Paarden termen Flashcards
domesticatie
het proces waarmee de mensen de eigenschappen van dieren en planten zo verandert dat ze aangepast raken aan het leven van de mens en in de dienst van de mens leven
Tarpan
een intermediair type tussen het groot lymfatisch woudpaard in Europa en het mongools wild steppenpaard in Midden-Azië
signalement
een ondubbelzinnige, uitwendige beschrijving van een paard, waaraan het paard herkend kan worden. Je benadrukt zeer typische kenmerken van het individu
Hippometrie
mensen die uitgebreide beschrijvingen van het paard maken
GROHKAD
Geslacht en naam, Ras of bloed- of gebruikstype, Hoogte, Ouderdom, Kleur, Aftekeningen en bijzondere tekens, Datum, naam en handtekening vd schetser
Geslacht en naam
Naam: voluit uitgeschreven met zijn stamboeknummer erbij.
Geslacht: voluit uitgeschreven (Hengst, ruin, merrie, faul, felli)
Ras of bloed- of gebruikstype
Soort: paard, ezel, muildier, muilezel
Ras: Stamboom
Bloed of gebruikstype: volbloed, warmbloed, koudbloed
Hoogte
gemeten in de schoftstreek bij het volwassen paard dat vierkant op een harde effen bodem staat.
Pony
< 148cm
Cob/dubbele pony
+/- 150 cm
Middelmatig paard
155-160 cm
groot paard
> 160cm
Ouderdom
De handelswaarde van een paard wordt door zijn ouderdom bepaald het neemt toe van 0 tot 5 jaar en daarna weer af.
Stamboek
de burgerlijke stand van het paard in functie van het ras
Veulens
hoogbenig, mollige vormen wigvormig hoof, onopvallende schoft en korte, wollige maan- en staartharen
Oudere paarden
Hoekiger door verminderd spiervolume, rimpelige slecht gesloten lippen, diepgelegen aars bezet met diepe groeven, afhangende oogleden, diepe oogboogkuilen en droge en ruwe hoeven
Snijtanden
Voor in de mond, omdat ze dienen voor het grijpen en afsnijden van plantaardig voedsel
Haaktanden
tussen de snijtanden en maaltanden. In de lagen, maar ze zijn niet altijd aanwezig. Onderaan staan d tanden iets meer naar voren dan bovenaan.
Kiezen
zijn zijdelings en diep in de kaken ingeplant om het voedsel fijn te malen. Premolaren: de kiezen die worden gewisseld. Molaren: kiezen die na de wisseling meteen zonder wisseling erbij komen als volwassen tanden. De blijvende kiezen hebben lange wortels en een korte kroon. De van buiten naar binnen lopende wrijfvlakken zijn voorzien van kammen en de bovenkiezen zijn iets breder dan de onderkiezen
lagen
het gebied tussen de kiezen en de snijtanden in.
kroon
het deel dat in de mondholte uitsteekt
wortel
het deel dat in het kaakbeen vastzit
tandhals
de overgang tussen de wortel en de kroon, waarop het tandvlees zit vastgehecht
dentine
geelachtig-wit tandbeen
glazuur
een glanzend witte substantie die voor de tanderuptie gevormd wordt en een laag rondom de dentine vormt
cement
de buitenste laag van de gehele tand (ook in de kroonholte) en is geel gekleurd
kroonholte
een spleetvormige uitholling die bij jonge paarden goed te zien is
glazuurkegel
een ophoping van glazuur op de bodem van de kroonholte
pulpaholte
een holte vanuit de wortel tot diep in de kroon waar er bloedvaten en zenuwen bevinden
tandster
donkergekleurde, secundaire dentine die ontstaat doordat het slijtvlak van de snijtand afslijt. De glazuurkegel moet dan nog aanwezig zijn. Het heeft de vorm van een langwerpige streep evenwijdig lopende met de voorrand van de wrijfvlakte
isodontie
als de tandformules van de boven- en onderkaak identiek zijn
Anisodontie
als de tandformules van de boven- en onderkaak niet identiek zijn
tandkiemen
het beginsel van een volwassen tand
haak/échancrure
een haak die ontstaat op I3 van de bovenkaak
tandboog
de vorm van hoe tanden in de kaak staan
strekken van de snijtanden
hoe ouder een paard wordt, hoe meer de tanden naar voren gaan staan
Groef van Galvayne
een groef verticaal ontstaat op de I3 van de bovenkaak
apex
een driehoekig uitsteeksel aan de tand
wolfskies
de P1 kies die bij sommige paarden wel doorkomt en bij andere niet
Twijfelaar
een paard bij wie de tanden niet tijdig gevuld zijn
Valse twijfelaar
een paard bij wie de kroonholtebodems abnormaal lang blijven staan
schaargebit
ontstaat door scheefstaande tanden
snoeksgebit/onderbijten
als de onderkaak langer is dan de bovenkaak
varkensgebit/overbijten
als de onderkaak korter is dan de bovenkaak
Basis bruin
Bruinrode haren zijn vermengd met zwarte, zodat de kleur kan variëren tussen lichtrood en donkerbruin.
