Nederlands eponiemen en lexicon Flashcards
autos
zelf (automatisch)
bios
leven (biologie)
chronos
tijd (chronometer)
dia
door/ doorheen (dialoog)
fonè
klinken (telefoon)
gè (geo)
aarde (geologie)
go(o)n
hoek (goniometrie)
grafein
schrijven (grafiek)
homós
zelfde (homoniem)
heteros
verschillend (heteroseksueel)
kine
bewegen (kinetische energie)
iso
gelijk aan (isotoop)
kratein
regeren (democratie)
kosmos
ruimte (kosmologie)
logos
leer/ rede/ woord (logopedie, biologie)
macro
groot (macrofaag)
micro
klein (microgolf)
pathos
gevoel (empathie)
mono
één/ enkel (monotheïsme)
photós
licht (fotograaf)
poly
veel (polytheïsme)
topos
plaats (topografie)
scopos
zien (telescoop)
sofie
wijsheid (filosofie)
tele
ver (televisie)
dokter voor geestelijke gezondheid
psychiater
dokter voor wanneer hormonen zijn ontregeld
endocrinoloog
dokter voor ouderdomsziektes
geriater
dokter om te testen op kanker
oncoloog
dokter voor zenuwaandoening
neuroloog
dokter voor ontsteking van gewrichten
orthopedist
dokter voor zieke baby/ kind
pediater
dokter voor zwangere vrouw
gynaecoloog
huiddokter
dermatoloog
dokter voor spijsvertering
gastro-enteroloog
dokter voor de nieren
nefroloog
dokter voor oorontstekingen
otolaryngoloog
dokter voor bloedaandoening
hematoloog
dokter voor hartspier
cardioloog
frontalis
voorhoofd
nasus
neus
auris
oor
oculis
oog
labium
lip
lingua
tong
mamma
borst
abdomen
buik
manus
hand
nervus
zenuw
musculus
spier
pes
voet
umbilicus
navel
dens (dentes)
tanden
pica pica
ekster
cranium cerebrale
(hersen)schedel
turdus merula
merel
catus
(huis)kat
rattus
rat
tigris
tijger
canis
hond
elephantidea
olifant
mus
muis
studie van erfelijkheid en overdracht genen
genetica
studie van levende organismen
biologie
studie van zenuwstelsel en hersennen
neurologie
studie van samenstelling, eigenschappen en reacties van materie
chemie
studie van materie, energie ruimte, tijd
fysica
studie van warmte, energie, arbeid
thermodynamica
studie van interacties tussen organismen en hun omgeving
ecologie
studie van planeten, sterren en het universum
astronomie
studie van menselijke culturen, samenleving en evolutie
antropologie
studie van menselijk gedrag
sociologie
studie van menselijk denken, gedrag en mentale processen
pychologie
studie van productie, distributie en consumptie
economie
studie van politieke systeem, overheid
politicologie
studie van bewegende voorwerpen
mechanica
studie van oude menselijke geschiedenis
archeologie
studie van taal en structuur
linguïstiek
studie van bevolkingsaantallen
demografie
technische discipline met toepassing van elektriciteit en elektromagnetische velden
elektrotechniek
studie van het bouwen van machines en producten
mechatronica
een deel van geneeskunde waarbij je een zieke wonde geneest
heelkunde
studie van ontwikkelen van robots
robotica
araneus
spin
serpentes
slang
Valse vrienden
woorden die er in een andere gelijkaardig uitzien als in jouw taal, maar die een andere betekenis hebben
lemoen (Afrikaans)
oranje (Nederlands)
neuk (Afrikaans)
slaan (Nederlands)
seekoei (Afrikaans)
nijlpaard (Nederlands)
snabel (Deens)
slurf (Nederlands)
vrede (Deens)
boosheid (Nederlands)
pfeiffen (Duits)
fluiten (Nederlands)
einladen (Duits)
uitnodigen (Nederlands)
versuchen (Duits)
proberen (Nederlands)
proper (Engels)
goed, echt
eventual (Engels)
uiteindelijk
undertaker (Engels)
begrafenisondernemer
homo (esperanto)
man (Nederlands)
he (Fins)
zij (Nederlands)
kind (Ijslands)
schaap (Nederlands)
caldo (Italiaans)
warm (Nederlands)
agurk (Noors)
komkommer (Nederlands)
viola (Portugees)
gitaar (Nederlands)
constipado (Spaans)
verkoudheid
rock (Zweeds)
overjas
antopos
mens (antropologie)
wijdverbreid
verspreid over een groot gebied of over een grote hoeveelheid mensen
turbulent
vol onrust
connotatie
gevoelswaarde, bijklank
rendabel
het brengt meer geld op dan het kostte
lingua franca
gemeenschappelijk communicatiemiddel
hiaat
leegte
stigmatiseren
groep personen negatief wordt gelabeld, veroordeeld en uitgesloten.
xenofobie
angst voor vreemden
yuppie
jeugdige carrièremaker
inclusie
iedereen van de samenleving kan meedoen
jargon
taalgebruik
mantra
woord of zin dat wordt herhaalt
discours
redevoering
excelleren
onderscheiden