Past Participles Flashcards
0
Q
Boeken
A
Geboekt (Booked - as in reservation)
1
Q
Hebben
A
Gehad (Had)
2
Q
Zijn [z]
A
Geweest (was, were)
3
Q
Sluiten
A
Gesloten (Closed)
4
Q
Doen
A
Gedaan (Done)
5
Q
Zien
A
Gezien (Seen)
6
Q
Bezoeken
A
Bezocht (Visited)
7
Q
Wandelen [z & h]
A
Gewandeld (Walked, Strolled)
8
Q
Drinken
A
Gedronken (Drunk)
9
Q
Bevallen [z]
A
Bevallen (Pleased)
10
Q
Maken
A
Gemaakt (Made)
11
Q
Ontmoeten
A
Ontmoet (met)
12
Q
Bestellen
A
Besteld (ordered)
13
Q
Herhalen
A
Herhaald (repeated)
14
Q
Vertellen
A
Verteld (told)
15
Q
Erkennen
A
Erkend (Reconized / Admitted)
16
Q
Geloven
A
Geloofd (believed)
17
Q
Praten
A
Gepraat (talked)