Nederlands eponiemen (andere kant) Flashcards

1
Q

zelf (automatisch)

A

autos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

leven (biologie)

A

bios

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tijd (chronometer)

A

chronos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

door/ doorheen (dialoog)

A

dia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klinken (telefoon)

A

fonè

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aarde (geologie)

A

gè (geo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoek (goniometrie)

A

go(o)n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

schrijven (telegram)

A

grafein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zelfde (homoniem)

A

homós

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschillend (heteroseksueel)

A

heteros

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bewegen (kinetische energie)

A

kine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gelijk aan (isotoop)

A

iso

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

regeren (democratie)

A

kratein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ruimte (kosmologie)

A

kosmos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leer/ rede/ woord (logopedie, biologie)

A

logos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

groot (macrofaag)

A

macro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

klein (microgolf)

A

micro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gevoel (empathie)

A

pathos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

één/ enkel (monotheïsme)

A

mono

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

licht (fotograaf)

A

photós

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

veel (polytheïsme)

A

poly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

plaats (topografie)

A

topos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

zien (telescoop)

A

scopos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wijsheid (filosofie)

A

sofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

ver (televisie)

A

tele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

psychiater

A

dokter voor geestelijke gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

endocrinoloog

A

dokter voor wanneer hormonen zijn ontregeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

geriater

A

dokter voor ouderdomsziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

oncoloog

A

dokter om te testen op kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

neuroloog

A

dokter voor zenuwaandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

orthopedist

A

dokter voor ontsteking van gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

pediater

A

dokter voor zieke baby/ kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

gynaecoloog

A

dokter voor zwangere vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

dermatoloog

A

huiddokter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

gastro-enteroloog

A

dokter voor spijsvertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

nefroloog

A

dokter voor de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

otolaryngoloog

A

dokter voor oorontstekingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

hematoloog

A

dokter voor bloedaandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

cardioloog

A

dokter voor hartspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

voorhoofd

A

frontalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

neus

A

nasus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

oor

A

auris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

oog

A

oculis

44
Q

lip

A

labium

45
Q

tong

A

lingua

46
Q

borst

A

mamma

47
Q

buik

A

abdomen

48
Q

hand

A

manus

49
Q

zenuw

A

nervus

50
Q

spier

A

musculus

51
Q

voet

A

pes

52
Q

navel

A

umbilicus

53
Q

tanden

A

dens (dentes)

54
Q

ekster

A

pica pica

55
Q

(hersen)schedel

A

cranium cerebrale

56
Q

merel

A

turdus merula

57
Q

(huis)kat

A

catus

58
Q

rat

A

rattus

59
Q

tijger

A

tigris

60
Q

hond

A

canis

61
Q

olifant

A

elephantidea

62
Q

muis

A

mus

63
Q

genetica

A

studie van erfelijkheid en overdracht genen

64
Q

biologie

A

studie van levende organismen

65
Q

neurologie

A

studie van zenuwstelsel en hersennen

66
Q

chemie

A

studie van samenstelling, eigenschappen en reacties van materie

67
Q

fysica

A

studie van materie, energie ruimte, tijd

68
Q

thermodynamica

A

studie van warmte, energie, arbeid

69
Q

ecologie

A

studie van interacties tussen organismen en hun omgeving

70
Q

astronomie

A

studie van panaten, sterren en het universum

71
Q

antropologie

A

studie van menselijke culturen, samenleving en evolutie

72
Q

sociologie

A

studie van menselijk gedrag

73
Q

pychologie

A

studie van menselijk denken, gedrag en mentale processen

74
Q

economie

A

studie van productie, distributie en consumptie

75
Q

politicologie

A

studie van politieke systeem, overheid

76
Q

mechanica

A

studie van bewegende voorwerpen

77
Q

archeologie

A

studie van oude menselijke geschiedenis

78
Q

linguïstiek

A

studie van taal en structuur

79
Q

demografie

A

studie van bevolkingsaantallen

80
Q

elektrotzchniek

A

technische discipline met toepassing van elektriciteit en elektromagnetische velden

81
Q

mechatronica

A

studie van het bouwen van machines en producten

82
Q

heelkunde

A

een deel van geneeskunde waarbij je een zieke wonde geneest

83
Q

robotica

A

studie van ontwikkelen van robots

84
Q

spin

A

araneus

85
Q

slang

A

serpentes

86
Q

woorden die er in een andere gelijkaardig uitzien als in jouw taal, maar die een andere betekenis hebben

A

Valse vrienden

87
Q

oranje (Nederlands)

A

lemoen (Afrikaans)

88
Q

slaan (Nederlands)

A

neuk (Afrikaans)

89
Q

nijlpaard (Nederlands)

A

seekoei (Afrikaans)

90
Q

slurf (Nederlands)

A

snabel (Deens)

91
Q

boosheid (Nederlands)

A

vrede (Deens)

92
Q

fluiten (Nederlands)

A

pfeiffen (Duits)

93
Q

uitnodigen (Nederlands)

A

einladen (Duits)

94
Q

proberen (Nederlands)

A

versuchen (Duits)

95
Q

goed, echt

A

proper (Engels)

96
Q

uiteindelijk

A

eventual (Engels)

97
Q

begrafenisondernemer

A

undertaker (Engels)

98
Q

man (Nederlands)

A

homo (esperanto)

99
Q

zij (Nederlands)

A

he (Fins)

100
Q

schaap (Nederlands)

A

kind (Ijslands)

101
Q

warm (Nederlands)

A

caldo (Italiaans)

102
Q

komkommer (Nederlands)

A

agurk (Noors)

103
Q

gitaar (Nederlands)

A

viola (Portugees)

104
Q

verkoudheid

A

constipado (Spaans)

105
Q

overjas

A

rock (Zweeds)

106
Q

mens (antropologie)

A

antopos