Pad analyse Flashcards

1
Q

verschil pad analyse en eerdere multipele regressie analyse

A

eerst: DIRECTE effecten van onafhankelijke variabelen

nu: ook indirecte effecten, schijneffecten en onbekende effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het totale causale effect van Xi op Y

A

de som van alle effecten
vb. indirect + indirect + indirect

direct + direct + direct
etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de ‘tracing rule’

A

“The correlation between Xi and Xj equals the sum of the product of all the path coefficients obtained from each of the possibletracings between Xi and Xj. The set of tracings includes all possible routes from Xi to Xj with the exception of
a) the same variable is not entered twice and
b) a variable is not entered through an arrowhead and left through an arrowhead”

Je mag op elke mogelijke manier van de ene naar de andere variabelen gaan
- Je mag niet twee keer dezelfde variabele in hetzelfde pad tegenkomen
- X1 → X2 ←X3 mag ook niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is pad analyse

A

analyses van meerdere regressievergelijkingen combineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

exogene vs endogene variabelen

A

Exogene
- wordt niet verklaard door in het model voorkomende variabelen
- vind oorsprong buiten het model
- variabele is ALTIJD onafhankelijk

endogene
- wordt verklaard door de in het model voorkomende variabelen
- vind oorsprong binnen het model
- kan zowel afhankelijk als onafhankelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

recursief vs non-recursief model

A

recursief: alle paden gaan maar één kant op

non-recursief: paden gaan twee kanten op
X1 veroorzaakt X2
X2 veroorzaakt X3
X3 veroorzaakt X1

dus X1 indirect oorzaak X3
–> gaat tegen de ‘tracing rules’ in ( variabele mag niet twee keer voorkomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de 4 soort mogelijke effecten in een padmodel

A
  1. direct effect X–>Y
  2. indirect effect X1–> X2 –> Y
  3. schijnsamenhang X1<– X2 –> Y
  4. onbekend effect X1 <—> X2 –> Y
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschil totale causale effect en gereproduceerde correlatie

A

Totale causatie = directe + indirecte effecten

gereproduceerde correlatie = som van directe, indirecte, schijnsamenhang en onbekende effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de stappen van het vaststellen van een mediatie effect?

A
  1. laten zien dat X en Y überhaupt met elkaar correleren
  2. laat zien dat de causale variabele correleerd met de mediator
  3. laat zien dat de mediater effect heeft op de Y
  4. als de mediater volledig is, moet het effect van x op y na controle van M 0 zijn –> zo niet? partial mediation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de sobel-test

A

test de significantie van het mediatie-effect
–> uitgevoerd met de ONgestandaardiseerde regressiecoëfficiënt en de bijbehorende standaardfout (SEs) (omdat je gebruik maakt van de SEs moet je dus de ongestandaardiseerde versie gebruiken)

MAAR: erg conservatief
betere methode: bootstrapping en bepalen betrouwbaarheidsinterval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe toetsen met sobel-test

A
  1. bereken de z van de sobel test
  2. dmv significantie niveau bekijk de Zcritical value
  3. vergelijk Z en Zcv voor significantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn onbekende effecten

A

effecten die via X1 en X2 lopen –> correlatie , geen richting van de pijl
aangegeven met r

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly