Module 3: L'entreprise et son identité visuelle Flashcards
een onderneming, bedrijf
une entreprise
kleine of middelgrote onderneming
une petite et moyenne entreprise (PME)
een ondernemer
un entrepreneur, une entrepeneuse
ondernemen, beginnen
entreprendre
ondernemingszin hebben
avoir l’esprit d’entreprise
een maatschappij
une société
een firma
une firme
een vereniging
une association
een vennoot, vennote
un associé, une associée
een fabriek
une usine
sluiting (van een fabriek) <-> opening
une fermeture (d’usine) <-> une ouverture
(economische) sector
un secteur (économique)
in de … sector
dans le secteur de …
een bedrijf oprichten
fonder une entreprise, créer une entreprise
de oprichting van een bedrijf
la fondation d’une entreprise, la création d’une entreprise
de (mede)oprichter
le (co)fondateur
(start) kapitaal
un capital (de départ)
plaats, locatie, ligging
un emplacement
zich vestigen
s’implanter
een vestiging
une implantation
milieu
l’environnement (m.)
van het milieu, milieu-
environnemental, environnementale
grondstoffen
les matières premières (f.)
het op de markt brengen van een product
le lancement d’un produit
de marktleider
le leader du marché
de wereldleider in de sector, de nummer 1 in de sector <-> de uitdager
le leader mondial du secteur, le numéro un du secteur <-> le challenger
zich onderscheiden van
se démarquer, se différencier de
vernieuwen, innoveren
innover
vernieuwend, innovatief
innovant, innovante
vernieuwing, innovatie
une innovation
vernieuwend, baanbrekend <-> conservatief
innovateur, innovatrice (personnes) <-> conservateur, conservatrice
(een markt) veroveren
conquérir (un marché)
verovering van een markt
une conquête (de marché)
een marktaandeel
une part de marché
een marktaandeel van ..% bezitten
détenir une part de marché de …%
uitbreiding van het bedrijf
une expansion de l’entreprise
uitbreiden
prendre de l’expansion, s’élargir
cijfer
un chiffre
zakencijfer
une chiffre d’affaires (C.A.)
bedragen
s’élever à, être de
bereiken
atteindre
het zakencijfer bedraagt…
le chiffre d’affaires s’éleve à, est de , atteint…
groei
la croissance
groeien
croître
winst
un bénéfice
verlies
une perte
personeelsbestand
l’effectif, les effectifs
een medewerker
un collaborateur, une collaboratrice
meewerken aan…
collaborer à
leiden
diriger
leiding
la direction
leider
un dirigeant, une dirigeante
directeur
un directeur, une directrice
failliet gaan
faire faillite
lettertype, font
une police (de caractères)
omwerking, herziening
une refonte
iemand ertoe brengen om
amener qqn à
zin hebben in
avoir envie de
uitrollen, toepassen
déployer
beschikken over
disposer de
oproepen
évoquer
aanwenden, gebruiken
mettre en oevre
weergeven, voorstellen
répresenter
begeerlijk
désirable
smakelijk, lekker
savoureux, savoureuse
geen halve maatregelen nemen
ne pas y aller avec le dos de la cuillière
een voorwaarde vervullen
une conditon -> remplir une condition
snoepwinkel, snoepproducent
la confiserie
geloofwaardigheid
la crédibilité
een kruis
la croix
een verpakking
un emballage
een studie
une étude
het grootse deel van
l’essentiel de la production
= la plus grande partie de …
een label, keurmerk
un label
een legende, verklarende tekst
une légende (ici): petit texte explicatif, sorte de sous-titre
de wetgeving
la législation
de wet
la loi
een berg
le mont (+ nom propre)
= une montagne
een zuivelproduct
le produit laitier
een regel
la règle
het vakmanschap
le savoir-faire
Alpijns
alpin (adj.) = des Alpes
goed gevestigd
bien établi = bien installé
kenmerken, symbolisch
emblématique
minimalistisch, zuiver, eenvoudiger
épuré, épurée
onverstaanbaar
incompréhensible
strikt
strict, stricte
verplaatsen, delokaliseren
délocaliser
graveren
graver
opleggen
imposer (une règle par ex.)
wetgeven
légiférer
schaden, schadelijk zijn voor
nuire à = être nuisible à
men weet niet wat de toekomst brengt voor
On ne sait pas ce qui aviendra de = de quoi est fait l’avenir de
verstoren
perturber
zich schikken, zich aanpassen
se conformer = se rendre conforme
bepalen
stipuler
opwekken, veroorzaken
susciter =entraîner
met goede/slechte bedoelingen
à bon/ mauvais escient
zelfs, laat staan
voire (à ne pas confondre avec le verbe ‘voir’)
een stripverhaal
une bande dessinée
een slavernij
un esclavage
een slaaf
un esclave
een erfenis
un héritage
een strijd
une lutte
een butler
un majordome
een huisvrouw
une ménagère
innemend
avenant, -e
storend
dérangeant, -e
ongepast
innapproprié, -e
in de nasleep van
dans la foulée de
rondgaan
devenir viral