monitoring WG4 T/M 7 Flashcards

1
Q

wat is conditioneren? en hoe werkt het?

A

het is een manier van leren voor de baby. het kindje koppelt een reactie aan een bepaalde gebeurtenis. bijvoorbeeld; de baby leert dat als hij een flesje ziet, dat hij dan te drinken krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is sociaal leren?

A

wanneer er bijvoorbeeld een spin is weet de baby niet hoe hij moet reageren omdat hij het niet kent, dus kijkt hij naar z’n ouder. als de ouder er bang voor is, wordt hij automatisch ook bang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is sociaal refereren?

A

dit lijkt op sociaal leren, alleen het verschil is dat de baby naar de reactie van de ouder kijkt en er van leert. bijvoorbeeld; de baby wordt voor een gat geplaatst maar er zit glas over heen. weer kijkt hij naar zijn moeder. wanneer de moeder bang kijkt durft hij er niet overheen, maar wanneer ze blij kijkt gaat hij het toch proberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat voor interactie hebben peuters met hun zorgdragers?

A

de peuters kijken naar de reactie van de ouders en leren ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe staat de ontwikkeling ervoor bij een peuter, normaal gesproken?

A

een peuter is heel trots op zichzelf en denkt dat de wereld om hem draait. het hoort bij de normale ontwikkeling dat een peuter verwacht dat alle aandacht op hem gericht is. hij eist alle aandacht op, van iedereen en overal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de kenmerken van peuters op het vlak van sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling?

A

ze experimenteren veel met gedrag en acties om nieuwe ervaringen op te doen, ze kunnen blokjes in een doos met vormpjes doen, ze gaan ook gedrag van andere kopiëren en herhalen dat later.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de kenmerken bij peuters op het vlak van communicatieve vaardigheden?

A

ze leren klanken maken, ze zeggen de eerste woordjes (rond de eerste verjaardag), de woorden komen er nog niet helemaal goed uit want ze maken makkelijkere woordjes. zoals sorry wordt torry of broem i.p.v. auto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe signaleer je psychosociale problemen bij kinderen? (welke kenmerken kun je zien)

A

angst, teruggetrokkenheid, depressieve gevoelens, psychosomatische klachten (hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid), agressief gedrag, onrustig gedrag, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doe je tijdens voorlichting geven over psychosociale problemen en wat voor interventies kun je opstellen?

A

tijdens de voorlichting; wees duidelijk, toon betrokkenheid, sta naast de cliënt, etc.
interventies; verschillende programma’s met psychologen, lesprogramma’s, hulpverleners, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de kenmerken van kleuters op het vlak van sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling?

A

kleuters ontwikkelen hun sociale vaardigheden in het contact met andere kinderen. het kind krijgt zelfvertrouwen, doordat het leert ook contact te leggen buitenshuis, zonder de directe steun van zijn ouders. kinderen ontdekken het plezier in de interactie met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de karakteristieken van het concreet operationele stadium volgens Piaget?

A

Het concreet-operationele stadium (7 tot 11 jaar). In dit stadium ziet het kind al wel logische verbanden, maar heeft het nog steeds de behoefte heeft aan concreet materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe ontwikkeld de zelfstandigheid van een schoolkind?

A

de basisvaardigheden voor zelfstandigheid zijn het zelf kunnen van eten, aankleden, wassen en naar het toilet gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat voor interactie gaan schoolkinderen aan met hun ouders en vrienden?

A

langzaam leert hij dat andere mensen hun eigen gevoelens en gedachten hebben. bovendien krijgt hij steeds meer inzicht in de persoonlijkheid van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe geef je voorlichting middels de principes van opvoedingsondersteuning?

A
  • vraaggericht; vanuit perspectief van de ouder
  • uitgangspunt is dat ouder competenties, ondersteuning in de persoonlijke opvoedaanpak.
  • zoeken naar sterke punten van de ouder
  • samenwerkingsrelatie
    anticiperende voorlichting;
  • heldere en eenvoudige adviezen op maat
  • die rol positief bekrachtigen
  • niet problematiseren of stigmatiseren
  • informatie geven over de normale ontwikkeling
  • doel; kennis en inzicht van ouders vergroten, zodat ze kunne n afwegen hoe zij met bepaalde behoeften en gedrag van het kind willen omgaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de kenmerken van cognitieve ontwikkeling van schoolkinderen?

A
  • Kind leert tastbare begrippen: fysische eigenschappen, hoeveelheden, plaats, tijd, ruimtelijke verhoudingen en afstand.
  • Belangrijk dat het kind voldoende concentratie en motorische vaardigheden heeft om naar school te kunnen gaan.
  • Causale denken: legt oorzakelijk verband tussen twee gebeurtenissen die gelijktijdig plaats vinden.
  • Angsten worden veroorzaakt doordat het kind dit nog niet kan: bij gebrekkige taal kennis, letterlijk oppakken van wat gezegd wordt.
  • Metaforisch denken: een woord verwijst naar een ander begrip, waardoor de letterlijke betekenis op de achtergrond komt, bijv. bord leeg eten
  • Magisch denken
  • Vermogen tot relativeren neemt toe, door belangstelling voor de wereld en hogere mate van abstractie -> leert eigen wensen te volgen.
  • Verschil duidelijker in intelligentie -> problemen kinderen met een laag en een hoog leervermogen. (leren door te doen, door te herhalen, door principes toe te passen (havo), door principes te begrijpen(vwo))
  • Toename IQ mogelijk door betere scholing, voeding, verandering in gepatroonde minder kinderen per gezin.
  • Hoogbegaafdheid: mogelijk problemen in sociale omgang, afnemende concentratie bij routinehandelingen en onderpresteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe verandert het zelfbeeld van pubers?