lichtbruin
geelrode vacht, soms geappeld, soms samengaand met een veel lichter gekleurde buik
kersenbruin
roodbruin
donkerbruin
gewoon bruin alleen dan een tint donkerder
kastanjebruin
donkerbruin met veel glans, meestal samen met appeling
zwartbruin
een bijna volledig zwarte vacht met vooral gekleurde haren in de flanken, liesplooi en op de neusrug en/of de snuit
kopersnuit/vossenneus
een anders gekleurde neusrug en/of snuit
valk
1x verdund bruin. zand- tot bruingeel haarkleed, maar het behang blijft onveranderd zwart
Perlino
2x verdund bruin. uiterst bleek haarkleed (bijna wit) met nog een bruine schijn en bleker behang
basis vos
geelrode tot bruine haren, met veel kleurschakeringen (van bleekgeel over rood en bruin tot bijna zwart met een rossige gloed) behang nooit zwart!
chestnut
Vos waarbij het behang een donkerdere/dezelfde kleur heeft als de vacht
Sorrel
Vos waarbij het behang veel lichter/gewassen is dan de vacht
lichtvos/bleekvos
geelachtige tot geelrode vacht, meestal samengaand met een blekere buik en lichter tot vlaskleurig behang
goudvos
donkervos haarkleed, meestal met donker behang en soms met een grauwe weerschijn
kopervos
donkervos met veel glans
zweetvos
donkervos, grauwrood met veel glan, geappeld en met gewassen behang
geappeld
een kringenpatroon van ander gekleurde haren in de vacht
koolvos
gebrande koffie kleur op de vacht, soms bijna zwart maar de beenuiteinden kunnen een bronzen glans hebben. De manen zijn sorrel.
Isabel
1x verdund vos. Lichtgeel tot geel-oranje tot lichte vos-achtig haarkleed (geen lichte buik) met verbleekt behang
palamino
bleekgouden haarkleed met wit behang
cremello
2x verdund vos. Nog bleker dan isabel. bijna wit.
basis zwart
het volledige haarkleed is zwart, dus ook de neus, snuit, flanken en liesstreek.
gitzwart
blijvend diepzwart, steeds met veel glans en vaak met appeling. onafhankelijk van seizoensinvloeden
koolzwart/zomerzwart
dofzwart zonder glans, in de zomer vaak wat bruiner
vaalzwart
dofzwart met donkerder zwart behang en met meestal een rossige weerschijn die niet verandert in de zomer
donker muisvaal (Smoky)
1x verdund zwart. een grijsblauwe glans met rossige weerschijn
bleek muisvaal (silver smoky)
2x verdund zwart. Blekere variant van donker muisvaal
grijs/veranderlijk schimmel
een donker geboren paard dat in de loop van de tijd steeds grijzer/witter wordt. Het paard is helemaal wit, behalve de neusstreek, oogranden, geslachtsdelen, de huid en soms de toppen van het behang
geappelde grijsschimmel
een veranderlijke schimmel die nog grijs is en appeling heeft
witschimmel
een volledig wit paar (op neusstreek, oogranden en geslachtsdelen na) zonder appeling