monitoring WG4 T/M 7 Flashcards
wat is conditioneren? en hoe werkt het?
het is een manier van leren voor de baby. het kindje koppelt een reactie aan een bepaalde gebeurtenis. bijvoorbeeld; de baby leert dat als hij een flesje ziet, dat hij dan te drinken krijgt.
wat is sociaal leren?
wanneer er bijvoorbeeld een spin is weet de baby niet hoe hij moet reageren omdat hij het niet kent, dus kijkt hij naar z’n ouder. als de ouder er bang voor is, wordt hij automatisch ook bang.
wat is sociaal refereren?
dit lijkt op sociaal leren, alleen het verschil is dat de baby naar de reactie van de ouder kijkt en er van leert. bijvoorbeeld; de baby wordt voor een gat geplaatst maar er zit glas over heen. weer kijkt hij naar zijn moeder. wanneer de moeder bang kijkt durft hij er niet overheen, maar wanneer ze blij kijkt gaat hij het toch proberen.
wat voor interactie hebben peuters met hun zorgdragers?
de peuters kijken naar de reactie van de ouders en leren ervan.
hoe staat de ontwikkeling ervoor bij een peuter, normaal gesproken?
een peuter is heel trots op zichzelf en denkt dat de wereld om hem draait. het hoort bij de normale ontwikkeling dat een peuter verwacht dat alle aandacht op hem gericht is. hij eist alle aandacht op, van iedereen en overal.
wat zijn de kenmerken van peuters op het vlak van sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling?
ze experimenteren veel met gedrag en acties om nieuwe ervaringen op te doen, ze kunnen blokjes in een doos met vormpjes doen, ze gaan ook gedrag van andere kopiëren en herhalen dat later.
wat zijn de kenmerken bij peuters op het vlak van communicatieve vaardigheden?
ze leren klanken maken, ze zeggen de eerste woordjes (rond de eerste verjaardag), de woorden komen er nog niet helemaal goed uit want ze maken makkelijkere woordjes. zoals sorry wordt torry of broem i.p.v. auto
hoe signaleer je psychosociale problemen bij kinderen? (welke kenmerken kun je zien)
angst, teruggetrokkenheid, depressieve gevoelens, psychosomatische klachten (hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid), agressief gedrag, onrustig gedrag, etc.
wat doe je tijdens voorlichting geven over psychosociale problemen en wat voor interventies kun je opstellen?
tijdens de voorlichting; wees duidelijk, toon betrokkenheid, sta naast de cliënt, etc.
interventies; verschillende programma’s met psychologen, lesprogramma’s, hulpverleners, etc.
wat zijn de kenmerken van kleuters op het vlak van sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling?
kleuters ontwikkelen hun sociale vaardigheden in het contact met andere kinderen. het kind krijgt zelfvertrouwen, doordat het leert ook contact te leggen buitenshuis, zonder de directe steun van zijn ouders. kinderen ontdekken het plezier in de interactie met anderen.
wat zijn de karakteristieken van het concreet operationele stadium volgens Piaget?
Het concreet-operationele stadium (7 tot 11 jaar). In dit stadium ziet het kind al wel logische verbanden, maar heeft het nog steeds de behoefte heeft aan concreet materiaal.
hoe ontwikkeld de zelfstandigheid van een schoolkind?
de basisvaardigheden voor zelfstandigheid zijn het zelf kunnen van eten, aankleden, wassen en naar het toilet gaan.
wat voor interactie gaan schoolkinderen aan met hun ouders en vrienden?
langzaam leert hij dat andere mensen hun eigen gevoelens en gedachten hebben. bovendien krijgt hij steeds meer inzicht in de persoonlijkheid van anderen.
hoe geef je voorlichting middels de principes van opvoedingsondersteuning?
- vraaggericht; vanuit perspectief van de ouder
- uitgangspunt is dat ouder competenties, ondersteuning in de persoonlijke opvoedaanpak.
- zoeken naar sterke punten van de ouder
- samenwerkingsrelatie
anticiperende voorlichting; - heldere en eenvoudige adviezen op maat
- die rol positief bekrachtigen
- niet problematiseren of stigmatiseren
- informatie geven over de normale ontwikkeling
- doel; kennis en inzicht van ouders vergroten, zodat ze kunne n afwegen hoe zij met bepaalde behoeften en gedrag van het kind willen omgaan.
wat zijn de kenmerken van cognitieve ontwikkeling van schoolkinderen?
- Kind leert tastbare begrippen: fysische eigenschappen, hoeveelheden, plaats, tijd, ruimtelijke verhoudingen en afstand.
- Belangrijk dat het kind voldoende concentratie en motorische vaardigheden heeft om naar school te kunnen gaan.
- Causale denken: legt oorzakelijk verband tussen twee gebeurtenissen die gelijktijdig plaats vinden.
- Angsten worden veroorzaakt doordat het kind dit nog niet kan: bij gebrekkige taal kennis, letterlijk oppakken van wat gezegd wordt.
- Metaforisch denken: een woord verwijst naar een ander begrip, waardoor de letterlijke betekenis op de achtergrond komt, bijv. bord leeg eten
- Magisch denken
- Vermogen tot relativeren neemt toe, door belangstelling voor de wereld en hogere mate van abstractie -> leert eigen wensen te volgen.
- Verschil duidelijker in intelligentie -> problemen kinderen met een laag en een hoog leervermogen. (leren door te doen, door te herhalen, door principes toe te passen (havo), door principes te begrijpen(vwo))
- Toename IQ mogelijk door betere scholing, voeding, verandering in gepatroonde minder kinderen per gezin.
- Hoogbegaafdheid: mogelijk problemen in sociale omgang, afnemende concentratie bij routinehandelingen en onderpresteren.