Nederlands Flashcards

1
Q

een andere oplossing

A

alternatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een manier van kijken naar iets

A

het aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aanmoedigen

A

bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een quote

A

het citaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

iemand zeggen wat hij mis heeft gedaan

A

confronteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

iemand die altijd alles beoordeeld

A

criticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

duidelijk,

A

het detail

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

niet dezelfde soort

A

Divers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gemakkelijk/nuttig

A

efficient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

letterlijk/duidelijk

A

Expliciet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

alleen iets doen

A

initiatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aanduiden

A

markeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

redenen of argumenten

A

Onderbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een plan

A

een strategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

iets dat populair is op dat moment

A

de trend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitbrengen

A

publiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een antwood…

onder woorden brengen

A

formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

apprecieren

A

waarderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

verhinderen

ik probeerde te … dat ik slechte punten haal

20
Q

alles op een adere plek leggen

A

verspreiden

21
Q

de leerkracht stelde de ingevulde paginas ter… van de klas

A

beschikking

22
Q

tijdens het schooljaar maakte andres een positieve … door : hij studeerde meer
—————————————————– beter zijn dan je eerst was

23
Q

jij kan je …. dat groepje

A

aansluiten bij

24
Q

het artikel bevat heel wat… die de letterlijke woorden van de president weergeven

25
omje aan te sluiten moet je aan enkele voorwaarden ...
voldoen
26
iets aanraden
aanbevelen
27
bestuderen
analyseren
28
aanbevelen, adviseren
aanraden
29
gebruiken, bedienen
hanteren
30
wat makkelijk stuk kan gaan
Broos
31
dik of zwaarlijvig
Corpulent
32
een zongebruinde huid
getaand
33
licht, mager, fijn, slank
frêle
34
erg breed maar niet dik
gezet
35
bleek worden
verbleekt
36
iemand die de juiste weg in het leven heeft gevonden
vaal
37
kwetsbaar
teer
38
aantrekkelijk, attractief | geen personen
Wervend
39
belachelijk
karikatuur
40
figuurlijk
grotesk
41
wisselvallig
veranderlijk
42
echt
realistisch
43
gevoelig, kwetsbaar
fijngevoelig
44
gierig
standvastig
45
de oorsprong/geschiedenis van een woord
ethymologie