slagen per minuut is

24
Q

atherosclerose

A

in wanden van grote en middelgrote arterien ontstaan atherosclerotische plaques waardoor bloed minder gemakkelijk of niet door arterien kan stromen

25
Q

leukocytose

A

te veel witte bloedcellen

26
Q

hypoxie

A

conditie waarbij weefsels in het lichaam als geheel of in een bepaald deel van het lichaam niet voorzien worden van voldoende zuurstof

27
Q

verschil primaire + secundaire artrose

A

primair > idiopatisch en vaak oorzaak van combinatie van risicofactoren
secundair > oorzaak wel bekend, zoals trauma, misvorming of infectie

28
Q

bradyfrenie

A

traagheid vh denken

29
Q

betekenis auto immuunziekten

A

Auto-immuunziekten ontstaan doordat het immuunsysteem lichaamseigen cellen en stoffen als lichaamsvreemd ziet. Het lichaam gaat dan antistoffen tegen de eigen weefsels vormen

30
Q

rhino virus

A

aandoeningen aan de luchtwegen van mensen en dieren,

waaronder verkoudheid

31
Q

varicella

A

één van de 8 herpesvirussen. Het veroorzaakt bij kinderen

vaak waterpokken en bij volwassen gordelroos en postherpetische neuralgie

32
Q

rota virus

A

vooral bij jonge kinderen overgeven en diarree veroorzaakt. Besmetting wordt overgebracht door contact met ontlasting of met braaksel, is
overdraagbaar door handcontact.

33
Q

papilloma

A

abnormale celgroei van huid en slijmvliezen teweegbrengen en zijn veroorzakers van wratten.