Onderdeel 3 Flashcards
Premissen
aanname dat iets waar is, basis aanname van een redenering
Redenering
een constructie van argumenten, beweringen en premissen die tot een conclusie leidt, die wordt gebruikt om de conclusie te rechtvaardigen.
Argumentatie
een al dan niet geldige, acceptabele rechtvaardiging van een bewering
Conclusie
een uit premisse logisch afgeleide zin (dus…)
Formele logica
formele regels van het redeneren. Als eerste ontwikkeld door Aristoteles. Gewone taal omzetten in formules.
Gevolgtrekkingen uit de logica: twee soorten
modus ponens
wijs die door te stellen iets bevestigd Als p > dan q p dus q Als het regent worden de straten nat. Het regent (p). Dus: de straten worden nat (q).
modus tollens
wijs die ontkent door weg te nemen Als p > dan q niet q dus niet p Als het regent dan blijf ik thuis. Ik blijf niet thuis. Dus: het regent niet.
Wanneer een niet-aanvechtbare conclusie?
- de premissen waar zijn
2. er een geldige redenering is
Deductieve redeneringen
geldige redeneringen: de conclusie ligt opgesloten in de premissen. Redeneren van de algemeenheid > naar het bijzondere, dan moet de algemeenheid waar zijn.
Het toevoegen van nieuwe premissen kan niets veranderen aan de geldigheid van de conclusie.
Inductieve redeneringen
redeneren van het bijzondere > naar het algemene. Goede inductieve redeneringen worden deugdelijk genoemd. Er blijft echter een mate van onzekerheid.
Drogreden
Bij de beoordeling van een argumentatie gaat het om de deugdelijkheid van een redenering. Het argumentatieschema moet terecht en op correcte wijze zijn toegepast. Wanneer deze niet goed toegepast zijn, worden deze drogredenen genoemd.
Analogieredenering
als iets in de ene situatie zo was, dan is het in een soortgelijke situatie vast ook zo.
Drogreden
Analogieredenering
valse analogie, appels met peren vergelijken
Generalisatie
als iets in geval x opgaat, dan gaat het in alle gevallen op.
Lijkt op inductie.
Drogreden
Generalisatie
overhaaste generalisatie = alles over één kam scheren.