Ontwikkelingstaken Flashcards

1
Q

Wat zijn de ontwikkelingstaken van de foetale periode?

A

lichamelijke ontwikkeling: snelle groei en ontwikkeling van organen en lichaamstructuren. de hersenen ontwikkelen zich, en zingtuigen beginnen te functioneren

ontwikkelingstaak: basisvoorbereiding van het lichaam en hersenen voor het leven buiten de baarmoeder zoals de eerste ademhaling en het verwerken van zintuigelijke prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lichamelijke ontwikkeling

A
  1. Babyfase (0-1 jaar)
    * Lichamelijke ontwikkeling: Snelle groei in lengte en gewicht, ontwikkeling van motorische vaardigheden (omrollen, zitten, kruipen, staan).
  2. peuter en kleutertijd (2-4)
    * Lichamelijke ontwikkeling: Ontwikkeling van grove en fijne motoriek (rennen, klimmen, tekenen).
  3. basischool leeftijd
    * Lichamelijke ontwikkeling: Grotere lichamelijke coördinatie en behendigheid, tanden wisselen, groei in lengte en kracht.
  4. tieners
    * Lichamelijke ontwikkeling: Start van de puberteit, lichamelijke veranderingen zoals groei van geslachtskenmerken, stemverandering.
  5. adolescentie
    * Lichamelijke ontwikkeling: Volwassen lichamelijke functies en seksuele volwassenheid bereikt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cognitieve ontwikkeling

A
  1. Voor de geboorte: -
  2. Babyfase (0-1 jaar):
    Begin van objectpermanentie (besef dat objecten blijven bestaan, zelfs als ze uit zicht zijn)
  3. Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar: Symbolisch denken onstaat, kinderen kunnen zich voorstellen dat dingen er zijn zonder ze direct te zien.
  4. Basisschoolleeftijd (4-12 jaar): Logisch denken ontwikkeld zich, kinderen kunnen classificeren, ordenen en eenvoudige problemen oplossen.
  5. Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar): Ontwikkeling van absract en hypothetisch denken begint.
  6. Late adolescentie (15-18 jaar): Verdere verfijning van het abstracte en kritische denken; meer inzicht in eigen en andermans gevoelens en motieven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Seksuele ontwikkeling

A
  1. Voor de geboorte: -
  2. Babyfase (0-1 jaar): De ontwikkekling van basiszintuigen en lichaamsbewustzijn met focus op het comfort van aanraking.
  3. Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar: Ontdekken van het eigen lichaam, nieuwsgierigheid naar verschillen tussen geslachten.
  4. Basisschoolleeftijd (4-12 jaar): Bewustwording van geslachtverschillen, nieuwsgierigheid en vroege vorming van genderidentiteit.
  5. Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar): Begin van seksuele aantrekking en interesse in romantische relaties, experimenteren met seksualiteit.
  6. Late adolescentie (15 – 18 jaar): Versterking van seksuele identiteit en romantische relaties; vaak eerste serieuze relaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociaal - emotionele ontwikkeling

A
  1. Voor de geboorte: /
  2. Babyfase (0-1 jaar): Vorming van een veilige gehechtheid met primaire verzorgers
  3. Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar: Ontwikkeling van autonomie en zelfvertrouwen, het kind wil onafhankelijk zijn.
  4. Basisschoolleeftijd (4-12 jaar): Groepsvorming en vriendschappen worden belangrijk; kinderen leren zich aan te passen aan groepsnormen.
  5. Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar): Identiteitsvorming begint; druk van leeftijdsgenoten en behoefte aan onafhankelijkheid van ouders groeit
  6. Late adolescentie (15 – 18 jaar): zoektocht naar persoonlijke waarden, overtuigingen en stabielere indentiteit
  7. Vroege volwassenheid (18-25 jaar): Verdieping van interpersoonlijke relaties; streven naar intimiteit en partnerschap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

morele ontwikkeling

A
  1. Babyfase (0-1 jaar): : Nog geen moreel besef, het kind reageert vooral op behoeften en basisbehoeften.
  2. Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar:
    Begin van goed en fout leren door te reageren op regels en discipline (Kohlberg’s preconventionele fase).
  3. Basisschoolleeftijd (4-12 jaar): Gehoorzaamheid aan regels en sociaal geaccepteerd gedrag worden belangrijk (Kohlberg’s conventionele fase).
  4. Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar):
    Gevoel van rechtvaardigheid en de rol van sociale regels worden belangrijker.
  5. Late adolescentie (15 – 18 jaar):
    Inzicht in eigen waarden en ethiek, vaak minder beïnvloedbaar door groepsdruk.
  6. Vroege volwassenheid (18-25 jaar):
    Ontwikkeling van een persoonlijke ethiek en levensfilosofie; vaak sterkere focus op eigen normen en waarden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ontwikkelingstaak

A
  1. Babyfase (0-1 jaar):
    Hechting vormen met verzorgers, leren om een basisgevoel van vertrouwen en veiligheid op te bouwen.
  2. Peuter- en kleutertijd (1-4 jaar:
    Zelfstandigheid ontwikkelen en basisregels begrijpen.
  3. Basisschoolleeftijd (4-12 jaar):
    Vaardigheden en competenties ontwikkelen, leren samenwerken en presteren.
  4. Vroege adolescentie: (12 – 15 jaar):
    Vaardigheden en competenties ontwikkelen, leren samenwerken en presteren.
  5. Late adolescentie (15 – 18 jaar):
    Autonomie ontwikkelen en eigen identiteit vormen.
  6. Vroege volwassenheid (18-25 jaar):
    Stabiele relaties vormen, verantwoordelijkheden in werk en relaties aangaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly