Oef 4: Zien Of geven Flashcards
0
Q
Jij ziet
A
Sa näed
1
Q
Ik zie
A
Ma näen
2
Q
Hij ziet
A
Ta näeb
3
Q
Wij zien
A
Me näeme
4
Q
Jullie zien
A
Te näete
5
Q
Zij zien (mv.)
A
Nad näevad
6
Q
Ik geef
A
Ma annan
7
Q
Jij geeft
A
Sa annad
8
Q
Hij geeft
A
Ta annab
9
Q
Wij geven
A
Me anname
10
Q
Jullie geven
A
Te annate
11
Q
Zij geven (mv.)
A
Nad annavad