Frans bescherelle série 4 Flashcards
faire
doen, maken
(se) taire
(ver)zwijgen
plaire
bevallen, aanstaan
déplaire
niet bevallen, niet aanstaan
croire
hopen
boire
drinken
conduire
besturen
construire
bouwen
détruire
vernielen
introduire
introduceren
nuire (à)
schaden
produire
produceren
séduire
verleiden
rire
lachen
sourire
glimlachen
dire
zeggen
médire
kwaadspreken
contredire
tegenspreken
interdire
verbieden
prédire
voorspellen
lire
lezen
écrire
schrijven
décrire
beschrijven
prescrire
voorschrijven
inscrire
inschrijven
rendre
teruggeven
défendre
verdedigen
descendre
afdalen
tendre
aanreiken
attendre
wachten
détendre
ontspannen
se détendre
zicht ontspannen
entendre
horen
prétendre
beweren
vendre
verkopen
perdre
verliezen
mordre
bijten
répondre
antwoorden
prendre
nemen
apprendre
leren, vernemen
comprendre
begrijpen
entreprendre
ondernemen
surprendre
verrassen