14 CR woorden Flashcards
1
Q
uitleggen
A
expliquer
2
Q
aanvaarden
A
accepter
3
Q
bezet / niet vrij
A
occupé(e)
4
Q
op het einde van
A
Au bout de
5
Q
met veel plezier
A
Avec grand plaisir
6
Q
Graag gedaan. (1)
A
De rien.
7
Q
Sorry / Het spijt me (1)
A
Desolé(e)
8
Q
Graag gedaan. (2)
A
Il n’y a pas de quoi.
9
Q
Sorry / Het spijt me (2)
A
Je regrette
10
Q
tot aan
A
jusqu’au
11
Q
Inderdaad.
A
Tout à fait.
12
Q
dichtbij
A
tout près
13
Q
Graag!
A
Volontiers!