pagina 148 Flashcards
1
Q
aangenaam
A
agréable
2
Q
autoritaire
A
autoritaire
3
Q
babbelachtig
A
bavard(e)
4
Q
moedig
A
courageux, courageuse
5
Q
creatief
A
créatif, créative
6
Q
nieuwsgierig
A
curieux, curieuse
7
Q
verstrooid
A
distrait(e)
8
Q
dynamisch
A
dynamique
9
Q
boos / kwaad
A
fâché(e)
10
Q
vrijgevig
A
généreux, généreuse
11
Q
eerlijk
A
honnête
12
Q
jaloers
A
jaloux, jalouse
13
Q
optimistisch
A
optimiste
14
Q
lui
A
paresseux, paresseuse
15
Q
(on)geduldig
A
(im)patient(e)
16
Q
pessimistisch
A
pessimiste
17
Q
sociaal
A
sociable
18
Q
het schoonheidsvlekje
A
le grain de beauté
19
Q
het litteken
A
la cicatrice
20
Q
de lens
A
la lentille
21
Q
het flapoor
A
l’oreille décollée (f)
22
Q
het sproetje
A
la tache de rousseur
23
Q
de huid
A
la peau
24
Q
vierkantig
A
carré(e)
25
bros
en brosse
26
sluik
raide
27
roodharig
roux, rousse
28
beschrijven
décrire
29
overeenkomen met
s’entendre avec
30
lijken op
ressembler à
31
lijken, schijnen
sembler
