Module 1: La vie d’étudiant Flashcards
een huurmarkt
un marché locatif
Een grootte
une taille
Grenzen aan, (ici) ongeveer, circa
avoisiner
bevatten,omvatten
comporter
Overschrijden
Dépasser
Voorrang geven aan,verkiezen
Privilégier
Aan boord gaan, betrokken te raken
s’embarquer
Kijken naar, zich buigen over
Se pencher sur
Beslissend
Décisif
< décider
Verwaarloosbaar
Négligeable
Ruim
Spacieux
Gespannen
Tendu
Aan het floreren, in volle groei
Être en plein boum
= être en plein essor
Lessen trekken uit, inzichten krijgen
Tirer des enseignements
Een bondgenoot
Un allié
Een voortgang
Un avancement
< avancer
Lasten, kosten
Des charges
Een vervaldatum
Une date de péremption
Een uitgave
Une dépense
Een verspilling
Une gaspillage
< gaspiller
Een beheer
Une gestion
< gérer
Een melding
Une notification
Een vriend
Un pote (fam.)
Verfijnen
Affiner
Berispen, zich laten berispen
Gronder, se faire gronder
Verdelen
Répartir
< une répartition
Elkaar helpen
S’entraider
Bewaken
Surveiller
Downloaden
Télécharger
Voedsel-
Alimentaire
Doeltreffend
Efficace
Noodlottig
Fatidique
Niet verkocht
Invendu
Tegen lage prijzen verkopen
Brader à bas prix
De handen uit de mouwen steken
Mettre la main à la pâte
In stille modus zetten
Passer en silencieux
Gek worden
Péter un câble
75%
Trois quarts
67%
Deux sur trois
50%
Un sur deux, la moitié
Een zoekertje, een vacature
Une annonce
Een job, een baan
Un boulot
Een bijdrage, een premie
Une cotisation
Hoger onderwijs
Enseignement supérieur
Een jobstudent
Un étudiant jobiste
Een huur
Un loyer
Met elkaar laten concurreren
Mise en concurrence
Een aanbod, een jobaanbod
Une offre, une offre d’emploi
Een uitje
Une sortie
Een detailhandel
Une vente en détail
Behoren tot
Appartenir à
Wijden aan
Consacrer
Betreuren
Déplorer
Aannemen
Embaucher
Financieren
Financer
Bereiken
Parvenir à
Missen,mislopen
Rater
Verminderen
Réduire
Overeenkomen met
S’accorder avec
Onhoudbaar
Intenable
Non-profit
Non-marchand