Module 1: Produits Flashcards
een machine
une machine
een apparaat
un appareil
een werktuig
un outil
een huishoudelijk artikel
un ustensile
een systeem
un système
een nieuwigheid, iets nieuws
une nouveauté
een artikel
un article
een ding
une chose
een object
un objet
een uitvinding
une invention
een gadget
un gadget
een accessoire
un accessoire
toelaten/ mogelijk maken om + inf
permettre de + inf
iets toelaten/ mogelijk maken
permettre + article + substantif
servir à + article + substantif
dienen voor + inf
servir à + inf
nuttig zijn om
être pratique pour
met behulp van/ aan de hand van
à l’aide de
dankzij
grâce à
een functie
une fonction
gebruiken
utiliser / employer / se servir de
een gebruik
une utilisation / un usage
een gebruiker
un utilisateur / une utilisatrice
een nut
une utilité
verslijten
user
een slijtage
une usure
een gebruik, een besteding
un emploi
een gebruiksaanwijzing
un mode d’emploi
een doelgroep
une cible
een consument
un consommateur / une consommatrice
gewaardeerd worden voor
être apprécié par
bevallen
plaire à
verleiden
séduire
interesseren
intéresser
een groot succes kennen bij
connaître un grand succes auprès de
zich richten tot
s’adresser à
bestemd zijn voor
être destiné à
gemaakt zijn voor
être fait pour
geschikt zijn voor
convenir à
groot / klein / hoog / breed / lang zijn
être grand / petit / haut / large / long
2 meter hoog zijn
faire 2 mètres de haut
faire 2 mètres de hauteur
être haut de 2 mètres
avoir une hauteur de 2 mètres
een hoogte
une hauteur
een lengte
une longueur
een breedte
une largeur
de grootte, het formaat
la taille
de afmeting
la dimension
bedragen
être de
een vierkant
un carré
vierkant
carré
een rechthoek
un rectangle
rechthoekig
rectangulaire
een driehoek
un triangle
driehoekig
triangulaire
een cirkel
un cercle
cirkelvormig
circulaire
een schijf
un rond
rond
rond