Mentaliseren Flashcards

1
Q

wat is mentaliseren

A

algemene bewustzijn van mentale toestanden (sociaal-emotioneel-cognitief), hoe deze eigen en andermans gedrag beïnvloeden en dit gebruiken om te anticiperen/reageren op eigen/andermans gedrag Naast denken over denken, denken over voelen. Of nog: het vermogen om onszelf te zien van buitenaf en anderen te begrijpen van binnenuit. Belangrijk voor: affectregulatie (begrijpen oorzaak emoties), zelfregulatie (begrijpen oorzaak gedrag en sociale relaties (begrijpen reactie anderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mindfulness vs mentaliseren

A

= Het bewust aanwezig zijn in het huidige moment zonder te oordelen. Het gaat om het opmerken van gedachten, emoties en lichamelijke sensaties zoals ze zijn, zonder ze meteen te willen veranderen.
Voorbeeld: Tijdens een sessie merkt een cliënt dat hij zich gespannen voelt en oefent hij met een ademhalingsoefening om in het moment te blijven, in plaats van direct in paniek te raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Theory of Mind (TOM) vs mentaliseren

A

= Het vermogen om te begrijpen dat anderen aparte gedachten, gevoelens en overtuigingen hebben die kunnen verschillen van de eigen.
Voorbeeld: Een cliënt realiseert zich dat zijn partner niet boos op hem is, maar gestrest is vanwege werk, en dat de partner daarom afstandelijk reageerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Empathie vs mentaliseren

A

Het vermogen om de emoties van een ander te herkennen, te begrijpen en mee te voelen, zonder het eigen perspectief te verliezen.
Voorbeeld: Een therapeut toont empathie door te zeggen: “Ik zie hoe moeilijk dit voor je is en hoe zwaar dit moet voelen.” Dit helpt de cliënt zich begrepen te voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zelfreflectie vs mentaliseren

A

= Het vermogen om kritisch naar je eigen gedachten, emoties en gedrag te kijken, om inzicht te krijgen in je eigen functioneren.
*Voorbeeld: Een cliënt bespreekt hoe hij steeds terugkerende conflicten op zijn werk heeft en vraagt zich af hoe zijn eigen gedrag daarbij een rol speelt.
*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reflectief f(x) vs mentaliseren

A

= Een specifiek, bewuste vorm van nadenken over mentale toestanden in een hechtingsrelatie, vaak gericht op hoe emoties en gedachten bij zichzelf en anderen met elkaar samenhangen.
Voorbeeld: Een cliënt die vroeger verwaarlozing heeft ervaren, herkent dat zijn boosheid op zijn partner eigenlijk voortkomt uit angst om verlaten te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg mentaliseren als multidimensioneel concept uit

A
  1. impliciet/automatisch vs expliciet/gecontroleerd
  2. intern vs extern gebaseerd
  3. cognitief vs affectief
  4. zelf vs ander

(bekijk sv voor verdere bescpreking per continuüm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat wordt er bedoeld met
1. sense of self
2. sense of others
3. sense of agency

A
  1. Mentaliseren helpt kinderen een gevoel van eigen identiteit te ontwikkelen door bewust te worden van hun gedachten en emoties en hoe deze zich onderscheiden van die van anderen.
    *Bijvoorbeeld: Een kind dat merkt dat zijn eigen verdriet niet hetzelfde is als de boosheid van zijn ouder, leert onderscheid maken tussen zichzelf en anderen.
    *
  2. Door te mentaliseren leert een kind de innerlijke wereld van anderen begrijpen, wat cruciaal is voor het aangaan van relaties.
    Bijvoorbeeld: Een kind begrijpt dat een vriend verdrietig is omdat hij zijn speelgoed kwijt is, ook al is het kind zelf blij.
  3. Dit is het besef dat je eigen gedachten, gevoelens en acties invloed hebben op de wereld om je heen. Mentaliseren ondersteunt dit door je bewust te maken van hoe jouw gedrag verband houdt met je intenties en de reacties van anderen.
    Bijvoorbeeld: Een kind ontdekt dat troosten (actie) een vriend kan helpen om zich beter te voelen (gevolg).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bespreek de ontwikkelingslijn van mentaliseren voor 0 - 1 jarigen

A
  • emotiedifferentiatie
  • bewegingspel
  • spel met voorwerpen
  • joint attention
  • teleologische modus
  • social referencing (11-12m)
  • psychische equivalentie modus/social agent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bespreek de ontwikkelingslijn van mentaliseren voor 1 - 3 jarigen

