Neurofysiologie - ANKI Flashcards
Bron: Stoelting Physiology and Pharmacology Youtube filmpje van Harvard
Welke typen perifere zenuwvezels zijn er?
A-alfa A-beta A-gamma A-delta B C
Welk type vezels is niet gemyeliniseerd?
Type C
Wat zijn de eigenschappen van de A-alfa vezels?
Diameter, conductie snelheid, functie, gevoeligheid voor LA?
12-20 micrometer
70-120 m/s
Innervatie skeletspier (reflex en tonus); proprioceptie
1
Wat zijn de eigenschappen van de A-beta vezels?
Diameter, conductie snelheid, functie, gevoeligheid voor LA?
5-12 micrometer
30-70 m/s
Aanraking en druk (alle cutane mechanoreceptors: Meissner corpuscles; hair receptors; Pacinian corpuscles)
1
Wat zijn de eigenschappen van de A-gamma vezels?
Diameter, conductie snelheid, functie, gevoeligheid voor LA?
3-6 micrometer
15-30 m/s
skeletspier tonus
1
Wat zijn de eigenschappen van de A-deltavezels?
Diameter, conductie snelheid, functie, gevoeligheid voor LA?
2-5 micrometer
12-30 m/s
snelle pijn; aanraking; temperatuur
0,5
Wat zijn de eigenschappen van de B-vezels?
Diameter, conductie snelheid, functie, gevoeligheid voor LA?
3 micrometer
3-15 m/s
pre-ganglion autonome vezels
0,25
Wat zijn de eigenschappen van de C-vezels?
Diameter, conductie snelheid, functie, gevoeligheid voor LA?
0,4-1,2 micrometer 0,5-2 m/s trage pijn; aanraking; jeuk; temperatuur; postganglion sympathische vezels 0,5 [C-vezels zijn niet gemyeliniseerd]
Wat is saltatoire conductie?
Wat is het voordeel?
saltatoir = springend: als de actiepotentiaal van knoop van Ranvier naar knoop van Ranvier springt.
Voordeel: transmissie is 10x zo snel; het behoudt de membraan potentiaal omdat het membraan alleen tpv de knoop van Ranvier depolariseert; het bespaart hierdoor ook energie (>100x) om de Na en K concentratie gradient te herstellen.
Welk percentage energie van het rust metabolisme wordt gebruikt door het zenuwstelsel?
20%
Wat is de ‘resting membrane potential’?
Waar wordt deze door behouden?
Druk deze uit in een getal
- Het voltage verschil over het celmembraan (verschil tussen cytoplasma en ECF)
- Het enzym natrium-kalium-trifosfatase = de Na-K-pomp pompt 3 natriumionen de cel uit en 2 kaliumionen de cel in, netto wordt er positieve lading de cel uit gepompt.
- Het cytoplasma is negatief tov ECF, -60-80mV verschillende mate per cel:
- 70mV in motoneuron; -90mV in skeletspier en in cardiale ventrikel
Omschrijf depolarisatie
Natriumkanalen openen na het bereiken van de threshold potentiaal van -55mV en natrium stroomt de cel in gedreven door de concentratie gradient.
Omschrijf repolarisatie
Natriumkanalen sluiten en kaliumkanalen openen bij een membraan potentiaal van +30mV waardoor kalium de cel uit stroomt en de potentiaal weer negatief wordt.
Welke soorten ionkanalen zijn er?
- Voltage-gated (meestal selectief voor 1 soort ion)
- Mechanische ionkanalen (openen obv druk of rek)
- Ligand-gated
Hoeveel procent van het totale energieverbruik van het brein gaat naar herstel van de rustpotentiaal (via Na-K-ATPase)?
20-40%
Wanneer worden de natriumkanalen in het celmembraan geïnactiveerd?
Bij het bereiken van een membraanpotentiaal van +30mV, wordt het natriumkanaal geïnactiveerd.
Wat gebeurt er tijdens repolarisatie met de natriumkanalen? waarom is dit belangrijk?
De natriumkanalen zijn geinactiveerd en reageren op geen enkele stimulus: de absolute refractaire periode.
Dit voorkomt dat de zenuw te snel weer gestimuleerd wordt en dat signalen de andere kant op kunnen bewegen over het axon.
Wat is hyperpolarisatie?
Tijdens hyperpolarisatie is de membraanpotentiaal negatiever dan de rustpotentiaal doordat de kaliumkanalen traag sluiten. De Na-K-ATPase zorgt dat de rustpotentiaal weer bereikt wordt.
Wat is de relatieve refractaire periode?
Tijdens de hyperpolarisatie fase zijn de natriumkanalen gesloten, maar niet meer geinactiveerd: de relatieve refractaire periode. De natriumkanalen kunnen weer openen maar daarvoor is een grotere stimulus nodig om de threshold te bereiken omdat de potentiaal negatiever is dan de rustpotentiaal
Waarin verandert de actiepotentiaal bij een grote prikkel tov een kleine prikkel?
De mate van potentiaalvernadering verandert nooit, alleen de frequentie van de actiepotentiaal kan hoger zijn bij een grotere stimulus.
Hoe beinvloedt hypocalciemie de actiepotentiaal?
Het voorkomt dat de natriumkanalen sluiten tussen actiepotentialen in en natrium blijft daardoor ‘lekken’ waardoor de depolarisatie aanhoudt of de celmembraan blijft vuren (tetanie)
Hoe beïnvloedt hypercalciemie de actiepotentiaal?
De permeabiliteit voor natrium door het celmembraan neemt af waardoor de celmembraan minder snel zal vuren.
Hoe beïnvloedt hypokaliemie de actiepotentiaal?
