Fysiologie stolling - ANKI Flashcards

Bron: Stoelting Physiology and Pharmacology

1
Q

Welke fases van stolling kun je onderscheiden?

A

Initiatie
Amplificatie
Propagatie
Stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Omschrijf de initiatie fase van stolling

A

TF komt in aanraking met VII door wandschade
TF activeert VII (VIIa)
VIIa activeert X (Xa) en V (Va)
Xa activeert II = protrombine (IIa = trombine)
Dit is ook wel extrinsieke en deel common pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Omschrijf de amplificatie fase van stolling

A
  • IIa (trombine) activeert V, VIII en XI
  • IX wordt geactiveerd door TF/VIIa complex en XIa
  • IXa/VIIIa (Ca en fosfolipiden) complex activeert X
  • Xa, Va, (Ca en fosfolipiden) en protrombine vormen protrombinase complex dat protrombine knipt tot trombine (IIa)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke factoren zijn deel van het intrinsieke deel van de cascade?

A

XII, XI, IX, VIII, X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke factoren zijn deel van het extrinsieke deel van de cascade?

A

Tissue Factor en VIIa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke factoren zijn deel van het common deel van de cascade?

A

X, V, II, XIII, I (I = fibrinogeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het intrinsieke deel van de cascade is:

A

Stolling zoals in het lab waargenomen; maat voor de functionaliteit van de stolling in het lichaam.
In het lichaam heeft de intrinsieke route een versterkende werking op de extrinsieke route.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het extrinsieke deel van de cascade:

A

Activatie van stolling zoals in het lichaam gebeurt: TF in beschadigd weefsel activeert VII, VIIa activeert X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijf de intrinsieke route:

A
  • factor XII wordt geactiveerd
  • XIIa activeert XI, deze activeert IX
  • IXa vormt een complex met VIIIa, Ca en fosfolipiden en activeert X
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf het common deel van de cascade:

A
  • Xa vormt met Va, Ca en fosfolipiden een complex en activeert protrombine (II)
  • IIa zet fibrinogeen (I) om in fibrine (Ia)
  • IIa activeert XIII (XIIIa is een fibrine stabiliserende factor en zorgt dat oplosbaar fibrine niet meer oplosbaar is)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf de propagatie fase

A

Trombine (IIa) zet fibrinogeen om in fibrine dat een netwerk vormt.
Trombine activeert ook XIII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de rol van fibrinogeen?

A
  • vorming van fibrine netwerk
  • binding aan glycoproteine IIb/IIIa receptor op trombocyten om stolselvorming te faciliteren
  • circuleert in hoogste concentratie
  • in zwangerschap en inflammatie (oa post-op) acute fase eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf plaatjes adhesie, activatie en aggregatie met betrokken stoffen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly