Oefententamen Flashcards
Zwalk NV houdt een geplaatst kapitaal aan van 12.000.000 euro. Hoe groot moet het gestort kapitaal ten minste zijn?
12.000.000/4 = 3.000.000 (gestort kapitaal). Zie artt. 2:67 jo 2:80 BW.
Zwalk NV houdt een maatschappelijk kapitaal aan van 100.000 euro. Hoe groot moet het gestort kapitaal ten minste zijn?
100.000/5 = 20.000. Echter geplaatst en gestort kapitaal moet tenminste 45.000 euro bedragen. (minimum kapitaal). Gestort kapitaal is 45.000 euro. Zie artt. 2:67 jo 2:80 BW.
Arend en Babs zijn zakenpartners en willen een biologische supermarkt openen, genaamd ‘BioMarkt’. Arend en Babs hopen dat de formule een groot succes wordt en veel geld oplevert. Ze zijn van plan om uitkeringen aan hen zelf te doen en om een deel van het geld te investeren in een tweede vestiging. Door de economische crisis verloopt de financiering van het project moeizaam. De moeder van Arend, mevrouw Slager, is wel bereid om een lening van €40.000,– te verstrekken. Mevrouw Slager wil niet werkzaam zijn in de onderneming, wil geen volledige aansprakelijkheid dragen en wil ook geen verplichtingen hebben in de besluitvorming, de dagelijkse gang van zaken of de controle daarop. Mevrouw Slager wil wel meedelen in de eventuele winst die de onderneming maakt.
Arend, Babs en mevrouw Slager komen bij u voor advies. Geef aan welke ondernemingsvorm zij het beste kunnen kiezen en waarom. Licht tevens kort toe waarom de andere rechtsvormen niet relevant of ongeschikt zijn.
De kapitaalvennootschappen zijn niet van toepassing. Mevrouw Slager wil geen verplichtingen als aandeelhouder. Daarnaast is een NV niet mogelijk omdat het minimumkapitaal €45.000,– is en A en B maar €40.000,– kunnen besteden.
De verenigingstypen zijn niet van toepassing omdat er geen overeenkomsten met leden worden gesloten. Ook de stichting en vereniging zijn niet relevant. A en B hebben een commercieel doel en willen winst uitkeren aan zichzelf.
Personenvennootschappen en eenmanszaak - Geen stille maatschap omdat het bedrijf een gemeenschappelijke naam, ‘BioMarkt’ draagt. - Geen openbare maatschap omdat het geen beroep betreft. - Geen vof omdat mevrouw Bakker mee wil delen in de winst zonder volledige aansprakelijkheid. Geen eenmanszaak want er zijn drie partners.
Conclusie: de meest geschikte rechtsvorm is een CV, art. 7A:1655 BW jo. 16 WvK jo. 19 WvK. Mevrouw Slager is de stille vennoot en A en B de beherende vennoten.
BV A heeft 50 aandelen in BV B. BV B houdt 40 aandelen in NV C. Vervolgens koopt NV C 30 eigen aandelen in en koopt ook 20 aandelen BV B. Ieder aandeel is 1 stem en iedere vennootschap heeft 100 aandelen uitgegeven. Wie is dochter van wie?
Er zijn drie moeder-dochter relaties. 1. BV A-BV B, 2. BV B-NV C en 3. BV A-NV C.
Art. 2:24a lid 1 jo 118 lid 7/228 lid 6 BW.
Bestuurder Arend vormt samen met Bram het bestuur van BV ‘De schoen’. In de statuten van de BV, die ook zijn gedeponeerd in het handelsregister, is een zogenaamde twee handtekeningen clausule opgenomen voor transacties boven de €2000,–. Arend sluit namens de BV een overeenkomst met Cornelis ter waarde van €2100,–. Bram is niet betrokken bij het tot stand komen van de overeenkomst. In hoeverre is de BV gehouden aan de overeenkomst met Cornelis?
Bij een beperking in de vertegenwoordigingsbevoegdheid is de wederpartij in beginsel eenzijdig gebonden. De vennootschap kan een beroep doen op de beperking, waardoor de vennootschap niet gebonden is. Zie art. 2:240 lid 2 BW.
Zwalk NV heeft 98 medewerkers in dienst in Nederland. Ook heeft Zwalk NV een OR. Op de balans van Zwalk NV staat 34 miljoen euro. Zwalk wil 5 extra medewerkers aan te trekken die werkzaam zullen zijn in Nederland.
A) Welke vennootschapsrechtelijke gevolgen heeft dit?
B) Wanneer treden deze gevolgen in?
Zwalk NV is na het aantrekken van de extra medewerkers groot in de zin van de structuurregeling (art. 2:153 lid 2 BW). Dit betekent dat Zwalk NV moet voldoen aan het structuurregime. In het onderhavige geval is het volledige regime van toepassing. De NV moet daarom verplicht een RvC oprichten. Ook gaan benoemings-, schorsings en ontslagrechten van de AVA over naar de RvC (art. 2:272 BW).
