partim Bar-On Flashcards
1
Q
algemeen motorische controle
A
- motorisch gedrag = combinatie van actie, perceptie & cognitie
- integratie van zintuigelijke informatie
- bepalen van juiste spierkrachten & gewrichtsactivatie
- samen werking van CZS nodig - verdere verdeling
- actie = mobiliteit, houding & manipulatie
- perceptie = regulatorisch & non-
- cognitie = sensoriek & actie
2
Q
verschillende niveau’s van motorische controle
A
- discreet vs continuous
- discreet = begin & einde
- continuous = onbekend - closed vs open
- closed = voorspelbare of stilstaande omgeving
- open = bewegelijk - stability vs mobility
- stability = stabiel platform vb: staand
- mobility = bewegend platform vb: lopen - manipulation vs non-manipulation
- manipulation = bovenste lidmaat gebruiken
- non-manipulation = /
3
Q
reflex theorie
A
- structuur van reflex
- receptor
- conductor
- effector
–> vorming van reflex boog - gecombineerde actie
- complex gedrag = alle individuele reflexen koppelen
- gedrag “voorspellen” als therapeut
–> + versterken / verminderen - limitaties
- activatie door externe stimulus nodig
–> er vinden bewegingen plaats met afwezigheid van zintuigelijke stimulus
- geen verklaring voor snelle bewegingen
- geen verklaring voor verschillende soorten reacties
- geen verklaring voor productie van nieuwe bewegingen
4
Q
hiërachische theorie
A
- top-down controle
- elk hoger niveau voert controle uit op niveau er odner
- verticaal = geen kruisting van controle lijnen & nooit bottom-up - reflexen
- gecontroleerd door hogere corticale centra
- corticale schade = optreden van nieuwe reflexen - ontwikkeling
- verklaren van ontwikkeling kinderen & volwassenen
- rijping van corticale centra
5
Q
neuromaturational theory of development
A
= ongeveer zelfde als hiërarchische theorie maar dan gefocust op ontwikkeling
- ontwikkeling
- = centralisatie van CZS
- hoger niveau van controle over reflexen
- elk niveau kan inwerken op een ander niveau
–> af van taak - reflexen
- belangerijk bepalende factor voor motorische controle
- maar ook andere sytemen!
6
Q
central motor patterns
A
- motorische programma’s
- activatie door sensorische input = reflex
- of centrale processen = willekeurig
- central pattern generators = zelforganiserende neurale circuits
–> productie van ritmische outputs - motor synergies
- groepen spieren
- programmatie om samen te activeren
- adaptief
–> verschillende spieren maken deel uit van meerdere synergiëen - gebruik
- ophalen uit geheugen & aanpassen aan situaties
- relaties leren tussen: initiële condities, motorische commandos, sensorisch <-> motorisch
7
Q
systems theory
A
- systems theory
- eerste niveau = tonus door ruggenmerg
- tweede = synergiën door hersenbasis
- derde = ruimte door opische, acoustische & sensorieke invloeden
–> controle door pyramidale systemen
- vierde = acties door frontale cortex - dynamic systems theory
- niet-lineair gedrag
- output niet proportioneel met imput - variabiliteit
- variën = verzwaren, veranderen & verbinden
–> makkelijke produceren van motorische programma’s
8
Q
ecologische theorie
A
- perceptie
- omgeving = drijvende kracht van motorische bewegingen
- vereisen van perceptuele informatie
–> specifiek voor gewenste & doelgerichte actie
9
Q
nature vs nurture
A
- nature
- volledige ontwikkeling ligt genetisch al vast
- ontwikkeling is enkel rijping - nuture
- volledige ontwikkeling is leren
- alle factoren beïnvloeden ontwikkeling
werkelijk = combinatie
–> aandeel van factoren ??
10
Q
ontwikkeling van motorische controle
A
- motorische vaardigheid
- cognitie gebruiken
- spieren & ledematen activeren & coördineren
- leren bewegen van lichaam - onderdelen
- posturale controle
- mobiliteit
- BL functie = manipulaties
–> gelijktijdig process
11
Q
veranderingen in motorische controle
A
= reflex/hierarchie theorie
- eerste bewegingen = zuiver subcorticaal
- dag 10 = neocortex wordt prikkelbaar = onhandig & gegeneraliseerde bewegingen vb: imiterend & expressief gedrag
- 8 weken = andere spierreacties op eerste keer nieuwe externe prikkel
- 9 weken = andere spontane bewegingen door rijping van medulla oblongata
- 3 maand = regressie van primitieve babyreacties
- 6 maand
- verdwijnen van alle reacties met subcorticale centra
- zuigen = 5maand
- grijpen = 6 maand
- onstaan van diepe pees reflex
12
Q
oudere grove motorische mijlpalen
A
- 2 jaar
- tegen bal trappen
- trap op & af lopen - 3 jaar
- beklimmen van treden met wisselende voeten
- brede sprongen - 4 jaar
- huppelen op 1 voet - 5 jaar
- huppelen
- hak-op-de-tak lopen - 6 jaar
- evenwicht op 1 voet voor 6 seconden - variatie
- stappen overslaan & terugkeren is normaal
- culturele & historische verschillen
- motivatie & dagelijkse verschillen
13
Q
ontwikkeling volgen systeem theorie
A
- ontwikkeling
- interactie tussen neuronale & MMS systemen
- ontwikkeling van motorische coördinatie, individuele sensorische systemen, sensorische strategiën voor organisatie & cognitieve middelen - verschil met reflex theorie
- proactieve, reactieve & adaptieve aspecten
- CZS is evenbelangerijk als ervaring & omgeving
14
Q
ontwikkeling bij general movement theorie
A
- soorten beweging
- algemene bewegingen van foetale leeftijd tot 6maand
- hele lichaam betrokken in variabele volgorde - ontwikkeling
- toename van snelheid, vloeindheid of coördinatie
- aanweizgheid als marker van ontwikkeling neurologische stand
15
Q
ontwikkeling van sensorische input
A
- visie
- visuele oriëntatie aanwezig vanaf geboorte
- kinderen van 60uur oud kunnen hoofd richten naar aandachtspunt
- blinde kinderen = verdwijnen van hoofdoriëntatie na 10 maand - vestibulaire ontwikkeling
- genetisch geprogrammeerd
- ontwikkeling is afh van vestibulaire & visuele inputs
- kinderen met tekorten = problemen hersenrepresentaties van lichaamsdelen tov elkaar of omgeving - somatosensorische ontwikkeling
- 3 maand = primaire somatosensorische corticale circuits
- vervangen van spontane bewegingen door doelgerichte bewegingen