Marketing Flashcards
0
Q
Impuls opwelling
A
Impulse
1
Q
Winkelwagen
A
Trolley
2
Q
Met de klok mee
A
Clockwise
3
Q
Gangpad
A
Aisle
4
Q
Ingemaakt voedsel
A
Preserved food
5
Q
Uitstalling
A
Display
6
Q
Kleine winstmarge
A
Low-profit margin
7
Q
Verleidelijk
A
Tempting
8
Q
Levensmiddel voedingsmiddel
A
Foodstuff
9
Q
Opstapelen
A
Stack
10
Q
Snuffelen grasduinen
A
Browse
11
Q
Verhogen opdrijven
A
Boost
12
Q
Met Merknaamlabel
A
Branded
13
Q
Uitstallen
A
Display
14
Q
Deuken
A
Dent
15
Q
Verstrijken verlopen
A
Elapse
16
Q
Overvloed
A
Abundance
17
Q
Voorraad bewaren van , inslaan
A
Stock
18
Q
Knipperen
A
Blink
19
Q
Kassa
A
Checkout
20
Q
Te slim af zijn
A
Outsmart
21
Q
Uitstalkast, vitrine
A
Case
22
Q
Voornaamste kazen
A
Stapel cheeses
23
Q
Neurien
A
Hum
24
Q
Betoverend, geboeid
A
Enthralled
25
Q
Loslaten, de vrije loop laten
A
Unleash
26
Q
Gedurfd
A
Audacious
27
Q
Reclamebureau
A
Advertising agency