De artikelen 158-164 van dit Boek zijn van toepassing op een vennootschap waaromtrent een opgaaf als bedoeld in artikel 2:153 gedurende drie jaren onafgebroken is ingeschreven (art. 2:154 BW).
Een aantal medewerkers van Zwalk NV twijfelen aan het door het bestuur gevoerde beleid. Deze medewerkers hebben hun ongenoegen nog niet geuit tegen het bestuur of de RvC. Kunnen deze medewerkers een enquêteprocedure starten en wanneer zal de Ondernemingskamer een dergelijk verzoek honoreren?
De medewerkers kunnen de vakbond vragen om de OK te verzoeken om een enquêteprocedure te starten. (art. 2:347)
Het bestuur en rvc moeten wel op de hoogte zijn gebracht van de grieven, anders is een verzoek bij het OK niet ontvankelijk. (art. 2:349)
De Ondernemingskamer wijst het verzoek slechts toe, wanneer blijkt van gegronde redenen om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen. (art. 2:350 BW)
Zwalk NV is een 100 % dochter van een Franse S.A. en fungeert als Nederlandse sub-holding van een Frans concern. Zwalk heeft twee dochtervennootschappen in Nederland. In Nederland werken 1200 werknemers. In Frankrijk werken 1500 werknemers. Beide Nederlandse dochters zijn groot in de zin van de structuurregeling. Welk structuurregime is van toepassing op Zwalk NV?
Om als groot te worden aangemerkt in de zin van de structuurregeling moet de venn. een OR hebben, een balans hebben ter waarde van tenminste 16 miljoen EURO en minstens 100 werknemers in NL in dienst hebben (art. 2:153/263 lid 2 BW). Zwalk NV is groot omdat haar afhankelijke maatschappijen (de NL dochters) groot zijn (2:152/262 BW).
Het zwaartepunt van de onderneming ligt voor de structuurregeling in het buitenland. De meerderheid van de werknemers werkt namelijk buiten Nederland. Verder wordt in Zwalk een deelneming gehouden voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal. Daarom is het verzwakte regime van toepassing op Zwalk NV. Zie art. 2:155/265 lid 1 BW. (5p.)
Wat is de kernoverweging van het Staleman/Van de Ven-arrest?
Essentie van het arrest
De kern van het arrest is dat een bestuurder aansprakelijk kan zijn wanneer sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur dat een belangrijke oorzaak is van het faillissement van de vennootschap.
Feiten van de zaak
1. De vennootschap waar de bestuurder (Van de Ven) verantwoordelijk voor was, ging failliet.
2. De curator stelde dat sprake was van onbehoorlijk bestuur, omdat bepaalde bestuursbeslissingen (zoals slechte investeringen en gebrekkige controle) hebben bijgedragen aan het faillissement.
3. De bestuurder werd aangesproken voor de schade die hierdoor was ontstaan.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad formuleerde een aantal belangrijke uitgangspunten:
1. Beoordelingsmaatstaf: Voor aansprakelijkheid wegens onbehoorlijk bestuur moet het handelen van de bestuurder worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Een bestuurder moet handelen zoals een redelijk en zorgvuldig bestuurder zou doen.
2. Kennelijk onbehoorlijk bestuur: Er is pas sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zo zou hebben gehandeld.
3. Oorzakelijk verband: Voor aansprakelijkheid is vereist dat het kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Belang van het arrest
Het Staleman/Van de Ven-arrest biedt duidelijke richtlijnen voor de toetsing van bestuurdersaansprakelijkheid. Het legt de lat hoog door te eisen dat sprake moet zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur, wat betekent dat niet elk foutief handelen tot aansprakelijkheid leidt. Het arrest beschermt bestuurders tegen al te snel aansprakelijk worden gesteld, maar biedt tegelijk een kader om op te treden tegen ernstige misstanden.
Wat is de kernoverweging van het Beklamel-arrest?
Essentie van het arrest
De kern van het Beklamel-arrest is dat een bestuurder van een vennootschap persoonlijk aansprakelijk kan zijn wanneer hij namens de vennootschap verplichtingen aangaat, terwijl hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de vennootschap deze verplichtingen niet kan nakomen en ook geen verhaal zal bieden voor de schade.
De feiten van de zaak
1. Een vennootschap (gecontroleerd door de bestuurder) ging verplichtingen aan met een derde partij.
2. Op het moment dat de overeenkomst werd aangegaan, verkeerde de vennootschap al in financiële problemen en was het duidelijk dat deze haar verplichtingen niet kon nakomen.