A
  • intern werkmodel (15-18m)
  • zelfbewustzijn (18m)
  • fantasie-/doe-alsof spel (2-3j)
  • pretend modus
  • the self as intentional agent
  • suspension of disbelief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bespreek de ontwikkelingslijn van mentaliseren voor 3 - 4 jarigen

A
  • andermans gevoelens identificeren
  • impliciet mentaliseren
  • the self as mentalizing agent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bespreek de ontwikkelingslijn van mentaliseren voor 4 - 5 jarigen

A
  • TOM
  • zelfbeschrijvingen adhv fysieke kenmerken en voor- en afkeuren
  • the self as representational agent
  • integratieve modus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bespreek de ontwikkelingslijn van mentaliseren voor 5 - 6 jarigen

A
  • zelfbeschrijvingen adhv ervaringen en vaardigheden
  • beter begrip van xomplexe sociale regels en omgaan met sociale aanvaarding, inclusie eb exclusie (Kohlberg 6stages of moral dev.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bespreek de ontwikkelingslijn van mentaliseren voor 6 - 7 jarigen

A
  • zelfbeschrijvingen adhv kwaliteiten
  • complee emoties
  • regelspel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bespreek de ontwikkelingslijn van mentaliseren voor 7 - 12 jarigen

A

beter begrip van relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bespreek de ontwikkelingslijn van mentaliseren voor 12 - 22 jarigen

A

Bij adolescenten werkt het emotionele “gas” krachtig, terwijl de cognitieve “remmen” (cognitieve controle) nog niet volledig ontwikkeld zijn. Dit verklaart het impulsieve gedrag, de emotionele intensiteit en de verhoogde gevoeligheid voor sociale situaties in deze levensfase.

  1. Versnelling in emotionele reactiviteit (Affective Node)
    o De “emotionele motor” is al volledig actief sinds de geboorte, wat betekent dat sterke emoties zoals woede, verdriet of enthousiasme snel worden opgeroepen.
    o Deze “motor” wordt in de adolescentie nog krachtiger door hormonale veranderingen en versterkte activiteit in het limbische systeem (bijvoorbeeld de amygdala).
    o Hierdoor ervaren jongeren intense emoties en zoeken ze vaker naar risicovol gedrag of sensatie.
  2. Ongelijkmatige ontwikkeling van controle (Prefrontale Cortex)
    o De rem (cognitieve controle, plannen, impulsbeheersing) in de prefrontale cortex is nog in ontwikkeling en is pas volledig gerijpt rond 22-24 jaar.
    o Dit betekent dat adolescenten vaak moeite hebben met het reguleren van hun emoties, nadenken over lange-termijngevolgen, en impulsief handelen in risicovolle situaties.
  3. Detectiemodus
    o Adolescenten hebben een sterk gevoelig “detection node” systeem, wat hen hyperalert maakt op sociale signalen zoals kritiek of afwijzing.
    o Dit maakt hen vatbaarder voor peer pressure en sociale onzekerheid.
  4. Cognitieve Rijping
    o Het vermogen tot abstract denken, perspectief nemen en probleemoplossing groeit in deze periode, maar is niet altijd consistent door de impact van emotionele pieken.
17
Q

wat is de **functie van spel en speelsheid **in sociaal-emotionele ontwikkeling en het mentaliserend vermogen? KENNEN

A
  • reguleert negatieve affecten en vermindert stress
  • helpt om majeure levensgebeurtenissen te verwerken
  • integreert nieuwe informatie op een affectieve en cognitieve manier (betekenisverlening)
  • creëert ruimte om te experimenteren met nieuw gedrag en nieuwe oplossingen
  • laat toe te experimenteren met rollen/ functies/ nieuwe domeinen en deze integreren in de identiteit, bijv. genderrollen
  • is een communicatiekanaal, en tevens een medium voor narratieve transformatie
  • stimuleert fantasie en creativiteit
  • stimuleert de ontwikkeling van empathie
18
Q

Geef de positieve beïnvloeders van mentaliserend vermogen

A

Ouderlijk mentaliserend vermogen:
* Interesse in de innerlijke wereld van het kind en emotionele beschikbaarheid.
* Kijken voorbij gedrag om gevoelens en ervaringen te begrijpen.
* Spelen, grappen en fantaseren samen met het kind.
* Reflectie op gedachten en gevoelens van het kind, zelfs bij onzekerheid.
* Helpen emoties te benoemen en verhalen te vormen over ervaringen.
* Erkennen van het perspectief van het kind, ook als het verschilt van het eigen.
* Bewustzijn en regulatie van eigen emoties in interactie met het kind.
* Inzicht in eigen invloed op de emoties en beleving van het kind.

