Module 3: structures Flashcards

1
Q

in deze advertentie, gaat het over…

A

dans cette annonce,
il s’agit de…
il est question de…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

deze advertentie betreft…

A

cette annonce
concerne…
traite de…
porte sur…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het product waarover het gaat in de advertentie is…

A

le produit dont il est question dans l’annonce est…

le produit dont il s’agit dans l’annonce est…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het product dat voorgesteld wordt in de advertentie is…

A

le produit qui est présenté dans l’annonce est…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een advertentie

A

une annonce (publicitaire)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een reclame

A

une publicité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een product

A

un produit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een dienst

A

un service

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een zaak, een belang

A

une cause

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het merk van dit product is…

A

la marque de ce produit est…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de organisatie die deze advertentie verspreid heet…

A

l’organisation qui diffuse cette annonce s’appelle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de naam van het merk is…

A

le nom de la marque est…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een organisatie

A

une organisation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een bedrijf

A

une entreprise / une société

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een merk

A

une marque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een naam

A

un nom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

heten

A

s’appeler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bovenop … , biedt het merk ook … aan

A

en plus de … , la marque propose également ….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de andere producten van het merk zijn …

A

les autres produits de la marque sont …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het bedrijf produceert ook …

A

l’entreprise produit aussi …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de illustratie bevat …

A

l’illustration contient / comprend …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de afbeelding stelt … voor

A

l’image représente …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

op de afbeelding, zie je…

A

sur l’image, on voit…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

in de advertentie, zijn er…

A

dans l’annonce, il y a…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

links is er…

A

à gauche, il y a…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

rechts zie je…

A

à droite, on voit…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

bovenaan vind je…

A

en haut, on trouve…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

onderaan kan je… lezen

A

en bas, on peut lire…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

het verband met het merk is duidelijk…

A

le lien avec la marque est clair…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

een verband

A

un lien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

bevatten

A

contenir / comprendre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

een afbeelding

A

une image

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

een illustratie

A

une illustration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

een voorstelling

A

une représentation

35
Q

een foto

A

une photo(graphie)

36
Q

voorstellen / afbeelden

A

représenter

37
Q

voorgesteld / afgebeeld worden

A

être représenté

38
Q

op de advertentie, zie je de volgende blikvanger:…

A

sur l’annonce, on voit l’accroche suivante:…

39
Q

de slogan die op de afbeelding staat is de volgende:…

A

le slogan affiché sur l’annonce est le suivant:…

40
Q

deze slogan verwijst naar…

A

ce slogan renvoie à…

41
Q

je kan de slogan als volgt herformuleren:…

A

vous pouvez reformuler le slogan ainsi:…

42
Q

deze blikvanger trekt onmiddellijk de aandacht want…

A

cette accroche attire tout de suite l’attention car…

43
Q

een slogan

A

un slogan

44
Q

een blikvanger

A

une accroche

45
Q

verwijzen naar

A

renvoyer à

46
Q

herformuleren

A

reformuler

47
Q

de aandacht trekken

A

attirer l’attention

48
Q

met deze advertentie wil het merk de volgende boodschap doorgeven / verspreiden

A

avec cette annonce, la marque veut faire passer le message suivant:…

49
Q

de boodschap van het merk kan als volgt geherformuleerd worden:…

A

le message de la marque peut être reformulé ainsi:…

50
Q

met deze boodschap, doet het merk de volgende usp aan zijn consumenten

A

avec ce message, la marque fait la promesse suivante à ses consommateurs:…

51
Q

een boodschap

A

un message

52
Q

doeltreffend

A

efficace, percutant

53
Q

herformuleren

A

reformuler

54
Q

een boodschap doorgeven

A

faire passer un message

55
Q

een usp / een belofte

A

une promesse

56
Q

deze boodschap richt zich tot…

A

ce message s’adresse à…

57
Q

deze advertentie is bestemd voor…

A

cette annonce est destinée à

58
Q

met deze reclame, bereikt het merk…

A

avec cette publicité, la marque atteint / touche…

59
Q

het doelpubliek van deze reclame is /zijn…

A

le public ciblé par cette publicité est / sont…

60
Q

zich zichten tot

A

s’adresser à

61
Q

bestemd zijn voor

A

être destiné à

62
Q

bereiken

A

atteindre / toucher

63
Q

het doelpubliek

A

le public ciblé / la cible

64
Q

als doelgroep kiezen

A

cibler

65
Q

een consument

A

un consommateur / une consommatrice

66
Q

een koper

A

un acheteur / une acheteuse

67
Q

een man / een vrouw

A

un homme / une femme

68
Q

een jongere

A

un jeune

69
Q

een senior

A

un senior

70
Q

de doelstellingen van deze reclame zijn…

A

les objectifs de cette publicité sont…

71
Q

het doel van de campagne is om…

A

l’objectif de la campagne est de (+verbe)

72
Q

deze advertentie heeft als doel om…

A

cette annonce a pour objectif de…

73
Q

deze campagne heeft als doel om…

A

cette campagne vise à…

74
Q

met deze campagne wil het merk…

A

avec cette campagne, la marque veut…

75
Q

een doelstelling

A

un objectif

76
Q

een doel

A

un but

77
Q

nastreven, als doel hebben

A

viser à

78
Q

een product lanceren

A

lancer un produit

79
Q

een dienst kenbaar maken

A

faire connaître un service

80
Q

een nieuwe variant lanceren

A

lancer une nouvelle variante

81
Q

de website laten bezoeken

A

faire visiter le site web

82
Q

aan het imago werken / het imago bijsturen

A

travailler sur l’image

83
Q

sensibiliseren

A

sensibiliser

84
Q

doen kopen

A

faire acheter