p 23 Flashcards
educere
educo
naar buiten brengen, opvoeden
tollere
tollo
opheffen, wegnemen
orare
oro
versieren, in orde brengen
confidere
confido
+DAT
vertrouwen
audēre
audeo
ausus sum
durven
praestare
praesto
geven, tonen
videri
videor
+DAT
schijnen
vitare
vito
vermijden
claudere
claudo
sluiten
tradere
trado
overhandigen, toevertrouwen, overleveren
retinere
retineo
tegenhouden, behouden
transire
transeo
oversteken
ferre
fero
tuli, latum
brengen, dragen, meenemen
adesse
adsum
aanwezig zijn, helpen
relinquere
relinquo
achterlaten, verlaten
considêre
consido
gaan zitten
venire
venio
komen
tenere
teneo
houden, vasthouden
putare
puto
menen
deesse
desum
ontbreken, in de steek laten
omittere
omitto
opgeven
differre
differo
verspreiden, uitstellen, verschillen
continēre
contineo
vasthouden, omvatten
cernêre
cerno
in het oog krijgen, zien