19
Q

Geef de negatieve beïnvloeders van mentaliserend vermogen

A
  • Focus op gedrag zonder aandacht voor de innerlijke ervaring van het kind.
  • Overmatig beschuldigen of schuld zoeken bij het kind.
  • Controlerend gedrag door een autoritaire opvoedstijl.
  • Ongecontroleerde emoties tonen, zonder bewustzijn van de impact op het kind.
  • Negatieve interpretaties over het kind, zoals misplaatste beschuldigingen (bijv. “huilt om mij te straffen”).
  • Gebrekkige zelfzorg, zoals obsessief proberen het kind te begrijpen zonder grenzen te stellen.
20
Q

wat zijn de moeilijkheden bij** ouderlijk mentaliseren?**

A
  1. Een chronische breakdown in mentaliseren (‘conflict’) Bijv. in de context van armoede, immigratie, of echtscheiding
  2. Een onderontwikkeling van het mentaliserend vermogen (‘defect’) Bijv. via intergenerationele overdracht

(bekijk de ‘illustratie’ in de samenvatting p24)

21
Q

Willen we “super-mentaliseerders” als ouders ?

A

Het mentaliserend vermogen fluctueert voortdurend onder invloed van stress en arousal (bijv. vermoeidheid, cognitieve belasting, emotionele druk).
Voorbeeld: Tinnes ouders waren moe van de kermis en voelden sociale druk om vrienden te entertainen.
Dus dat is niet mogelijk.

  • Onderzoek toont dat “gewoon goede” ouders slechts 30% van de tijd hun kind goed aanvoelen.
    Fonagy & Allison (2012): Familie-interacties zijn emotioneel intens en stimuleren dagelijks verlies van mentaliseren.
  • Ontwikkelingswaarde: Mismatches helpen kinderen arousal reguleren, frustratie verdragen en zelfbeheersing ontwikkelen.
  • Tronick (2007): Fouten in interactie en herstel ervan bevorderen zelfontwikkeling en positieve emoties.
  • Midgley et al. (2007): Het herkennen en herstellen van misverstanden is cruciaal voor duurzame relaties.
22
Q

Wat is de invloed van het vastzitten in een modus (teleologisch, psychische equivalentie en pretend modus) op de ontwikkeling van mentaliserend vermogen?

A
  1. Teleologische modus (quick-fix thinking): Problemen worden alleen opgelost via directe fysieke actie, zonder aandacht voor onderliggende emoties. Voorbeeld: “Eerst zien, dan geloven.”
    o Voorbeeld: Een ouder troost een huilend kind alleen door een snoepje te geven, zonder te vragen waarom het verdrietig is.
    o Voorbeeld: “Je bent niet echt boos, kijk maar, ik geef je nu iets leuks.”
  2. Psychische equivalentie modus (inside-out thinking): Interne ervaring wordt gelijkgesteld aan externe realiteit: “Ik denk/voel [x], dus het is zo.” Geen ruimte voor andere perspectieven; controlerend en beschuldigend gedrag tegenover het kind.
    o Voorbeeld: “Jij kijkt boos, dus je bent tegen mij!” (ook al is het kind gewoon moe of in gedachten).
    o Voorbeeld: Een ouder zegt: “Ik voel dat je liegt, dus dat is zo,” zonder bewijs of ruimte voor het kind om uit te leggen.
  3. Alsof modus (elephant-in-the-room thinking): Ontkoppeling tussen interne en externe realiteit. Schijnbaar mentaliserend taalgebruik zonder betekenisvolle verbinding: “veel geblaat, weinig wol.”
    o Voorbeeld: “Alles is oké, we hebben erover gepraat” (terwijl de echte emoties niet benoemd zijn).
  4. Individuele verschillen bij kinderen: Sommige kinderen (bijv. prematuur geboren, moeilijk temperament, complex trauma) hebben meer nodig dan ‘goed genoeg’ ouderschap.
  5. Eisen stellen aan het team: Verwachten van snelle oplossingen, boosheid bij uitblijven van resultaten. Focus op het kind als probleem, zonder aandacht voor diens innerlijke beleving.