Meninius Agrippa 2 Flashcards
medius
media, medium: middelste; in het midden van
dare
do, dedi, datum: geven
frui
fruor, fructus sum +abl.: genieten
ne
+ conj : dat niet; om te voorkomen dat
manus
manus: 1 de hand 2 de groep 3 het gezag
os
oris: 1 de mond 2 het gezicht
ferre
fero, tuli, latum: 1 dragen 2 brengen 3 dulden 4 vertellen
accipere
accipio, accepi, acceptum: aannemen
conficere
conficio, confeci, confectum: 1 vervaardigen 2 verzamelen
ira
irae: de woede
dum
+ind. terwijl, zolang, zodat
fames
famis: de honger
velle
volo, volui, -: willen
totus
tota, totum: heel
corpus
corporis: het lichaam
venire
venio, veni, ventum: komen
quoque
ook
haud
niet
magis
meer
alere
alo, alui, altum: voeden
reddere
reddo, reddidi, redditum: teruggeven
vivere
vivo, vixi, -: leven
docere
doceo, docui, doctum: leren
similis
similis, simile +gen/dat: gelijk aan
flectere
flecto, flexi, flexum: 1 buigen 2 van mening doen veranderen
mens
mentis: 1 het verstand 2 de gedachte