Motivatie Flashcards

1
Q

Biologische behoefte

A

behoefte om voedsel binnen te krijgen > drang zorgt voor dat we gaan eten en drinken
- zit balans in: genoeg > je stopt met eten
- disbalans: mensen voelen geen honger of continu eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

arousal of stress

A

heeft een optimaal niveau
- te weinig: verveeld
- te veel: verlamd (faalangst)
- top: precies genoeg om productief te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

arousal bij patiënten

A
  • te laag: nemen geen medicatie
  • te veel: dit gaat toch niet meer over, waarom zou ik medicatie nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aanleren van gewoontes

A

gedrag vervult behoefte > herhaling > meer herhaling > gewoonte
- genot bevordert ook het herhalen van gedrag (wil zoveel mogelijk directe bevrediging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

conditionering

A

gedrag vertonen op basis van wat er geleerd is van gebeurtenissen uit het verleden, prikkels en informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leerprincipes

A
  • belonen
  • operante conditionering: het belonen van spontaan gedrag, onregelmatig belonen
    bijv. bij huilende babys oppakken > worden stil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Biologisch

A

beloning, intrinsieke en extrinsieke, versterkt gedrag wat in men verankert is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cultuur

A

bepaalt of het gedrag wat je vertoont beloond of bestraft wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

straffen

A

remt gedrag maar minder effectief dan belonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

intrinsieke beloning

A

iets dat jou zou motiveren: ik wil dokter worden; iets wat je wil bereiken en waarvoor je hard zal werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

extrinsieke beloning

A

een goed cijfer krijgen, door hard leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

negatief extrinsiek

A

hard leren, want ouders anders niet tevreden met cijfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

negatief intrinsiek

A

je wil niet zakken voor tentamen, want dan moet je herkansen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

extrinsieke motivatie

A

werkt alleen bij simpele opdrachten, waarbij de oplossing voor de hand ligt (routinewerk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

intrinsieke motivatie

A

werkt beter bij complexe taken die cognitief uitdagend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

directe bevrediging

A

het makkelijk verkrijgen van je zin

17
Q

indirecte bevrediging

A

vanwege psychologische behoeftes: macht, status, zelfwaardering, presteren of verbondenheid voelen met anderen

18
Q

ambitie

A

de mate waarin je iets wil bereiken, je hoeft niet direct beloond te worden

19
Q

self-efficacy

A

succes kunnen hebben met je inspanningen

20
Q

self awareness

21
Q

self awareness

A

geconfronteerd woren met je eigen doelen/normen waardoor een grotere discrepantie ontstaat

22
Q

belangrijkste motivator

A

voor gedrag op de langer termijn is dit een persoonlijk doel, met subdoelen

23
Q

motivatie om te presteren

A

leerdoel oriëntatie
- nieuwgierig
- proces leren begrijpen: hoe werkt dit?
- kan ik dit?

24
Q

self determination theory

A
  • genoeg weten over onderzoek
  • zelf inbreng hebben over hoe en wanneer de procedure zal gaan verlopen
  • iemand die helpt
    > gebrek aan deze 3 punten kan ervoor zorgen dat zij niets doen (?)
25
motivatie op langer termijn
- zelfregulerend gedrag: vergelijken met waar je nu staat en waar je wilt staan - moet overbrugbaar zijn: positieve actie; je gaat leren voor het tentamen want je wilt een goed cijfer - niet onoverbrugbaar: vluchtgedrag, uitgaan want je gaat het toch niet halen
26
sociale afwijzing kan leiden tot
1. immoreel gedrag: vertonen waar de groep het niet mee eens is 2. incompetent gedrag: je bent niet in staat de dingen uit te voeren waar de groep vanuit gaat dat je het wel kan 3. afwijkend uiterlijk
27
angst
vergroot de behoefte om met anderen te zijn