Onderwijsvisies Flashcards
Onvrede in het onderwijs (6)
gebrek aan duidelijke, gemeenschappelijke visie van wat de essentie van onderwijs is
vrees voor kwaliteitsverlies op alle niveaus
onvoldoende inspelen op economische behoeften
burn-out bij leerkrachten
therapeutisering van het onderwijs
problematiek van nieuwkomers: taalachterstand
visies op onderwijs (3)
premoderne
- autoritaire visie
- autoriteit verleent betekenis
- individu gedomineerd door traditie
moderne visie:
- verwerping traditie en autoriteit ten voordele van rede en wetenschap
- autonoom individu als enige bron van betekenis en waarheid
- staat los van cultuur
postmoderne visie:
- verwerping soevereine autonome individu
- alles is constructie, ieder zijn waarden en waarheden (subjectief)
- nadruk op emoties, intuïties, fragmentatie van ervaringen
onderwijs is waarde op zich (3)
niet direct te vinden in economisch nut of rol in maatschappelijke engineering
onderwijs is intrinsiek democratisch en emanciperen, intrinsiek vernieuwend
onderwijs trekt kinderen weg uit hun dagelijkse leefwereld om hen te confronteren met publieke zaak
wezen van de school (7)
plaats en tijd voor volwassen en jongere generatie om elkaar te ‘ont’-‘moeten’
culturele bagage is grondstof om wereld te vernieuwen
principiële intellectuele gelijkheid = uitgangspunt
‘vrije’ tijd, ‘speelruimte’ waar kennis om kennis, het kunnen om het kunnen belangrijk is
liefde voor het vak, leraar als liefhebber
les sluit niet aan bij leefwereld, doet de leefwereld vergeten
Tendensen in huidige onderwijs (3)
naturalisme
- natuurlijk leren versus schools leren
formalisme:
- hoogtechnologische maatschappij vergt ‘leren leren’ en leerheuristieken
- nadruk op organisatie en werkvormen
hyper-individualisme:
- adaptief of kindgericht onderwijs
- differentiëren
naturalisme (4)
denken in termen van aangeboren eigenschappen
natuurlijke vormen van leren versus schools leren:
- intrinsiek motiverend
- aansluiten bij dagelijkse ervaringen
- learning by doing
schoolse leren > culturele ontwikkelingen
- intrinsiek artificieel
cognitieve behoefte
ervaringsgericht onderwijs: opmerkingen (5)
niet uitgaan van de leefwereld van het kind, maar deze overstijgen
directe instructie is meer effectief
betrokkenheid als kindkenmerk
hoekenwerk en zelfsturing
- ondermijnt intrinsieke motivatie
- te weinig talige interactie met juf
welbevinden
formalisme (3)
nadruk op vorm van leren, eerder dan inhoud
‘kennis is snel verouderd’
- belangrijkste argument
- klemtoon op leren leren, heuristische zoekmethoden, creativiteit en kritisch denken
domeinspecificiteit van kennis
- wendbaarheid, creativiteit, kritisch denken zijn afhankelijk van kennis
- heel moeilijk om specifieke kennis te laten generaliseren naar andere domeinen
- aangeleerde procedure uit leren leren kan je niet zomaar toepassen in andere context
belang van organisatie- en werkvormen
- groepswerk, hoekenwerk, klassikaal
- vorm belangrijker dan inhoud
hyper-individualisme (5)
adaptief of kindgericht onderwijs
differentiëren als oplossing voor alle problemen
- convergente versus divergente differentiatie
- schendt gedachte van principiële intellectuele gelijkheid
twee empirische wetmatigheden:
- fundamentele wet van het onderwijs
- omgekeerd verband tussen gemiddelde en spreiding
gelijke kansen als individu tot norm verheven wordt?
labeling en therapeutisering van het onderwijs
welbevinden (6)
als noodzakelijke voorwaarde voor leren (stelling)
vermijden van ongemakken en frustraties:
- kwetsbaar maken
- verwenning
onzekerheden uitdrukken aan de hand van psychologisch jargon
emotionele educatie
gelukkig worden valt niet te leren
wel een goed gevoel geven over de wereld en het leven
welbevinden als noodzakelijke voorwaarde?
Maslow: eerst lagere behoeften bevredigen vooraleer de hogere aan bod kunnen komen –> is niet waar
cognitieve revolutie
- leren kan ook in moeilijke omstandigheden
- goed voelen is eerder gevolg van leren in plaats van voorwaarde
basismechanisme van leren is verwachtingsdiscrepatie:
- is niet een gelukzalig goed voelen
richten van de blik op de buitenwereld