A

een puber heeft veel meer zelfkennis dan een kind op de basisschool. pubers hebben al een goed beeld van hun eigen karakter, denken na over hoe je met anderen om moet gaan en weten vrij goed hoe anderen over hen denken.

17
Q

wat voor interactie hebben pubers met hun ouders en vrienden?

A

van ouders hoor je vaak hoe hun lieve, sociale kinderen veranderen in egocentrische, luie hotelgasten die alleen aan me, myself & i denken. maar buiten het zicht van volwassene leren pubers veel van hun leeftijdgenoten over sociaal gedrag.

18
Q

hoe ontwikkelen de hersenen zich in de pubertijd? en wat betekend dit voor het denken van de pubers?

A

tijdens de pubertijd vindt er een snoeiproces plaats om alleen de nuttige verbindingen te behouden en de communicatie in de hersenen te optimaliseren. de verbindingen tussen neuronen die niet actief zijn, verdwijnen. verbindingen die veel worden gebruikt, worden juist versterkt.

19
Q

wat zijn de karakteristieken van het formeel operationele stadium volgens Piaget?

A

Het formeel-operationele stadium (vanaf 12 jaar). Vanaf dit stadium is het kind in staat om abstract te redeneren.

20
Q

wat zijn de verschillende vormen van pesten?

A
  • direct pesten (slaan, schoppen, etc.)
  • indirect pesten (roddelen, negeren)
  • cyberpesten (via internet gemene dingen zeggen)
21
Q

wat zijn de redenen dat kinderen pesten?

A
  • concurrentiedrang, jaloezie, verveling, frustratie af reageren
  • de pester is vroeger zelf gepest of bang om gepest te worden
  • als een kind pest, kan er mogelijk sprake zijn van een gebrek aan warmte en geborgenheid in het gezin, of dat in het gezin agressief gedrag wordt toegestaan.
22
Q

wat zijn de gevolgen van pesten?

A
  • grotere kans op depressie, angst en teruggetrokkenheid
  • grotere kans op psychosomatische klachten (buikpijn, rugpijn, bedplassen, slaapproblemen, etc.)
  • grotere kans op suïcidegedachten en -pogingen.
  • minder plezier in school en lagere schoolprestaties.
23
Q

wat zijn de best bevonden interventies om pesten te verminderen?

A
  • naast leerlingen en leerkrachten ook ander personeel op school en ouders te betrekken;
  • interventies langdurig in te zetten;
  • de normen en waarden die passen bij het voorkomen van pesten niet alleen op papier vast te leggen maar ook na te leven, bijvoorbeeld bij het personeel;
  • te zorgen dat er in ieder geval iemand is die het kan opnemen voor gepeste jongeren. Zij ervaren daardoor (iets) minder problemen.
24
Q

hoe signaleer je pesten bij kinderen?

A

alert bij o.a. de volgende risicofactoren; verlegen, overgewicht, ADHD, stotteren, homoseksualiteit

25
Q

hoe ga je in gesprek met een puber over pesten? (met behulp van de JGZ-richtlijn)

A
  • Algemene anamnese De JGZ signaleert pesten door bij elk kind de volgende anamnese af te nemen:
  • Algemeen welbevinden? Zit je lekker in je vel? Hoe voel je je op school?
  • Gepest? Ben je de laatste tijd wel eens gepest of mag je wel eens niet meedoen met de groep?
  • Pester? Heb je de laatste tijd wel eens iemand gepest, uitgelachen of gezegd dat hij/zij niet mee mag doen met de groep?
  • Cyberpesten/digipesten? (vanaf 8 jaar) Krijg je wel eens iets vervelends via je mobiele telefoon, internet of online gamen? Stuur je zelf wel eens negatieve berichten naar anderen?
  • Meeloper? Doe je wel eens mee met het pesten van andere kinderen? -Gevolgen van pesten?
26
Q

wat zijn de kenmerken van puberen op het vlak van cognitieve ontwikkeling en de invloed van het externe milieu?

A

10-15 jaar;
- Emotioneler en gevoeliger reageren (komt door de afgifte van hormonen).
- Ze hebben hun impulsen niet onder controle
- Ze kunnen niet goed plannen
14-16 jaar;
- Ze nemen graag risico’s
16-22 jaar;
- Ze leren langzaam meer rekening te houden met de sociale en emotionele gevolgen van hun gedrag en de effecten op lange termijn.
- Ze krijgen grip op hun gedragingen
- Ze zijn beter in staat om keuzes te maken en die te evalueren
- Ook weten ze nu beter hun gedrag aan te passen aan de sociale norm die in hun omgeving geldt.

27
Q

wat zijn de psychosociale ontwikkelingsaspecten van de puber?

A
  • ze ontwikkelen een zelfbeeld
  • ze denken na en discussiëren over van alles
  • ze worden kritisch tegenover anderen, ook tegenover hun ouders
  • ze gaan zich steeds meer richten op jongeren van hun eigen leeftijd en geslacht. ze willen ergens bij horen
  • hun ouders zullen niet altijd meer weten wat hun kind doet en is het daardoor ook moeilijk om signalen van pesten te herkennen
  • voor sommige jongeren verloopt de sociale en emotionele ontwikkeling niet zo makkelijk. ze kunnen het bijvoorbeeld moeilijk vinden om een houding aan te nemen, of heel emotioneel te reageren en niet naderen voor ze iets zeggen of doen.