Ontwikkelingstaken Flashcards
1
Q
Wat zijn de ontwikkelingstaken van de foetale periode?
A
lichamelijke ontwikkeling: snelle groei en ontwikkeling van organen en lichaamstructuren. de hersenen ontwikkelen zich, en zingtuigen beginnen te functioneren
ontwikkelingstaak: basisvoorbereiding van het lichaam en hersenen voor het leven buiten de baarmoeder zoals de eerste ademhaling en het verwerken van zintuigelijke prikkels.
2
Q
lichamelijke ontwikkeling
A
- Babyfase (0-1 jaar)
* Lichamelijke ontwikkeling: Snelle groei in lengte en gewicht, ontwikkeling van motorische vaardigheden (omrollen, zitten, kruipen, staan). - peuter en kleutertijd (2-4)
* Lichamelijke ontwikkeling: Ontwikkeling van grove en fijne motoriek (rennen, klimmen, tekenen). - basischool leeftijd
* Lichamelijke ontwikkeling: Grotere lichamelijke coördinatie en behendigheid, tanden wisselen, groei in lengte en kracht. - tieners
* Lichamelijke ontwikkeling: Start van de puberteit, lichamelijke veranderingen zoals groei van geslachtskenmerken, stemverandering. - adolescentie
* Lichamelijke ontwikkeling: Volwassen lichamelijke functies en seksuele volwassenheid bereikt.
3
Q
cognitieve ontwikkeling
A
- Voor de geboorte: -
- Babyfase (0-1 jaar):
Begin van objectpermanentie (besef dat objecten blijven bestaan, zelfs als ze uit zicht zijn) - Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar: Symbolisch denken onstaat, kinderen kunnen zich voorstellen dat dingen er zijn zonder ze direct te zien.
- Basisschoolleeftijd (4-12 jaar): Logisch denken ontwikkeld zich, kinderen kunnen classificeren, ordenen en eenvoudige problemen oplossen.
- Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar): Ontwikkeling van absract en hypothetisch denken begint.
- Late adolescentie (15-18 jaar): Verdere verfijning van het abstracte en kritische denken; meer inzicht in eigen en andermans gevoelens en motieven.
4
Q
Seksuele ontwikkeling
A
- Voor de geboorte: -
- Babyfase (0-1 jaar): De ontwikkekling van basiszintuigen en lichaamsbewustzijn met focus op het comfort van aanraking.
- Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar: Ontdekken van het eigen lichaam, nieuwsgierigheid naar verschillen tussen geslachten.
- Basisschoolleeftijd (4-12 jaar): Bewustwording van geslachtverschillen, nieuwsgierigheid en vroege vorming van genderidentiteit.
- Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar): Begin van seksuele aantrekking en interesse in romantische relaties, experimenteren met seksualiteit.
- Late adolescentie (15 – 18 jaar): Versterking van seksuele identiteit en romantische relaties; vaak eerste serieuze relaties.
5
Q
Sociaal - emotionele ontwikkeling
A
- Voor de geboorte: /
- Babyfase (0-1 jaar): Vorming van een veilige gehechtheid met primaire verzorgers
- Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar: Ontwikkeling van autonomie en zelfvertrouwen, het kind wil onafhankelijk zijn.
- Basisschoolleeftijd (4-12 jaar): Groepsvorming en vriendschappen worden belangrijk; kinderen leren zich aan te passen aan groepsnormen.
- Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar): Identiteitsvorming begint; druk van leeftijdsgenoten en behoefte aan onafhankelijkheid van ouders groeit
- Late adolescentie (15 – 18 jaar): zoektocht naar persoonlijke waarden, overtuigingen en stabielere indentiteit
- Vroege volwassenheid (18-25 jaar): Verdieping van interpersoonlijke relaties; streven naar intimiteit en partnerschap.
6
Q
morele ontwikkeling
A
- Babyfase (0-1 jaar): : Nog geen moreel besef, het kind reageert vooral op behoeften en basisbehoeften.
- Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar:
Begin van goed en fout leren door te reageren op regels en discipline (Kohlberg’s preconventionele fase). - Basisschoolleeftijd (4-12 jaar): Gehoorzaamheid aan regels en sociaal geaccepteerd gedrag worden belangrijk (Kohlberg’s conventionele fase).
- Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar):
Gevoel van rechtvaardigheid en de rol van sociale regels worden belangrijker. - Late adolescentie (15 – 18 jaar):
Inzicht in eigen waarden en ethiek, vaak minder beïnvloedbaar door groepsdruk. - Vroege volwassenheid (18-25 jaar):
Ontwikkeling van een persoonlijke ethiek en levensfilosofie; vaak sterkere focus op eigen normen en waarden.
7
Q
ontwikkelingstaak
A
- Babyfase (0-1 jaar):
Hechting vormen met verzorgers, leren om een basisgevoel van vertrouwen en veiligheid op te bouwen. - Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar:
Zelfstandigheid ontwikkelen en basisregels begrijpen. - Basisschoolleeftijd (4-12 jaar):
Vaardigheden en competenties ontwikkelen, leren samenwerken en presteren. - Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar):
Vaardigheden en competenties ontwikkelen, leren samenwerken en presteren. - Late adolescentie (15 – 18 jaar):
Autonomie ontwikkelen en eigen identiteit vormen. - Vroege volwassenheid (18-25 jaar):
Stabiele relaties vormen, verantwoordelijkheden in werk en relaties aangaan.
8
Q
A
9
Q
A