Fysiologie Respiratoir - ANKI Flashcards

Bron: Dr Podcast primary FRCA

1
Q

Wat is de closing capacity?

Hoe groot is de closing capacity in gezonde volwassenen?

A

Het longvolume waarbij de luchtwegen sluiten; de som van het reserve volume en het closing volume.
In gezonde volwassene kleiner dan FRC dus luchtwegen sluiten niet bij normale ademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij wie is de closing capacity gelijk aan de FRC?

A

Neonaten
Zuigelingen
De liggende patient van 40 jaar
De staande patient van 65 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer stijgt de closing capacity?

A

Roken
Ouder worden
Verhoogde intra-thoracale druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er als de closing capacity groter is dan de FRC?

A

sluiten van luchtwegen en airtrapping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf het respiratoire centrum in de hersenstam:

welke groepen? en hun functie?

A
dorsal respiratory group (DRG): inspiratie
ventral respiratory group (VRG, largely dormant): expiratie 
apneustic centre (lower pons): onduidelijke functie
pneumotaxic centre (upper pons): onduidelijke functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar ligt het ademhalingscentrum?

A

Het medullaire centrum ligt in de reticulaire formatie onder de vloer van het vierde ventrikel, deels in pons, deels in medulla oblongata.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor wordt het ademhalingscentrum van input voorzien?

A
  • Chemoreceptors: perifeer en centraal
  • Rekreceptoren in bronchiale gladde spiercellen in de longen
  • Irritantia receptoren tussen epitheelcellen in de luchtwegen
  • J- of juxtacapillaire receptoren
  • Receptoren in neus en bovenste luchtwegen (mechanische en chemische stimuli)
  • Gewricht en spierreceptoren stimuleren resp. centrum bij beweging
  • Arteriele baroreceptoren: minder ventilatie bij verhoogde bloeddruk
  • Pijn- en Temp receptoren
  • Cortex en hogere centra: vrijwillige aansturing
  • ## Limbisch systeem en hypothalamus bij hevige emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zitten centrale chemoreceptoren?
Waar reageren ze op?
Hoe groot is de impact op respiratie?

A
  • Ventrale oppervlak van de medulla
  • Reageren op H+ ionen in ECF: Bij minder ventilatie stijgt PaCO2, dit passeert de BBB (H+ en HCO3- kunnen BBB niet passeren) en H+ionen komen vrij die de ECF in diffunderen.
  • 80% van de respons op CO2, wel trager dan perifeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is normaal gesproken de pH van ECF?

A

7,32

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar zitten perifere chemoreceptoren?
Waar reageren ze op?
Hoe groot is de impact op respiratie?

A
  • In de glomus caroticum en aortaboog
  • gl. caroticum: gestegen PaCO2 en lage pH; lage pO2
    aortaboog: gestegen PaCO2 (niet lage pH); lage pO2
  • 20%, maar wel het snelst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er bij rek in de long? Hoe heet deze reflex?

A
  • Rekreceptoren in bronchiaal glad spierweefsel rekken op en zenden een signaal via de N. Vagus waardoor ademfrequentie daalt en expiratietijd stijgt.
  • Hering-Breuer reflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er bij stimulatie van irritatie receptoren?

A

Hyperventilatie en bronchoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn J-receptoren en wat doen ze?

A
  • Juxtacapillaire receptoren: niet-gemyeliniseerde C-vezels in alveoli
  • reageren op circulatie veranderingen en zorgen voor snelle oppervlakkige ademhaling of apnoe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de normale intrapleurale druk in de verschillende longvelden?
Wat gebeurt bij normale en wat bij geforceerde ademhaling?

A
  • negatief: aan apex -10cm H2O, aan basis -2,5cm H2O
  • normaal 3-4cm H2O meer negatief bij inspiratie, terug naar normaal bij expiratie
  • meer daling bij geforceerde inspiratie of verhoogde luchtwegweerstand, stijging tot zelfs positief bij geforceerde expiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de compliantie in een normale long?

A

200ml/cmH2O (zowel van de long als van de thoraxwand bij FRC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor wordt respiratoire compliantie beïnvloed?

A

1 long compliantie
- oprekbaarheid van longbindweefsel (bij hoge transmurale druk daalt compliantie door grote rek)
- oppervlakte spanning in de alveoli
2 thoraxwand compliantie

17
Q

Wat is transpulmonale druk?
Wat is alveolaire druk?
Hoe kun je beide benaderen?

