onderzoeken/ projecten en een boek deel 3 intelligentie Flashcards
1
Q
wat verstaat men onder intelligentie ( Sternberg et al. 1981 )
A
- twee fasen:
- op verschillende plaatsen aan leken vragen om intelligente en onintelligente gedragingen op te noemen => lijst van 170 intelligentie en 80 onintelligente gedragingen
- anderen beoordelen deze gedragingen op a) intelligentie, algemeen b) schoolse intelligentie c) alledaagse intelligentie
=> factoranalyse
RESULTATEN:
=> 3 types van intelligentie
1) oplossen praktische problemen
2) verbale vaardigheden
3) sociale vaardigheden
=> dezelfde procedure gedaan bij experten => r=.80 -> mening experten en leken lijken op elkaar - experts voornamelijk nadruk op motivatie bij schoolse intelligentie
-leken vooral nadruk op sociale bij alledaagse intelligentie
=> relatief grote correlatie tussen 3 verschillende factoren (oblieke rotatie) -> impliceert dat er iets gemeenschappelijk zou kunnen zijn bij alle drie
2
Q
Genetic Studies of Genius
A
- OZV: veel stereotype beelden over hoofdbegaafdheid, klopt dit wel?
-> 1444 hoogbegaafde kinderen verzameld uit diverse scholen
-> volgde hun verdere loopbaan, sociaal- en gezinsleven
=> RESULTATEN - sociaal aangepast, gezond ( komaf stereotiep beeld )
- idem voor Follow-up studies
-> kritieken
3
Q
Skeels en Dye (1939)
A
- IQ van kinderen uit weeshuizen kan 20 à 30 punten stijgen, door kind voor 6 jaar in betere milieuomstandigheden te plaatsen
- affectieve deprivatie
4
Q
project follow through
A
- starten voor basisschool en in eerste jaren basisschool blijven volgen
- effectiviteitsstudie: 1000 (95% afro)-amerikanen die aan langdurig project deelnamen; programma van elke maanden tot 2 jaar
- begin (1962-1972): Stanford binet test -> 92
-1976: geen blijvende IQ-winst - WEL: gestegen schoolsucces in experimentele groep
5
Q
head start project
A
- VSA: president Johnson (1965)
- kinderen uit cultureel gedepriveerde milieus ‘kopstart’ geven tijdens zomervakantie voor start van eerste leerjaar
=> RESULTATEN
1) onmiddellijk na interventie scoren experimentele kinderen hoger
2) kort na start van eerste leerjaar halen controlekinderen hen snel in inzake inzake intelligentie
3) WEL effecten op motivatie en schoolspresteren
6
Q
Milwaukee project
A
- moeders met WAIS IQ van 75 met baby jonger dan 6 maanden
- 20 in experimentele conditie / 20 in experimentele conditie
- twee aspecten: a) voorprogramma voor moeder en b) programma voor kind in kinderdagverblijf
=> RESULTATEN - einde programma op 6 jaar: 21.4 IQ verschil
- 12-14jaar: IQ experimentele groep stabiel terwijl controlegroep stijgt
-> op 12 jaar was verschil 17.8 IQ en op 14 jaar verschil 9.9 IQ ( maar schoolse presteren even goed ) - andere metingen dan IQ ( zittenblijven, schoolse vordering ): soms gunstige effecten, soms niet
=> er lijk een blijvend ( maar dalend ) effect op IQ te bestaan
7
Q
Abecedarian project
A
- selectie op basis van risico-index ( inkomen ouder, SES,..)
- opdeling in experimentele en controle groep. Beide werden begeleid itv voeding, sociale services, health care,..
- programma gelijkaardig Milwaukee project
=> RESULTATEN - einde project op 5 jaar: verschil van 10 IQ
- Daarna 12 jaar: verschil van 5 IQ
=> er bestaan effecten maar die worden kleiner bij het begin van adolescentie
8
Q
studie 2017 recent onderzoek: game-based wiskundige spelletjes vanaf jonge leeftijd
A
- condities:
a) controlegroep kreeg sociale spelletjes
b) experimentele groep kreeg wiskundige spelletjes
=> RESULTATEN - kinderen met wiskundebehandeling doen het veel beter dan kinderen uit controlebehandeling; blijvende effecten
9
Q
the bell Curve ( Hernstein en Murray ) BOEK
A
- pijnpunten in samenleving blootleggen en oplossingen formuleren
- sterk biologisch gedetermineerde visie ( nature )
- gevonden groepsverschillen werden biologisch geïnterpreteerd
=> 6 impliciete assumpties
1) algemene intelligentiefactor
2) vele tests, maar IQ-tests de beste
3) IQ-scores = wat mensen ‘slimheid’ noemen
4)IQ-scores stabiel doorheen de tijd
5) als tets goed afgenomen, dan geen bias geslacht, ethniciteit,…
6) intelligentie en groepsverschillen in intelligentie erfelijk (50-80%)
=> 4 uitspraken gedaan
1) bovenaan: cognitieve elite
2) onderaan: sociale en economische problemen
3) Ras en IQ: asian VS (5) > white VS (15 ) > Afr Vs: 1 SD
4) implicaties voor sociale policy -> er is neerwaarste druk op IQ in de VS: lager IQ => meer kinderen => meer sociale problemen, want erfelijk
implicatie: mensen met lage intelligentie zijn deel van oorzaak van maatschappelijke problemen + interventies zullen weinig zin hebben want IQ grotendeels erfelijk