Mondgezondheid en beïnvloedende factoren Flashcards

1
Q

Medische, monocausale visie
Gezondheid =
Nog 3 punten:

A

Afwezigheid ziekte of lichaamsgebrek (lichaamsfunctie)

  • Medische feiten
  • Klassieke benadering (= 1 oorzaak van ziekte ontstaan
  • Rol patiënt passief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat omvat gezondheid?

A

Waarden, normen en culturele aspecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Biologische visie
Gezondheid =
Nog 2 punten:

A

Aanpassing lichaam externe omstandigheden (dagelijks functioneren + lichaamsfunctie)

  • Homeostase (= het contact houden van fysiologische processen en biochemische reacties in het lichaam)
  • Biologische gezondheid is universeel geldend voor alle mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychologische visie
Gezondheid =
Nog 2 punten:

A

Eigen gewenste doelen en behoeften behalen
(dagelijks functioneren, mentaal welbevinden, kwaliteit van leven, spirituele dimensie)
- Geestelijke dimensie
- Persoonlijke benadering > individueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale visie
Gezondheid =
Nog 2 punten:

A

Sociale rol in maatschappij kunnen vervullen (sociaal/maatschappelijk participeren)

  • Maatschappelijk functioneren staat boven behoefte individu
  • Sociologische inkleuring van gezondheid met accent op sociale dimensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Humaan/multicausale visie
Gezondheid =
Nog 2 punten:

A

Multicausaal en multifactorieel (visie WHO)

  • Verbindt biologische, psychologische- en sociale visie
  • Weerspiegelt holistisch mensbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dynamische visie

Gezondheid =

A

Vermogen om dynamisch aan te passen en in eigen regie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is positieve gezondheid?

A

Benadering binnen gezondheidszorg die niet ziekte,

maar betekenisvol leven centraal stelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Betere gezondheidsvaardigheden zorgt voor:

A

Beter eigen aanpassingsvermogen en regie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt het ICF-model in, wat kan je ermee meten?

A

Hoe mensen omgaan met hun gezondheid met het gezondheidsprobleem als uitgangspunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

WHO visie

A

Bredere Multi causale, multifactoriële visie en een meer positieve benadering op gezondheid met een holistisch mensbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Huber definitie gezondheid:

A

Het vermogen van mensen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ICF =

A

International Classification of Functioning Disability and Health

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat was gezondheid vroeger?

A

Ziekte en genezen ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Met welke term wordt gezondheid beschreven?

A

Gezondheidstoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gezondheidstoestand wordt beschreven met behulp van:

A

Gezondheidsindicatoren

17
Q

Epidemiologie:

A

Vakgebied dat zich bezig houdt met het inzichtelijk maken van de gezondheidstoestand van de bevolking

18
Q

Cohort:

A

Groep mensen die nauwkeurig kan worden omschreven

19
Q

Wat zijn oorzaken van een lage SES (sociaal economische status)? (4)

A
  1. Opleidingsniveau
  2. Inkomensniveau
  3. Arbeidsomstandigheden
  4. Opvoedingsstijl/klimaat van het gezin
20
Q

Prompts =

A

Herinnering aan gewenst gedrag

21
Q

Social facilitation =

A

Sociale invloed en steun

22
Q

Intenties worden gevormd door (3) :

A
  1. Attitudes
  2. Subjectieve normen of sociale invloed
  3. Waargenomen gedragscontrole of eigen-effectiviteit
23
Q

QALY’s =

A

Quality-adjusted life years

24
Q

DALY’s =

A

Disability-adjusted life years

25
Q

Leg uit welke onderdelen er in het ICF model staan? (6)

A
  1. Gezondheidstoestand: stoornis/ziekte
  2. Lichaamsfunctie en anatomische eigenschappen
  3. Activiteiten (die de patient uit kan voeren)
  4. Participatie
  5. Omgevingsfactoren
  6. Persoonlijke factoren
26
Q

Met behulp van de ICF kan de gezondheid van een persoon beschreven worden in termen van (4):

A
  1. Lichaamsfunctie, anatomie
  2. Activiteit
  3. Participatie: Deelname aan relaties en de samenleving
  4. Omgevingsfactoren
27
Q

Welke gezondheidsvisies zijn er? (6)

A
  1. Biologische visie
  2. Psychologische
  3. Sociale visie
  4. Medische, monocausale visie
  5. Humaan/multicausale visie
  6. Dynamische visie