De lagere kalium concentratie maakt de rustpotentiaal nog meer negatief waardoorer sprake is van hyperpolarisatie en de cel minder snel de threshold zal bereiken en dus minder snel zal vuren.
Wat doet een lokaal anestheticum op de actiepotentiaal?
Het blokkeert natriumkanalen waardoor de celmembraan niet permeabel is voor natrium en dus de threshold voor een actiepotentiaal niet bereikt wordt.
Beschrijf de bloedvoorziening van het brein: cirkel van Willis
Cirkel van Willis: A. communis anterior A. anterior cerebralis A. cerebri media A. carotis interna A. communis posterior A. cerebri posterior
Beschrijf de bloedvoorziening van het brein naast de cirkel van Willis.
A. basilaris - A. cerebellaris superior - A. cerebellaris inferior anterior - A. cerebellaris inferior posterior A. spinalis anterior A. vertebralis
Wat zijn de aanvoerende arterien? Wat is hun oorsprong? hoe groot is hun aandeel van de cerebrale circulatie?
Aa. carotis interna (2/3) rechts komt vanuit a. subclavia, links komt uit aorta, tussen beide aa. subclaviae in
Aa. vertebralis (1/3) komen beide uit aa. subclaviae
Beschrijf het verloop van de aa. vertebralis
Oorsprong aa. subclaviae
Beide door foramina transversa van bovenste 6 cervicale wervels
Schedel in door dura in foramen magnum
voorlangs medulla, fuseren tot a. basilaris thv de pons
Beschrijf de veneuze drainage van het brein:
Durale veneuze sinussen:
- superior saggital sinus draineert in rechter sinus transversus
- inferior saggital sinus draineert via de streight sinus in linker sinus transversus
- De transverse sinussen gaan over in de sigmoidale sinussen en die gaan over in de vv. jugularis internae
- Sinus carvernosus draineert in transverse sinussen
De great cerebral vein draineert in de straight sinus
In welke structuren liggen deze sinussen?
Beide sagittale sinussen liggen tussen de rurale lagen van de falx cerebri.
De transverse sinussen liggen in het tentorium cerebelli
De cavernous sinuses liggen aan beide kanten van de hypofysaire fossa.
Wat is cerebrale perfusie druk?
Definitie
Normaalwaarden
Wanneer ischaemie?
CPP = MAP - ICP
80mmHg = 90mmHg - 10mmHg
CPP<70 mmHg: lagere v. jug saturaties door verhoogde O2 extracties
CPP 30-40mmHg: kritieke ischaemie
Wat is de Monro-Kellie doctrine? Hoe ziet de curve eruit?
In de schedel is plaats voor 1 volume, bestaande uit brein, bloed en CSF.
Compensatie door CSF verplaatsing naar spinaal, verhoogde absorptie en verlaagde productie kan de ICP < 20mmHg houden, tot de compensatie uitgeput is en de ICP snel stijgt.
Bij welke drukken ontstaat er ischaemie?
CPP < 70mmHg geeft meer O2 extractie
CPP < 30-40mmHg geeft kritieke ischaemie
ICP 20-45mmHg geeft focale ischaemie
ICP >45mmHg geeft globale ischaemie
Hoe groot is de cerebrale bloedflow?
Gemiddeld: 50 ml/100g/min
Grijze stof: 70ml/100g/min
Witte stof: 20ml/100g/min
Totaal (brein = ong 1500g = 2% TBW): 750ml/min = 15% van CO
Wat is de cerebrale metabolic rate voor O2?
3ml/100g/min (hoger in grijze stof)
ongeveer 20% van totale lichaams-O2 consumptie
Wat gebeurt er in het brein bij een dalende CBF:
CBF normaal 50ml/100g/min
<40ml/100g/min: verminderde eiwitsynthese
<30ml/100g/min: oedeem
<20ml/100g/min: minder elektrische geleiding
<10ml/100g/min: celdood
Door welke factoren wordt cerebrale bloed flow beïnvloed?
Datgene wat invloed heeft op:
CPP
- MAP: CO, SVR, mate van auto-regulatie
- ICP: tumor, oedeem
Radius van cerebrale vaten
- chemisch: [H+], PaO2, PaCO2
- metabool: verhoogd of verlaagd metabolisme
- neurogeen: para- en sympaticus
Viscositeit: Hagen-Poiseuille leert hoe hoger de viscositeit hoe lager de flow en andersom
Omschrijf de auto-regulatiecurve (vorm, omslagpunten), waardoor wordt deze beïnvloed?
cerebrale bloedflow wordt gehouden rond 50ml/100g/min tussen MAP van 50 en 150mmHg.
Linksverschuiving: neonaat
Rechtsverschuiving: chronische hypertensie
Verstoring:
- DVA vasodilatatie met CBFlow stijging
- Thiopental, propofol, benzo’s CBFlow daling
- Ziekteprocessen
Beschrijf de relatie tussen CBFlow en PaCO2
Lineaire stijging van 15ml/100g/min voor elke 1 kPa stijging PaCO2 tussen:
PaCO2 tussen 2,7 en 10,6 kPa
Rechtsverschuiving in chr. hypercapnie
Beschrijf de relatie tussen CBFlow en PaO2
Geen verschil in CBFlow vanaf 7,5 kPa, daaronder snelle stijging.
Welke medicatie beïnvloeden CBFlow?
- Metabolisme daalt dus CBFlow daalt:
propofol, etomidaat, thiopental - Vasodilatatie met stijging CBFlow:
DVA, NO
Opioiden secundaire effecten: stijging PaCO2 bij hypoventilatie, daarnaast bij snelle bolus sterk opioid en snelle daling van MAP met vasodilatatie en stijging ICP als gevolg.