NASK Flashcards
1
Q
Symbool voor spanning en voor ampere
A
Spanning: I
Ampere: A
2
Q
Symbool stroomsterkte en symbool volt
A
Stroomsterkte: U
Volt: V
3
Q
Symbool voor weerstand en ohm
A
Weerstand: R
Ohm: dat O friemeltje
4
Q
Verdeelstation
A
Waar de elektrische energie over de verschillende afnemers word verdeelt
5
Q
Piramide formule:
A
U= I x R I= U : R R= U : I
6
Q
Stroomkring:
A
De kring van + naar - pool
7
Q
Elektronen:
A
Kleine deeltjes in een stroomdraad, als ze in beweging komen vervoeren die energie
8
Q
Geleiders:
A
Laten stroom door
9
Q
Isolatoren
A
Laten geen stroom door
10
Q
Stroomsterkte is overal gelijk:
A
Series schakeling
11
Q
Stroomsterkte is niet gelijk:
A
Parallel schakeling