Nederland (1848-1914) /Nederland word een democratie Flashcards

Nederland wordt een democratie

1
Q

algemeen kiesrecht

A

als iedereen vanaf een bepaalde leeftijd mag stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

caoutchouc artikel

A

grondwetsartikel uit 1887 dat bepaalde dat kiezeres aan eisen van beschikbaarheid moesten voldoen (caoutchouc = rekbaarheid, rubber)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cencuskiesrecht

A

kiesrecht dat afhangt van de betalen belasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

constitutionele monarchie

A

koninkrijk waarin de koning zich moet houden aan de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

eerste kamer

A

deel van de staten-generaal dat door de provinciale staten wordt gekozen (indirect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gemeenteraad

A

hoogste macht in de gemeente
rechtstreeks door de burgers van de gemeente gekozen vertegenwoordiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

grondrechten

A

belangrijkste rechten van burgers die in de grondwet zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

grondwet

A

basiswet / wet waarin staat hoe een staat geregeerd wordt en wat de grondrechten van burgers zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

grondwetsherkiezing

A

wijziging van de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoge burgerij

A

groep van rijke burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klassieke grondrechten

A

vrijheid van godsdienst, onderwijs, meningsuiting en drukpers, recht van vereniging en vergadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

liberaal

A

iemand die in de politiek streeft naar meer vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Luxemburgse kwestie

A

problemen waarbij zowel Frankrijk als puristen Luxemburg opeisten van koning Willem lll (1866-1867)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ministeriële verantwoordelijkheid

A

regering is verantwoordelijk voor de doen en laten van het staatshoofd (koning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onschendbaarheid van de koning

A

de koning hoeft geen verantwoordelijkheid afteleggen aan het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

parlement

A

volksvertegenwoordiging

17
Q

parlementair stelsel

A

bestuurssysteem waarin de regering afhankelijk is van het parlement

18
Q

provinciale staten

A

volksvertegenwoordiging in de provincie die rechtstreeks door de burgers wordt gekozen

19
Q

recht van amendement

A

recht om een wetsvoorstel te veranderen

20
Q

recht van budget

A

recht om de uitgave van de regering te controleren

21
Q

recht van enquête

A

recht om zelfstandig een onderzoek te mogen houden

22
Q

recht van initiatief

A

recht om een wetsvoorstel in te dienen

23
Q

recht van interpellatie

A

recht om een discussie aan te gaan met de ministers

24
Q

rechtstaat

A

staat waarin iedereen zich aan de wet moet houden

25
revolutie
1grote verandering, 2opstand
26
sociaal grondrecht
het recht op huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg
27
sociale kwestie
het probleem van de slechte leef en werkomstandigheden van de arbeiders
28
socialist
iemand die opkomt voor de rechten van arbeiders
29
staten generaal
parlement, eerste kamer, tweede kamer
30
tweede kamer
deel van de staten-generaal (het parlement) waarvan de leden door de burgers zijn gekozen