A

Transpulmonale druk: longen expanderen door drukverschil over het oppervlak, dit is het verschil tussen alveolaire druk en intra-pleurale druk. Alveolaire druk is ongeveer gelijk aan atmosferische druk bij rustige ademhaling, dus transpulmonale druk is dus ongeveer gelijk aan intra-pleurale druk.

18
Q

Wat is de formule voor respiratoire compliantie?

A

1/totale respiratoire compliantie =

1/long compliantie + 1/thoraxwand compliantie

19
Q

Benoem de longvolumina en -capaciteiten

A
Teugvolume - 500ml
Inspiratoir reserve volume - 2500 ml
Expiratoir reserve volume - 1500 ml
Vitale capaciteit - TV + IRV + ERV
Reserve volume - 1500ml
FRC - RV + ERV
Totale long capaciteit - 6L
20
Q

Wat is hysteresis?

A

De meting verandert niet alleen met de grootte van de waarde, maar ook de richting van de waarde (stijgend of dalend).
Voorbeeld: Druk-volume (compliance) curve van de long.

21
Q

Teken of beschrijf de druk-volume curve van de long.

Waar is de compliantie groter, bij expiratie of inspiratie?

A

Compliance bij expiratie is groter want groter volume verschil per drukverschil.

22
Q

Omschrijf of teken de work of breathing curve.

Hoe verandert deze bij restrictie? En bij obstructie?

A
  • Bij restrictie wordt de curve langgerekt, waarbij C naar rechts schuift op dezelfde hoogte, want groter drukverschil voor gelijk volume verschil.
  • Bij obstructie wordt het oppervlak van de curve groter terwijl A en C gelijk blijven. Met name het expiratie oppervlak wordt groter.
23
Q

Waardoor wordt compliantie beïnvloed?

A

Fysiologisch:

  • Houding
  • Leeftijd (daalt bij heel jong en heel oud)
  • Zwangerschap

Pathologisch:

  • Longfibrose (daalt)
  • ARDS en oedeem (daalt)
  • Atelectase (daalt)
  • Verhoogde intrapulmonale veneuze druk (daalt)
  • Longemfyseem (stijgt)
24
Q

Waardoor wordt collaps van alveoli voorkomen? Productie? Samenstelling? Werking?

A
  • Surfactant geproduceerd door pneumocyten type 2
  • Mengsel van fosfolipiden: mn DPPC (hydrofiele en hydrofobe zijde)
  • Verlagen oppervlaktespanning door tussen de watermoleculen in te liggen en de hydrogen-bonds te doorbreken. De surfactant moleculen stoten elkaar ook af wat een extra effect is bij kleiner worden van de alveoli.
25
Q

Welke twee effecten veroorzaakt surfactant naast oppervlaktespanning reductie?

A
  • Oppervlaktespanning in alveoli zorgt ook voor transudaat (onttrekt vocht uit de capillairen) in de alveoli, surfactant gaat dit tegen en houdt de alveoli droog.
  • Stabilisatie van alveoli: kleine alveoli met hogere druk neigen minder naar ‘legen in grote alveoli’ als de oppervlaktespanning kleiner wordt door surfactant.
26
Q

Wat gebeurt er in afwezigheid van surfactant?

A

Zoals bij infant respiratory distress syndrome:

  • verminderde compliantie
  • atelectase
  • longoedeem door transudaat
27
Q

Teken of omschrijf de ventilatie/perfusie curve.

Hoe groot kan het drukverschil zijn tussen apex en basis van de long?

A

30 cm H2O

28
Q

Omschrijf het verschil in ventilatie tussen apex en basis

A

In de apex is de intrapleurale druk al negatiever, doordat het gewicht van de long daar ‘trekt’, bij die negatievere druk is er al een groter rustvolume. Bij inspiratie kan er niet heel veel volume meer bij (minder ventilatie).
In de basis van de long is de intrapleurale druk minder negatief doordat het gewicht van de long daar ‘duwt’, hier is een klein rustvolume en is er bij inspiratie veel meer volume toename mogelijk.

29
Q

Omschrijf de zones van West

A
  • Zone 1 aan apex, normaal gesproken net voldoende Pa om longtoppen te perfunderen, maar wel bij verhoogde PA (Pos.Press.Vent.) of verlaagde Pa (bloeding).
  • Zone 2 Optimale V/Q match: Starlings resistor; waterval effect
  • Zone 3 in longbasis: shunt
30
Q

Specificeer dode ruimte ventilatie

A

Anatomische: volume in luchtwegen, normaal 150ml, stijgt bij grotere inspiratie door tractie aan bronchi.
Alveolaire: niet geventileerde maar wel geperfundeerde deel van de long.
Fysiologische: som van anatomisch en alveolair