Dyslexie Flashcards

1
Q

multifactorieel verklaringsmodel dyslexie (5)

A

fonologisch bewustzijn

letterkennis

benoemsnelheid

aandachtsfunctioneren

verwerkingssnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fonologisch deficit hypothese (5)

A

problemen met verwerken van fonologie als oorzaak van leesproblemen

problemen:

  • klankstructuur woorden niet goed verwerkt
  • niet alle klanken in woorden gedetecteerd
  • niet alle klanken gekoppeld aan juiste letters
  • fonologie van woord niet specifiek gekoppeld aan orthografie
  • woord kan niet snel herkend worden
  • terugvallen op langzaam decoderend lezen
  • fonologisch defect verklaart probleem in accuratesse en snelheid

relatief specifiek defect

ook taalontwikkeling steunt op fonologische processen, toch geen problemen in spraakontwikkeling bij dyslexie

niet alle individuen met dyslexie hebben een fonologisch defect, en vice versa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fonologisch bewustzijn (5)

A

kunnen herkennen en manipuleren van klankstructuur van woorden

voor leesonderwijs meten door:

  • rijmen
  • identificeren van begin- en eindklank

na leesonderwijs meten door:

  • klanken uit bestaande of niet-bestaande woorden weglaten
  • klanken uit bestaande of niet-bestaande woorden verwisselen van plaats
  • aandacht enkel gericht op klanken van woord

niet enkel accuratesse maar ook snelheid meenemen in onderzoek: sensitiever

fonologisch bewustzijn hangt samen met leesvaardigheid: specifieke risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verbaal korte termijn taak (4)

A

meten via non-woord repetitie taak:

  • reeks niet bestaande woorden herhalen
  • dyslectici < normale lezers
  • groot deel verschil verklaard door zwakkere mondelinge taalvaardigheid
  • non-woord repetitie vooral geassocieerd met dyslexie door comorbiditeit met taalontwikkelingsstoornis

onthouden en herhalen reeksen cijfers, letters, bestaande woorden

  • samenhang met leesvaardigheid
  • verdwijnt na controle voor andere fonologische vaardigheden

samenhang VKTG en LV waarschijnlijk gevolg van samenhang met fonologisch bewustzijn

–> geen specifieke risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

letterkennis

A

= snelheid waarmee letters aan klanken kunnen gekoppeld worden

aanvankelijke LV hangt sterk samen met letterkennis

ook op latere leeftijd blijft voorspellende waarde van letterkennis bestaan

letterkennis hangt samen met LV –> specifieke risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

snelbenoemen (6)

A

meten via rapid automatized naming:
- zo snel mogelijk opnoemen van set bekende symbolen

sterke samenhang snelbenoemen met LV

in transparante talen (koppeling letters-klanken eenvoudig) zelfs de sterkste voorspeller van LV

recent voorgesteld als indicator leesproces, eerder dan als voorspeller leesuitkomst

prestaties op verschillende soorten snelbenoemtaken geven inzicht in ontwikkeling leesproces

snelbenoemen en fonologisch bewustzijn: onafhankelijke risicofactoren voor dyslexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

visuele aandachtsspanne hypothese (2)

A

tekort in visuele aandachtsspanne:

  • aantal orthografische elementen dat in één oogopslag kan worden verwerkt
  • verklaring voor dyslexie: als niet alle letters binnen een woord tegelijkertijd kunnen waargenomen worden en verwerkt worden, kan het woord niet in zijn geheel herkend worden
  • woord stukje voor stukje verwerken is minder efficiënt dan woord in zijn geheel verwerken

VAS hangt samen met LV –> dyslectici vertonen tekort in VAS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bedenkingen visuele aandachtsspanne hypothese (2)

A

aard taak:
- letter-klank associaties, en dus fonologische vaardigheden kunnen een grote rol spelen in de prestaties op deze taak

–> sterke twijfel over VAS als risicofactor voor dyslexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

defect in impliciet volgorde leren (3)

A

probleem met impliciet leren van volgorde informatie als oorzaak van dyslexie:

  • leren lezen steunt op onthouden van letters en klanken in bepaalde volgorde
  • leesontwikkeling gebeurt grotendeels impliciet

3 causale hypothesen die aansluiten bij dit idee:

  • defect in opslaan van volgorde informatie van KTG naar LTG (niet gevonden)
  • defect in opslaan van volgorde informatie in KTG (niet gevonden)
  • defect van opslaan van impliciete volgorde informatie (niet gevonden)

–> impliciet volgorde leren geen specifieke risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

theoretische modellen van lezen (3)

A

standaardmodel

interactieve-activatiemodel

connectionistisch model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

standaardmodel (2)

A

primair proces: lexicale route:

  • vroege visuele processen –> orthografische representatie –> lexicale representatie
  • rechtstreekse associatie tussen spelling en verklanking en betekenis woord
  • reeds gekende woorden + uitzonderingswoorden
  • vlotte lezers

secundair proces:

  • vroege visuele processen –> orthografische representatie –> fonologische representatie –> lexicale representatie
  • GPC-regels
  • grafemen worden omgezet naar fonemen
  • onbekende en laagfrequente woorden + pseudowoorden
  • beginnende lezers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

evidentie standaardmodel: argumenten voor bestaan niet-lexicale (secundaire route)

A

lezen van pseudowoorden hierdoor mogelijk:

  • lezer is staat om woord te decoderen zonder gebruik te maken van lexicale kennis
  • moet dus een mechanisme voor bestaan

regelmatigheidseffect:

  • regelmatige woorden sneller benoemd dan uitzonderingswoorden
  • makkelijk te lezen aan de hand van GPC-regels

oppervlaktedyslexie:

  • verworven dyslexie na hersenletsel
  • regelmatige woorden beter gelezen dan uitzonderingswoorden
  • lexicale route verstoord, niet-lexiale route intact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

evidentie standaardmodel: argumenten voor bestaan lexicale route

A

lezen van uitzonderingswoorden

logografen en homofonen

woordsuperioriteitseffect: woorden vlotter verwerkt dan betekenisloze woorden:
- letters in een woord sneller herkend dan in een betekenisloos woord
- woord benoemen sneller dan betekenisloos woord benoemen

woordfrequentie-effect:
- hoogfrequente woorden sneller verwerkt dan laagfrequente

diepte-dyslexie:

  • verworven na hersenletsel
  • meer moeite met lezen van betekenisloos woord
  • benoemde woord vaak semantisch verwant met gespelde woord
  • inhoudswoorden en concrete woorden beter gelezen dan functiewoorden
  • defect in niet-lexicale route, lexicale route intact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beperkingen standaardmodel

A

volledig bottom-up: alle informatie van het geschreven woord naar het verklankte woord

woordsuperioriteiseffect:
- moeilijk te verklaren zonder top-down processen
- woorden sneller lezen dan nonsenswoorden: juiste route kiezen
- letter-in-woord-effect en pseudowoordsuperioriteitseffect: moeilijker te verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

interactieve-activatiemodel (5)

A

woordkennis speelt een rol

woorden opgebouwd uit letters, letters bestaan uit bepaalde kenmerken (=units)

drie niveaus in model:

  • woordniveau
  • letterniveau
  • kenmerkniveau

informatie stroomt van onder naar boven en omgekeerd

bottom-up en top-down effecten:

  • bottom-up: per letter worden verschillende units geactiveerd door visuele input
  • hoe meer units passen bij een bepaalde letter, hoe sterker de letter geactiveerd wordt
  • top-down: van woord dat herkend wordt door bottom-up, wordt informatie teruggestuurd en worden letters en kenmerken sterker geactiveerd (bevestiging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

interactieve-activatiemodel: simulatiestudies (3)

A

woordsuperioriteitseffect verklaard door feedbacklus:
- feedbacklus van top-down zorgt voor extra voorkennis over gekende woorden, waardoor je woorden die je al meer gelezen hebt sneller herkent

woordfrequentie-effect verklaard:
- elke unit in netwerk heeft bepaalde basisactivatie

woord met fout in kan nog steeds gelezen worden:
- letter heeft kenmerken die overeenkomt met verschillende letters –> door feedbacklus kan woord toch gelezen worden

17
Q

connectionistisch model (2)

A

fonologische mediatietheorie:
- twee belangrijke eigenschappen: covariaat leren, zelfconsistentie

fonologische codering domineert woordherkenning

18
Q

leesontwikkelingstheorieën: soorten (2)

A

stage-based theorieën

  • fonologisch decoderen fase vooraf aan orthografische fase
  • manier waarop woord gelezen wordt hangt af van de fase waarin lezer zit
  • dyslexie: problemen in non-orthografische fase, problemen lezen nieuwe woorden

item-based theorieën

  • manier waarop woord gelezen wordt afhankelijk van hoe goed woord reeds gekend is
  • self-teaching hypothese
19
Q

fasetheorie Frith (6)

A

leesontwikkeling in fases

in elke fase nieuwe deelvaardigheden verworven

vaste volgorde

logografische fase:

  • begin voor leesinstructie
  • volledige woorden herkend op basis van opvallende visuele kenmerken
  • associatie visueel kenmerk met betekenis woord
  • woord niet als globaal visueel geheel verwerkt

alfabetische fase:

  • gebruik letter-klank associaties
  • lezer kan zelf nieuwe woorden fonologisch decoderen
  • letter voor letter verklanken

orthografische fase:

  • volledig woord of deel woord automatisch herkend
  • orthografisch patroon opgeslagen in orthografisch lexicon
  • sneller dan fonologisch decoderen
20
Q

leesstadia Ehri (6)

A

5 stadia

elke fase gekenmerkt door de kennis die lezer heeft over alfabetisch systeem

pre-alfabetische fase

partieel-alfabetische fase

volledig alfabetische fase

geconsolideerde alfabetische fase

21
Q

Ehri: fasen (6)

A

pre-alfabetische fase:
- letters worden onthouden als visuele vormen en niet als symbolen voor bepaalde klanken

overgang pre-alfabetische naar partieel-alfabetische fase:

  • wanneer letterkennis opgedaan wordt
  • letterkennis sterke voorspeller van LV
  • schrijven eigen naam voorspeller van LV, niet lezen van eigen naam
  • overgang naar partieel-alfabetische fase vooral aangemoedigd door leren schrijven van letters, niet door leren lezen van letters

partieel-alfabetische fase:

  • aantal letter-klank koppelingen gekend
  • proberen woorden te raden op basis van een beperkt aantal letters dat ze herkennen
  • maken nog veel fouten

overgang partieel-alfabetische fase naar volledig alfabetische fase:

  • wanneer alle letter-klank relaties gekend zijn
  • lezer ontwikkeld decodeervaardigheden
  • accuratesse neemt sterk toe

volledig alfabetische fase:

  • lezer kan nieuwe woorden zelf decoderen
  • grafeem-foneem koppelingen werken als geheugensteun om woorden sneller op het zicht te herkennen

geconsolideerde alfabetische fase:

  • begint tijdens volledig alfabetische fase
  • lettercombinaties worden als eenheid herkend na een aantal herhaalde ervaringen met het lezen ervan
  • leestempo neemt sterk toe
  • orthografische fase volgt
22
Q

self-teaching hypothese (5)

A

fonologisch decoderen werkt als ingebouwde leraar

orthografische kennis kan zelfstandig opgebouwd worden

wanneer semantiek, fonologie en orthografie samen geactiveerd worden, kan de link tussen deze drie opgeslagen worden in het geheugen

zien van woord is volgende keer voldoende om woord meteen te herkennen en dus snel te lezen

kenmerken:

  • item based
  • vroegtijdig begin
  • fonologie + orthografie