monitoring WG1 T/M 3 Flashcards

1
Q

wat zijn de belangrijkste reflexen die bij baby’s aanwezig zijn?

A
  • protective side turning (het draaien van het hoofd zodat baby niet stikt)
  • grijpreflex
  • loopreflex
  • moro-relfex
  • zuigreflex
  • zoekreflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de belangrijkste mijlpijlen van de grove motoriek van kinderen t/m 3 jaar?

A
  • los lopen (rond 1e levensjaar)
  • rolt om van rug naar buik
  • zit stabiel los
  • kruipt vooruit
  • kan 5 sec. op 1 been staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de relatie tussen de motorische ontwikkeling en psychosociale ontwikkeling?

A

onder motorische ontwikkeling valt het voortbewegen en balans. psychosociale ontwikkeling is meer het sociale deel, sociale interactie, dus met vriendjes spelen en omgaan met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat houd de normale groei en motorische ontwikkeling van baby’s in?

A

dit houdt in het voortbewegen, groei van het lichaam etc. op de tijd dat het zou moeten gebeuren. bijv.; rond het eerste levensjaar is het normaal dat een kindje los gaat lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

je kent de normale groei van baby’s, zodanig dat je groeicurves kan interpreteren aan de hand van een normering.

A

wanneer de groeicurve van de baby niet goed in lijn loopt met het gemiddelde is het meestal geen goed teken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de kenmerken van goede informatievoorziening?

A
  • combinatie van patiënt gerichte en zorgverleningsgerichte benadering
  • informatievoorziening wordt positiever beoordeeld als er sprake is van een samenwerkingsrelatie
  • informatie geven op het juiste moment
  • niet te veel informatie in 1 keer geven
  • geeft informatie op een heldere manier
  • check steeds of de informatie is begrepen
  • verpleegkundige moet eerlijke en realistische informatie geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

je kan de informatievoorziening afstemmen op het niveau van de gesprekspartner. hoe doe je dat?

A

wanneer je bijv. met een kindje praat moet niet veel moeilijke woorden gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke emoties zijn er al zichtbaar bij een baby?

A
  • tevredenheid
  • belangstelling
  • verdriet
  • de meeste emoties zijn reflexen op wat ze zien
  • ze kunnen terug lachen
  • steken hun armen uit om opgepakt te worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is temperament en wat betekend het voor het gedrag van een baby?

A

temperament is een manier waarop een baby reageert op zijn/haar omgeving. het karakter van de baby wordt gevormd door zijn/haar temperament en omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat voor interacties hebben baby’s met hun zorgdragers?

A

ze kunnen emoties met elkaar uitwisselen en op elkaar reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke hechtingsstijlen zijn er? en wat voor invloed hebben zij op de ontwikkeling van het kind?

A

veilige hechting
- de ouders zijn een veilige haven voor het kind
- het kind heeft geleerd op zichzelf en op andere te vertrouwen
- het kind bouwt uiteindelijk zelfstandigheid
onveilige hechting
- er zijn verschillende soorten
- risicofactoren bij het kind zijn; kinderen met een moeilijk temperament, baby’s die lang in een couveuse hebben gelegen, huilbaby’s etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de kenmerken op het vlak van de motorische ontwikkeling. je moet hierbij een Wiechenschema kunnen interpreteren.

A
  • het begint met reiken en grijpen
  • dan op de buik liggen en omrollen
  • coördinatie van ogen en handen
  • gebaren maken
  • zitten, kruipen en staan
  • leren lopen

in het Wiechenschema kun je er achter komen of het kindje een van de dingen te laat of juist te vroeger dan het gemiddelde doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

studenten kennen globaal de kenmerken van baby’s op het vlak van sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling

A

hier vallen dus al de emoties die baby’s laten zien onder, maar ook hoe ze reageren, wat ze gaan ondernemen etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe licht je een ouder voor over normaal motorisch gedrag van baby’s?

A

je kunt zeggen dat als het kindje een van de kenmerken nog niet kan, bijvoorbeeld omrollen, dat dat niet erg is. niet alle kinderen zijn hetzelfde, dus de ene doet sommige dingen wat later dan de andere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is normaal huilgedrag voor een baby?

A

vanaf de geboorte tot de leeftijd van 6 tot 8 weken gaan baby’s meer huilen. op een leeftijd van 6 tot 8 weken huilen baby’s gemiddeld 2 tot 2,5 uur per dag. daarna neemt het aantal uur af. rond de 3 maanden is de huiltijd 1 tot 1,5 uur per dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

je kunt ouders voorlichten over normaal huilgedrag en interventies benoemen bij excessief huilen.

A
  • o.a. uitleggen wat normaal huilen is en waarom huilen goed is
  • vertellen over het shaking baby syndrome
  • interventies; kinderfysiotherapie, prelogopedie, infant mental health, babygroepen, psychiatrische behandelprogramma’s voor ouders.