Module 3: Fiche d'identité de l'entreprise Flashcards

1
Q

Het bedrijf werd opgericht door … in …

A

L’entreprise a été créée par … en …
L’entreprise a été fondée par … en …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het bedrijf bestaat sinds…

A

La société existe depuis…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het bedrijf heeft zijn 10-jarig bestaan gevierd.

A

La société a fêté ses 10 ans d’activité/ son dixième anniversaire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De oprichting/ stichting dateert van…

A

La création date de …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De stichting heeft plaatsgevonden in …

A

La fondation a eu lieu (avoir lieu) en …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het bedrijf heeft als activiteit: de productie, de distributie, …

A

L’entreprise a pour activité: la production, la distribution, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het bedrijf verzekert de verkoop van…

A

La société assure la vente de …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het bedrijf is gespecialiseerd in…

A

La société est spécialisée dans…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het bedrijf levert diensten aan…

A

La société fournit des services à…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het bedrijf maakt deel uit van de publieke sector/ de privésector.

A

L’entreprise fait partie du secteur public/privé.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het bedrijf is actief in de bouwsector, in de distributiesector, de voedingssector, wervingssector…

A

L’entreprise est active dans le secteur du bâtiment, le secteur de la distribution, le secteur alimentaire, le secteur du recrutement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een product lanceren, op de markt brengen

A

lancer un produit, mettre un produit sur le marché

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zijn gamma uitbreiden

A

étendre/ élargir sa gamme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het product wordt verkocht onder de merknaam

A

Le produit se vend sous la marque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het bedrijf heeft als missie…

A

L’entreprise a pour mission de + verbe à l’infinitif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De bescherming van het mileu, het respect voor de mensen vormen/ zijn hun belangrijkste waarden

A

La protection de l’environnement, le respect des gens,.. constituent leurs valeurs les plus importantes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sinds de stichting, streeft de onderneming een duidelijke visie na:

A

Depuis sa création, l’entreprise poursuit une vision très claire: devenir l’entreprise…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het product wordt verkocht in…

A

Le produit se vend dans

19
Q

Het product wordt op de markt gebracht, verkocht in …

A

Le produit est commercialisé dans…

20
Q

in concurrentie zijn met/concurreren met

A

être en concurrence avec/ concurrencer/faire concurrence à

21
Q

een concurrent

A

un concurrent

22
Q

zich positioneren als

A

se positionner comme

23
Q

een belangrijke plaats innemen

A

occuper une place importante

24
Q

…% van de Belgische markt bezitten

A

détenir… % du marché belge

25
Q

een markt veroveren

A

conquérir un marché

26
Q

zijn plaats versterken

A

renforcer sa position sur le marché

27
Q

zich onderscheiden van

A

se démarquer de, se differencier de

28
Q

Het bedrijf is gesitueerd in …

A

La société est situéé à/en/aux

29
Q

de locatie van het bedrijf

A

l’emplacement de la société

30
Q

Het bedrijf is gevestigd in…

A

L’entreprise s’est implantée à/en/aux

31
Q

de werkplek

A

le lieu de travail

32
Q

Het bedrijf heeft als doel…

A

La société a pour objectif de + infinitif

33
Q

De doelstelling van het bedrijf is om te …

A

L’objectif de l’entreprise est de + infinitif

34
Q

groeien, uitbreiden

A

prendre de l’expansion

35
Q

zijn/ haar activiteiten uitbreiden

A

étendre ses activités

36
Q

nieuwe markten veroveren

A

conquérir de nouveaux marchés

37
Q

De omzet is…

A

Le chiffre d’affaires est de … millions d’euros.

38
Q

De omzet bedraagt…

A

Le chiffre d’affaires s’élève à…

39
Q

De omzet bereikt…

A

Le chiffre d’affaires atteint…

40
Q

Het bedrijf brengt een omzet teweeg van …

A

L’entreprise génère… un chiffre d’affaires de…

41
Q

Het bedrijf maakt winst

A

L’entreprise réalise des bénéfices

42
Q

Het bedrijf maakt verlies

A

L’entreprise connaît des pertes, un déficit

43
Q

Het bedrijf stelt… tewerk.

A

L’entreprise compte … collaborateurs

44
Q

Hij heeft een staf van … personen

A

L’entreprise a un effectif de … personnes