3. De derde partij leed hierdoor schade toen de vennootschap niet aan haar verplichtingen kon voldoen.
De derde partij stelde de bestuurder persoonlijk aansprakelijk.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan zijn op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) wanneer hij:
1. Namens de vennootschap verplichtingen aangaat;
2. Terwijl hij wist of redelijkerwijs moest begrijpen dat de vennootschap deze verplichtingen niet kon nakomen;
3. En er geen verhaal mogelijk zou zijn voor de benadeelde partij.
Belang van het arrest
Het Beklamel-arrest benadrukt dat bestuurders zorgvuldig moeten handelen bij het aangaan van verplichtingen namens de vennootschap. Het arrest biedt bescherming aan schuldeisers tegen onbehoorlijk handelen van bestuurders.
Het is sindsdien een veelgebruikte maatstaf in zaken waarin bestuurdersaansprakelijkheid wordt ingeroepen.
Wat is de kernoverweging van het Ontvanger/Roelofsen-arrest?
Essentie van het arrest
De kern van het arrest is dat een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden wanneer hij:
1. Een derde (zoals een schuldeiser) bewust benadeelt door namens de vennootschap te handelen, of
2. Handelt op een wijze die ernstig verwijtbaar is en leidt tot schade bij de schuldeiser.
De Hoge Raad onderscheidde in dit arrest twee specifieke gronden voor bestuurdersaansprakelijkheid:
1. Beklamel-norm
2. Benadeling van schuldeisers (selectieve betaling)
Feiten van de zaak
1. De bestuurder (Roelofsen) had namens een vennootschap bepaalde verplichtingen aangegaan.
2. De vennootschap bleek niet in staat te zijn om deze verplichtingen na te komen, mede omdat de belastingdienst (de ontvanger) een groot bedrag moest ontvangen.
3. De belastingdienst stelde dat Roelofsen persoonlijk aansprakelijk was, omdat hij wist of had moeten weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad formuleerde twee situaties waarin een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan zijn:
1. Beklamel-norm: Wanneer een bestuurder verplichtingen namens de vennootschap aangaat, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de vennootschap deze verplichtingen niet kon nakomen én geen verhaal zou bieden voor de schade.
2. Schuldeisersbenadeling: Wanneer een bestuurder bewust een specifieke schuldeiser benadeelt, bijvoorbeeld door selectieve betalingen, en daardoor ernstig verwijtbaar handelt.
De Hoge Raad benadrukte dat er alleen sprake is van persoonlijke aansprakelijkheid bij ernstig verwijtbaar handelen. Normaal risicovol ondernemerschap leidt niet tot persoonlijke aansprakelijkheid.
Geef vier redenen waarom ondernemingen fuseren.
- Economisch (kostenbesparing, vergroten marktaandeel)
- Technisch (verkrijgen nieuwe of aansluitende technologie)
- Financieel (meer financieringsmogelijkheden)
- Psychologisch (aanzien en zichtbaarheid)
Zwalk NV en Rechttoe BV zijn voornemens om te fuseren. Voor het vaststellen van een juiste ruilverhouding van de aandelen winnen zij deskundig advies in. Het bestuur van Zwalk NV maakt een fusievoorstel voor haar aandeelhouders en deponeert het voorstel op 30 september 2020 bij het handelsregister. Rechttoe BV maakt eveneens een fusievoorstel. Dit voorstel houdt rekening met de specifieke eigenschappen van Rechttoe BV en wijkt op bepaalde punten af van het voorstel van Zwalk NV. Rechttoe BV deponeert daags na de deponering van Zwalk NV haar fusievoorstel. Het fusiebesluit wordt 6 weken na dit moment genomen door de algemene vergadering van de fuserende vennootschappen.
Zijn er volgens u redenen voor de notaris om te weigeren de notariële akte te verlijden?
Ja, het moet gaan om 1 gezamenlijk fusievoorstel. Zie art. 2:312 BW. Het voorstel van de beide besturen moet identiek zijn.
Welke thema’s moeten worden opgenomen in een aandeelhoudersovereenkomst?
I. Inleidend gedeelte:
1. Partijen
2. Considerans
II. Overeenkomst
1. Besluitvorming binnen de AVA van de vennootschap
2. Verplichting tot aanbieden van aandelen in de vennootschap
3. Kwaliteitseisen voor aandeelhouders
4. Inbreng
5. Eigen vermogen, financiering en dividendpolitiek
6. De directie
7. (Non) concurrentiebeding
8. Geschillenregeling
9. Boetebeding
10. Diversen
11. Slotbepaling
Welke vennootschapsrechtelijke gevolgen voor BV A heeft het nemen van 45% van aandelen in BV B?
Er zijn geen gevolgen. De BV B is geen afhankelijke vennootschap van BV A.
Uit artt. 2:262 jo. 2:263 BW blijkt dat beide vennootschappen afzonderlijk niet ‘groot’ zijn in de zin van de structuurregeling.
