Migratie Flashcards

1
Q

Neoklassieke Economische theorie (Macro Theorie)

A

Volgens deze theorie en haar uitbreidingen wordt internationale migratie veroorzaakt door geografische verschillen in de vraag naar en het aanbod van arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neoklassieke Economie (micro theorie)

A

Mensen kiezen ervoor om te verhuizen naar de plaats waar ze het productiefst kunnen ze zijn, maar ook waar ze hogere lonen kunnen krijgen > individuele keuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nieuwe economie van migratie

A

Houdt rekening met de omstandigheden op verschillende markten, niet alleen de arbeidsmarkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Theorie van het Duale Arbeidsmarkt

A

Er is een tweedeling in de industriële samenleving tussen primaire en secundaire sectoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wereldsysteem theorie

A

Het stelt dat internationale migratie plaatsvindt van de periferie naar het centrum van het wereldsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Netwerktheorie

A

Migrantennetwerken zijn persoonlijke banden die migranten, voormalige migranten en niet migranten met elkaar verbinden door onder meer vriendschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Institutionele theorie

A

Eens de internationale migratie op gang is gekomen, duiken privé-instellingen en vrijwilligersorganisaties op om te voldoen aan de vraag die ontstaat door het onevenwicht tussen grote aantal mensen dat toegang zoekt tot rijke landen en het beperkte aantal immigrantenvisa die deze rijke landen aanbieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Theorie van cumulatieve causaliteit

A

Causatie is cumulatief betekent dat elke keer als iemand migreert, de sociale omgeving verandert waarin toekomstige migratiebeslissingen worden genomen. Deze veranderingen maken het vaak waarschijnlijker dat er meer mensen zullen migreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

6 sociaaleconomische factoren die migratie beïnvloeden

A
  • inkomensverdeling
  • verdeling van het land
  • organisatie van de landbouw
  • cultuur
  • de regionale verdeling van menselijk kapitaal
  • sociale betekenis van werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Push factoren

A

Deze factoren verwijzen naar de omstandigheden in het land van herkomst die mensen aanzetten om te migreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pull-factoren

A

verwijzen pull-factoren naar de aantrekkingskracht van het ontvangende land die migranten aantrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bonding sociaal kapitaal

A

Tussen mensen binnen de lokale gemeenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bridging sociaal kapitaal

A

Tussen mensen binnen de lokale gemeenschap en mensen buiten de lokale gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 fundamentele kenmerken van industriële samenlevingen en hun economieën

A
  • Structurele inflatie: De kosten voor werkgevers om de lonen te verhogen van laaggeschoolde werknemers aan te trekken zijn meestal hoger dan het importeren van arbeidsmigranten die lage lonen accepteren
  • Motivatieproblemen: Werkgevers hebben werknemers nodig die een baan op het ‘laagste’ niveau alleen zien als middel om geld te verdienen, zonder gevolgen voor status of prestige
  • Economisch dualisme: Lage lonen en onstabiele omstandigheden maken het moeilijk om autochtone werknemers in de secundaire sector aan te trekken die al worden aangetrokken tot de primaire sector, waar de lonen hoger zijn
  • Demografie van arbeidsaanbod: stijgend evraag naar arbeidsmigranten omdat er bv een stijging is in het aantal echtscheidingen of stijgingen in mensen die onderwijs krijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly